|
Ravage
#16 |
●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2004 ● Overzicht
#16 Het miezert nepdichtertjes De kisting van de 'vernieuwende' poëzie Het einde van de als 'vernieuwend' geafficheerde poëzie is een feit. Sla Komrij's laatste Bloemlezing er maar op na en je weet dat de 'de vernieuwing' haar doel heeft bereikt. Wie enkele regels onder elkaar weet te zetten is een dichter! En zij die dit kunstje nog niet hebben afgekeken, de sukkels, zullen weldra volgen. Hoera! Maar als iedereen dichter is, rijst de vraag hoe het verder moet met de poëzie. Tekst Bart Brey
De vrijheid die de eerste lichting 'vernieuwers' op gang bracht, is verzand in een verstarde clubcultuur. Waar elke keutel voor een gedicht wordt aangezien, duiken nepdichters als paddestoelen op. Daar zetelt dé minkukel - in poëticale zin - van de Vijftigers, omgeven door een kudde volgelingen die zijn schimmelige voeten likt. Nepdichters starfucken met nepdichters die hoger op de ladder staan, en in omgekeerde richting laten 'gereputeerden' zich maar wat graag voor de mestkar spannen. Zo blijft de status-quo gehandhaafd en zijn alle neppers, jong en oud, verzekerd van een zacht ontslapen. Val nepdichters niet lastig met kritiek, vooral niet waar het de inhoud betreft. Geen van hen zal met een weerwoord komen en waarom zou men ook: alles is toch immers poëzie! Wordt de grond hen te heet onder de voeten, dan sluit men de gelederen om losse flodders van het goedkope merk Fuck you! in het rond te schieten. Wat kunnen ze, de van inhoud gespeenden, ook anders? Nepdichters zwijgen, want zodra ze de mond opendoen is de kans groot dat ze verzuipen. Dames en heren, jongens en meisjes: ziehier, de 'dichters'! Zij zijn het die ons de ogen zouden moeten openen voor iets dat voor ons nog onzichtbaar is. Zij zijn het die zouden moeten verwoorden wat voor ons nog onverwoordbaar is. Ja, bekijk hen eens goed, die gemuilkorfden en geblinddoekten daar. Laat ons eens door hun bundels en tijdschriften bladeren, laat ons een kijkje op hun websites nemen, en laat ons - tot besluit van deze cursus - lekker lol gaan trappen op een van hun talloze clubavonden. Het is 2004, de wereld staat in brand. Maar we lachen wat af met de dichters. Want als de 'dichters' lachen, dan kunnen wij het ook. We lachen en we lachen, we lachen ze uit, we lachen ze uit de rollen die ze spelen. Je hoeft geen dichtersoren te hebben om een echte lach van een onechte lach te onderscheiden. Nepdichters zijn - al kunnen ze elkaar vaak wel schieten - koppig verenigd. Zo heeft 'de vernieuwing' door de tijden heen vele verdedigingsmechanismen ontwikkeld. Je zou het niet denken maar de leegte kent vele vormen en maten, rangen en standen - en niet te vergeten: wetten en regels waarvan niet mag worden afgeweken. Nee, stel je voor! 'De vernieuwing' heeft een vaandel hoog te houden, het vaandel van de Nietszeggendheid. Maar hé, wacht: als er een 'vernieuwende' poëzie bestaat, moet er toch ook een 'niet vernieuwende' poëzie bestaan? Dat klopt! Maar is een dode 'vernieuwende poëzie' niet even dood als een 'niet vernieuwende poëzie'? Ja, toch! Dat begrijpen ezels, dus waarom nepdichters niet? Nu, kijk: dát waar ezels oor voor hebben, balken nepdichters van zich af. Ooit een nepdichter horen zeggen dat 'de vernieuwing' die hij voorstaat een schijnvertoning is? Natuurlijk niet! Daarmee zou hij zijn eigen ruiten ingooien, dat is wel het ergste wat hij zichzelf aan kan doen. Mede-nepdichters willen niets meer van hem weten, bevriende redacties en recensenten keren hem de rug toe, betuttelende commissies ontnemen hem zijn snoepjes, de uitgever werkt hem de stal uit, kortom, zijn status gaat naar de haaien. 