|
Ravage
#16 |
●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2004 ● Overzicht
#16 Het geloof in het paradijs
Aan de hand van het honderd jaar geleden geproduceerde linkse tijdschrift 'De Nieuwe Tijd' blijkt maar weer eens dat hooggestemd idealistisch gefilosofeer zonder praktische toets eigenlijk niets dan gebroken illusies en papierverspilling voort brengt.
Tekst Carl Versteeg
Er is waarschijnlijk geen periode in de Nederlandse geschiedenis geweest, waarin de discussies ter linkerzijde van het politieke spectrum zo heftig en breed zijn gevoerd als rond 1900. Het socialisme begon in die tijd voor het eerst echt populair te worden binnen brede kringen van Nederlandse arbeiders en intellectuelen. Tegenover deze groeiende populariteit stond echter dat 'het socialisme' in die tijd niet meer was dan een etiket voor een bibliotheek vol vage theorievorming. Er bestond immers nog op geen enkele manier een reëel socialisme. Er was nog geen staat die zich socialistisch noemde, nee, er was zelfs in de wijde omgeving nog geen coalitieregering te bekennen, waar een zelfbenoemde socialist zich aan de één of andere macht conformeerde.
Het juiste pad Zo machteloos en divers als de linkse bewegingen van die tijd in de praktijk eigenlijk waren, zo hoopvol en overtuigd van het eigen gelijk waren ze in de boeken en artikelen die ze publiceerden. Hierdoor bloeiden er rond die bewuste eeuwwisseling in de kolommen van de linkse bladen vurige discussies op tussen sociaal-democraten en anarchisten, utopisten versus marxisten, radicalen versus reformisten. Men probeerde elkaar en de lezers er van te overtuigen dat Het Juiste Pad binnen handbereik was. Afgaande op de toonzetting van het debat leek het erop dat al die linkse denkers voor zichzelf bezig waren om een soort wetenschappelijke toverformule uit te vinden, die ze op de maatschappij los konden laten. Alsof, zodra zij de juiste woorden en getallen voor hun theorie hadden weten te vinden en 'even' iedereen van hun gelijk hadden overtuigd, een betere wereld, nee, het paradijs op aarde, binnen handbereik lag. Het leek binnen progressieve kringen in die tijd bijna alsof politiek een exacte wetenschap was en de totale maakbaarheid van de maatschappij geen politieke overtuiging, maar een vaststaand feit. Al dat diepzinnig gefilosofeer en al die demonstraties van gebrek aan eenheid binnen de linkse beweging, kwamen de redacties en uitgevers van de linkse massabladen, die mede ook bedoeld waren om propaganda voor het socialisme te verspreiden onder de arbeiders, natuurlijk niet erg goed uit. Daarom werd in 1896 besloten om het massablad 'De Sociaaldemokraat' van de ellenlange, theoretische uiteenzettingen van prominente linkse denkers te bevrijden. Dit door een apart tijdschrift voor deze discussies op te richten, genaamd 'De Nieuwe Tijd'.
Prominenten De grote man achter de oprichting van De Nieuwe Tijd was Frank van der Goes, die eerder al een sleutelrol had gespeeld bij verschillende zowel politieke als culturele vernieuwingsbewegingen in Nederland. Van de Algemeen Kiesrechtbeweging, via de arbeidersbeweging (bij de oprichting van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij), tot en met de literaire beweging de Tachtigers (als redacteur van de Nieuwe Gids). Hoewel De Nieuwe Tijd qua oplage, met maar een paar honderd abonnees, eigenlijk altijd in de marge zou blijven opereren, werd het wel vanaf het allereerste nummer door vrijwel alle prominenten uit de linkse beweging van die tijd besprongen. Zoals Henriëte Roland Holst, Van der Goes, Pannekoek, Gorter, Heijermans en Sneevliet, die het blad aangrepen om hun theoretische discussies in uit te vechten. Het gevolg hiervan is dat de jaargangen zich tegenwoordig vooral laten lezen als een ultieme bron over die tijd, als een soort kroniek van de linkse beweging in de decennia rond die bewuste eeuwwisseling. In het bijzonder omtrent al haar opsplitsingen, met hierbij natuurlijk als zwaartepunt de uiteindelijke splitsing tussen de sociaal-democratie en het communisme.