'De vernieuwing' heeft de laatste adem nog niet uitgeblazen, of de 'nieuwe vernieuwing' ligt al op de loer. Wie gaan de vrijgekomen leegte met nieuwe leegte vullen? Lees I.L Pfeijffer en je krijgt een idee van wat ons mogelijk te wachten staat. Pfeijffer heeft gelijk als hij beweert dat een anekdotisch versje over een dronken kerel die het sleuteltje van zijn fietsslot niet kan vinden, weinig met poëzie van doen heeft. Maar de geforceerde "ontregeling van taal" waarmee Pfeijffer het aangekoekte niets wil tegengaan, maalt het beton voor de volgende verstarring: de 'poëzie van de hersenfysiologie'. Pfeijffer trekt - als voorbeeld van hoe het zou moeten - een 'colt J.Z.' uit zijn holster, ofwel een Joost Zwagerman. Pfeijffer - die meent Lucebert goed gelezen te hebben - stelt Zwagerman op één lijn met "de keizer der Vijftigers". Was Lucebert een "taalontregelaar"? Nee, Lucebert was nog iets méér dan dat: Lucebert was een dichter! Zwagerman is de trendy uitvoering van 'de figuurzager' waar de Maximalen (met Zwagerman als "woordvoerder") niets van moesten hebben. Maar nu met de dood van 'de vernieuwing' een gat in de markt is ontstaan, valt te verwachten dat Joost - op aanraden van Ilja - hermetische teksten gaat bedenken. Nu de 'oude vernieuwing' nog wat na ligt te zwijgen, kan 'de nieuwe vernieuwing' haar kans grijpen. Zo is het wachten op de aanstonds te verschijnen 'Bloemlezing van de Nederlandse Poëzie', samengesteld door dr. I.L. Pfeijffer. En reken maar: er gaan koppen rollen om plaats te maken voor nieuwe koppen in andere rollen. Er lijkt zowaar een coup ophanden. Eendagsvliegen, ze komen en gaan, ze zoemen wat rond, de een iets langer dan de ander. Maar zodra de zon kopje onder is, miezert het kadavertjes. Elke generatie heeft haar eigen eendagsvliegen en die hebben vreselijke haast. Ze buitelen over en door elkaar heen, maakt niet uit in welke richting, zolang ze de kopgroep maar leiden, zo niet dan volgen. O jee, daar zwermt een nieuwe generatie eendagsvliegen aan! Dat wordt schermen, of nee... beter te zwijgen. Maar hoor eens! Het 'nieuwe vernieuwende' deuntje is uitgevlogen. Dat zet de vaart erin! Met dagelijks een nieuwe generatie, neemt het aantal vliegen de vorm aan van een plaag. Ach, weer zo'n zwerm die rondbazuint "nu nóg nieuwer dan nieuw" te zijn. Het is om te stikken. Dan... valt de avond. Het miezert. Nu, dat is... 'de vernieuwing'. Het miezert op het kerkhof. Stilte! De doden willen graag met rust gelaten worden. Het miezert nepdichtertjes. Er zijn er die hun val nog iets uit weten te stellen en zich verschansen achter muren die ze rondom hun websites en tijdschriften bouwen. Daarbinnen gelden de strenge wetten van het zwijgen. Maar naar buiten toe verkopen ze zich als pretparken. Neem de website van Epibreren. Daarop maakt men reclame met de slogan dat Epi het grootste assortiment borrelnoten in huis heeft. Het credo is: hoe meer, hoe beter! Zo ronselen ze een ieder die weleens een versje heeft opgerocheld, dat doet de hitteller tikken. Vragen ze je of ze een webpagina op hun site voor je mogen maken, pas dan op! Niet jij maar zij bepalen wat er op jouw webpagina komt. Ik citeer Bart F.M. Droog: "Heb biografie nodig waarin in elk geval je exacte geboortedatum (dd-mm-jjjjj) en -plaats, alsmede het al dan niet fictieve weerbeeld van die dag." Zeg, dank je de koekoek! Ik maak zelf wel uit wat er op mijn webpagina komt te staan. Toch hingen er eind vorig jaar al 147 vliegen in hun web die braafjes over de dag van hun geboorte gemijmerd hadden. Ik weet niet tot welke score ze inmiddels zijn gekomen, maar de macht van het getal zal ongetwijfeld nog meer slachtoffers geëist hebben. Daarbij valt niet alleen te denken aan dichtersvolk, maar ook subsidiegevers die aan kwantiteit de voorkeur geven boven kwaliteit, en lezers die menen een encyclopedie van de hedendaagse poëzie voorgeschoteld te krijgen. Er staat immers wat er staat (veel!), en dat legt gewicht in de schaal. Met een overkill aan dichtersnamen en gedichten wordt door tal van tijdschriften en websites de schijn gewekt dat de Nederlandse poëzie bloeit als nooit tevoren. Niets is echter minder waar. Als men in Nederland massaal aan het dichten is geslagen betekent het nog niet dat de poëzie een ongekende bloei doormaakt, of je moet het begrip poëzie verengen tot een vorm van volksvermaak. Overigens is het de vraag of er nu meer wordt gedicht dan voorheen. Duidelijk is wel dat er - vooral dankzij internet - meer mogelijkheden zijn om gedichten te lanceren. Dagboeken zijn uit, weblogs zijn in! De waarde van dit 'democratiseringsproces van de poëzie' is dat niemand afhankelijk is van de 'kwaliteitsnormen' die door uitgevers en redacties worden gehanteerd. Dit lijkt een goede zaak. Maar de keerzijde is dat je door de bomen het bos niet meer ziet, waardoor je je kunt afvragen of de kwaliteit niet te lijden heeft onder de hoeveelheid blurp die over je wordt uitgestort. Daarbij komt dat dit 'democratiseringsproces' door uitgevers, redacties van tijdschriften, jury's, commissies en ook door de dichters zelf, als 'vernieuwend' wordt gepresenteerd. Vervlakking is het logische gevolg: anekdotische prentjes, voor ieder herkenbaar, een vleugje van dit, een vleugje van dat, het ene oor in, het andere uit, volkomen begrijpelijk en... ongevaarlijk. Uitgevers haken bij deze 'verstaanbaarheidscultus' aan, om de simpele reden dat die verkoopbaar is. Poëzie als marktplein: de waar die vandaag vers is moet direct van de hand. En de dichtertjes, zij schikken zich en doen in verstaanbaarheid niet voor elkaar onder. Want ondanks het feit dat gezever tot poëzie verheven kan worden, blijft de concurrentie moordend. Wat komt er niet voor kijken om in het dichterswereldje succesvol te zijn! De leerstof uit de cursussen management voor kunstenaars, zoals die sinds een jaar of wat bestaan, zijn ook voor dichters onontbeerlijk. Poëzie is bedrijfsvoering. Welk image meet je jezelf aan? Hoe presenteer je jezelf? Hoe zet je je lijnen uit binnen het literaire veld? Met wie maak je vriendjes? Hoe vraag je beurzen en andere subsidies aan? En denk je dat je er daarmee bent? Vergeet het maar! Je zal minstens eens in de drie jaar met een nieuwe dichtbundel moeten komen, anders loop je kans te worden bijgezet in het boek der 'Vergeten dichters'. Einde bedrijf. 'De vernieuwing' is in de uitverkoop gesmoord. Het zou onjuist zijn de schuld daarvan geheel in de schoenen te schuiven van de dichters. Er zijn er die hun oorspronkelijke dichterschap niet verloochenen en dwars tegen de stroming in blijven roeien. Maar tegen welke prijs! En dan heb ik het niet over het ontbreken van een plekje op de ANWB-kaart van de dichtkunst, want waarachtige dichters zijn immuun voor het populariteitsvirus en zitten niet te wachten op schouderklopjes. Nee, de tol die dichters voor hun 'onconventionele houding' betalen bestaat eruit dat zij verbannen worden naar de periferie van de samenleving. Daar wacht hen isolement en vervreemding met soms rampzalige gevolgen, van waanzin tot suïcide. Maar wat weten wij - die enkel de succesverhalen kennen - daarvan? Als dichters niet medeplichtig zijn aan de banalisering van de poëzie, heeft dat te maken met de enorme kloof die is ontstaan tussen de dichterlijke en de alledaagse werkelijkheid. Wie zijn nog in staat zich binnen de poëtische werkelijkheid overeind te houden, en voor hoelang? Zij die zich aan het vuur branden kiezen eieren voor hun geld en bewandelen de voorgeschreven route, wat terug te vinden is in de nietszeggendheid van hun gedichten. Nu het gedaan is met 'de vernieuwing' wil dat geenszins zeggen dat het uit is met de poëzie. Zo zegt Octavio Paz: "En nog zijn de poëtische werelden verborgen die wachten te worden ontdekt door een adolescent, wiens gezicht we zeker nooit zullen zien." Dat klinkt verontrustend en hoopvol tegelijkertijd. Laat dit dan de taak zijn voor de dichters van nu en die in de toekomst: de herontdekking van de poëzie. En daarbij niet te zwichten voor het vluchtige genot van een voorgekauwd dichterschap. Laat die met lucht gevulde kist maar zakken, dan kunnen we opnieuw beginnen. Website van Bart Brey, dichter: home.planet.nl/~brey0006/
|