Theorievorming Om die reden publiceerde de socioloog Henny Buiting eind vorig jaar, met de oude jaargangen als basis, een bijna bijbeldikke studie, onder de titel 'De Nieuwe Tijd - Sociaaldemokratisch Maandschrift. - 1896-1921 - Spiegel van socialisme en vroeg communisme in Nederland'. In deze studie wordt uitermate gedetailleerd de theoretische discussies over de meest uiteenlopende zaken, van vakbonden en stakingen, parlementaire of revolutionaire politiek, via kunst en literatuur, tot en met seksualiteit en het huwelijk, in kaart gebracht. Op al die onderwerpen zie je keer op keer weer die drang tot theorievorming en bij de meeste deelnemers het bijna blinde geloof dat, ondanks het lijden van de arbeidersklasse in die tijd, die betere wereld binnen handbereik ligt. 'O te leven in dezen schoonsten tijd,/ Nu men zich ieder ogenblik kan geven/ Aan de mensheid', om Gorter maar eens te citeren, 'Het socialisme groeit./ Breed wordt zijn rots! / O zoetste tijden die veranderen! O zoete tijden die zijn van nu.' Ja, ze stonden oog in oog met de wereldrevolutie en het paradijs lag om de hoek. Als de juiste theorie maar werd gevonden!
Heilstaat Nu, inmiddels meer dan honderd jaar, twee wereldoorlogen, economische crises en tientallen regimes later, die vanuit de door veel medewerkers van De Nieuwe Tijd heilig verklaarde marxistische theorieën de meest tirannieke systemen wisten op te bouwen, lees je al die discussies toch met een vreemd, melancholisch gevoel. Het zijn immers berichten uit een tijd van hoop, voordat er ook maar één socialistisch land op aarde was en je blijkbaar dus nog vrij kon geloven dat het mogelijk moest zijn geweest om met één sluitende theorie, van een gruwelijke wereld een paradijs te maken. De meeste medewerkers aan De Nieuwe Tijd zagen bij een socialistische staat een paradijs voor zich, 'o lichtende gloed van het socialisme', en niet de dictatoriale werkkampen, groot als landen, die wij op ons netvlies hebben staan, als we denken aan Noord-Korea, de Rode Khmer of de Duitse Democratische Republiek. Gigantisch was dan ook de ontgoocheling van iemand als Herman Gorter, die in Zwitserland bevriend was geraakt met Lenin en daar met hem had gefilosofeerd over de toekomstige socialistische heilstaat, toen hij zag wat Lenin, eenmaal aan de macht, in de praktijk van zijn land maakte. Het cynische is dan ook, dat juist de gehoopte grote revolutie die in 1917 plaats vond in Rusland, eigenlijk ook het begin van het einde inluidde van het tijdschrift De Nieuwe Tijd. Er was nu een socialistisch land, een (zelfbenoemd) reëel socialisme. Er was nu één systeem, waar je voor of tegen kon zijn. De tijd van het vrijuit theoretisch discussiëren in de leegte, de geest van De Nieuwe Tijd, was definitief voorbij.
Oerstudie Dat al die discussies in dat marginale blad toch niet voor niets zijn gevoerd, bewijst dat ze nu de stof vormen voor een studie die politieke ontwikkeling tijdens de kindertijd, of misschien de puberteit, van linkse politiek in Nederland in kaart brengt. Het boek is bijna even droog geschreven, als het vol informatie is gepropt. Het samenvatten van al die theoretische discussies bleek voor Buiting nog niet genoeg. Het lijkt er op dat hij heeft geprobeerd om een chronologische encyclopedie van het linkse tijdschrift samen te stellen. Je vindt in zijn studie namelijk ook overzichten van het aantal bladzijden dat de verschillende medewerkers van De Nieuwe Tijd in totaal leverden, foto's van die medewerkers en zelfs grafieken over de woonplaatsen en beroepen van de abonnees! Het lijkt daarom vooral een oerstudie over dit tijdschrift te zijn, een basis, waar hopelijk in de toekomst nog heel veel andere boeken en artikelen uit zullen ontstaan. Wie namelijk ooit nog van plan is om iets over het socialisme of de linkse literatuur uit de periode 1896-1921 te schrijven, zou dit boek bij het schrijven van zoiets eigenlijk verplicht binnen handbereik moeten hebben liggen.
Telefoonboek Tegelijk moet ik echter toegeven dat voor wie als leek gewoon geïnteresseerd is in die tijd van de linkse beweging, dit boek zo'n overdosis aan droge feiten bevat, dat het nauwelijks verteerbaar zal zijn. Ook ik, getrainde lezer, met een grote interesse voor deze markante periode van de ontstaansgeschiedenis van zowel de linkse beweging als de literatoren die mee werkten aan dit tijdschrift, heb dit boek meermaals voor een langere tijd op zij moeten leggen, voordat ik weer de moed op kon brengen om verder te worstelen door het droge proza. Op sommige bladzijdes met samenvattingen van theoretische discussies van honderd jaar geleden bekroop mij het gevoel dat ik een telefoonboek aan het lezen was. Evenmin als bij een telefoonboek, ondergraaft dit echter het nut van dit boek als naslagwerk. Enkel freaks lezen het boek van a tot z uit. Juist tussen al die droge feiten door, vallen echter sommige dingen ook extra op. Bijvoorbeeld aan de hand van discussies over bepaalde onderwerpen die je herkent. Goh, hadden ze het daar honderd jaar geleden ook al over? Wat dat betreft zijn we in een eeuw tijd dus niets wijzer geworden. Terwijl je bij andere discussies je jezelf weer afvraagt waarom ze honderd jaar geleden nog over zoiets voor de hand liggends moesten discussiëren.
Poëzie De meest leesbare hoofdstukken in dit boek zijn echter toch, buiten de voorgeschiedenis van het tijdschrift, de korte bloemlezingen, met toelichtingen, uit de poëzie (waaronder gedichten van een toen nog wel heel erg jonge Slauerhoff) die in De Nieuwe Tijd werden gepubliceerd. Dat is ook niet meer dan logisch met redactieleden als Gorter en Roland Holst die, meer dan een politieke, een literaire reputatie in onze geschiedenis hebben opgebouwd. Het was ook eigenlijk die poëzie die er voor zorgde dat het blad De Nieuwe Tijd de afgelopen decennia nog regelmatig genoemd werd en dan meestal eerder in literaire dan in politieke kringen. Het is echter toch wel opvallend om nu te lezen hoe de redactie bij het beoordelen van kopij eindeloos veel fundamentalistischer op ingezonden poëzie reageerde, dan op politieke bijdragen die ze wel of niet opnamen in hun blad. Een foute politieke bijdrage kon tenminste nog tot een goede discussie leiden, maar een foute literaire bijdrage, waarbij 'fout' zowel op de literaire stijl als op de politieke inhoud van het gedicht kon slaan, was voor de redactieleden onverteerbaar. Zoals professor Stuiveling ooit schreef over de socialistische poëzie van Gorter: 'Niet het troosteloze proletarische leven omstreeks het eeuwjaar, maar een haast tijdloos visioen van volkomen bevrijding inspireerde Gorter tot zijn werk.' Het ging in de poëzie om het visioen van een socialisme, om een Nieuwe Wereld, een Nieuwe Tijd! Een nieuwe tijd die nog altijd op zich laat wachten. Maar aan de hand van deze studie blijkt maar weer eens dat hooggestemd idealistisch gefilosofeer zonder praktische toets eigenlijk niets dan gebroken illusies en papierverspilling voort brengt. Of op z'n best bezigheidstherapie voor verveelde intellectuelen.
De Nieuwe Tijd, Sociaaldemokratisch Maandschrift. 1896-1921. Spiegel van socialisme en vroeg communisme in Nederland. Henny Buiting. Uitgeverij Aksant, 718 pagina's, 45 euro.
|