|
Ravage
#15 |
●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2004 ● Overzicht
#15
Crisis
binnen vakbeweging na
De Amerikaanse vakbeweging heeft invloed op de verkiezingen, maar niet genoeg. Hoe komt het dat zoveel armen stemmen voor belastingverlaging voor de rijken? En is progressief Amerika soms te elitair?
In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2000 zag het ernaar uit dat George Bush zou gaan winnen. Uiteindelijk bleek dat Al Gore de meeste stemmen had gekregen, al ging de overwinning toch naar Bush. Gore had veel van zijn stemmen te danken aan de vakbeweging, die meer dan veertig miljoen dollar had gestoken in een politieke campagne. Omdat men slechts een kwart van het geld in tv-spotjes had gestoken, is deze campagne grotendeels onopgemerkt gebleven. De nadruk lag op de grassroots-campagne: mensen opbellen, bij mensen aanbellen, folders uitdelen, mensen helpen om zich als stemgerechtigde te registreren. De inspanningen lijken effect te hebben gehad: onder vakbondsleden was de opkomst veel hoger dan onder de rest van de bevolking.
Vernieuwing De actieve betrokkenheid van de vakbonden bij de verkiezingscampagne kan niet los worden gezien van een aantal andere ontwikkelingen. Na een militante periode in de jaren dertig van de vorige eeuw, heeft de Amerikaanse vakbeweging zich decennia lang vooral gericht op het bedienen van de bestaande leden, zonder zich erg bezig te houden met het organiseren van nieuwe groepen leden. Ook hield men zich nauwelijks bezig met bredere maatschappelijke vraagstukken. Lange tijd kon de vakbeweging zich dit isolement permitteren, maar dit veranderde vanaf de jaren tachtig. President Reagan probeerde de macht van de vakbonden te breken, een beleid dat door zijn opvolgers werd voortgezet. De vakbonden waren niet in staat om weerstand te bieden aan dit offensief en vrij algemeen werd er vanuit gegaan dat zij geen maatschappelijke rol van betekenis meer zouden spelen. Vanaf eind jaren tachtig wisten enkele bonden in Californië echter succes te boeken met een nieuwe, assertieve aanpak. Een belangrijk element van deze nieuwe werkwijze vormen doelgerichte campagnes waarbij uiteenlopende actiemiddelen worden gecombineerd: stakingen, burgerlijke ongehoorzaamheid, het mobiliseren van de publieke opinie en 'juridische guerrilla'. Een voorbeeld is de befaamde Justice for Janitors campagne, waarmee schoonmaakpersoneel de eigenaren van kantoorpanden op de knieën kreeg.
Samenwerking In 1995 trad een nieuw bestuur aan bij de vakcentrale AFL-CIO, dat zich in ging spannen om de nieuwe werkwijze ook landelijk ingevoerd te krijgen. Als onderdeel van de vernieuwingen ging de vakbeweging zich ook meer met de politiek bemoeien. Bij de tussentijdse verkiezingen in 2002 was de vakbeweging nauwelijks betrokken. Mede daardoor konden de Republikeinen toen een meerderheid veroveren in de Senaat. Voor de verkiezingen van 2004 besloot de AFL-CIO echter weer groots uit te pakken, met een campagne waarvoor 150 miljoen dollar was uitgetrokken. Men realiseerde zich dat een strategie alleen succesvol zou kunnen zijn als deze zich niet uitsluitend op vakbondsleden zou richten, omdat er daar nu eenmaal te weinig van zijn. De AFL-CIO besloot daarom samenwerking te zoeken met andere organisaties, waaronder MoveOn.org, een internetbeweging die ooit was begonnen als protest tegen de Republikeinse obsessie met de Lewinsky affaire. Ook werd samengewerkt met Acorn, een coalitie van zelforganisaties. De vakbonden hadden eerder al samengewerkt met Acorn in talloze lokale Living Wage campagnes, die als doel hebben om een fatsoenlijk minimumloon af te dwingen. Naast deze grassroots-organisaties was ook het grote geld betrokken bij de campagnes. Zo had de miljardair en filantroop George Soros zijn aandacht verlegd van zijn Open Society projecten in Rusland naar het redden van de democratie in Amerika. Veel van de betrokken organisaties werkten samen in America Comes Together, een platform dat 40.000 vrijwilligers op de been bracht.
Tegenoffensief Ondertussen zaten de Republikeinen natuurlijk niet stil. Niet alleen konden zij veel meer geld inzetten dan de progressieve organisaties, ze hadden ook zo hun eigen kanalen om de bevolking te bereiken. Er werd gebruik gemaakt van de infrastructuur van de conservatieve kerken en de Kamers van Koophandel, en via de National Rifle Association wist men potentiële kiezers te bereiken op hun schietclubs. Ook werd de Republikeinse campagne gesteund door bedrijven als Halliburton, BASF en ExxonMobil, die hun eigen werknemers bewerkten. Deze logistieke ondersteuning staat overigens nog los van de financiële steun die zowel Republikeinen als Democraten kregen van allerlei bedrijven, waaronder de wapenindustrie (zie Ravage #13). Veel mensen waren ervan overtuigd dat niet alleen de verkiezingsuitslag op het spel stond, maar ook de toekomst van de progressieve beweging. Eén van die mensen is Andrew Stern, de voorzitter van de dienstenbond SEIU, de grootste en snelst groeiende vakbond die is aangesloten bij de AFL-CIO. In een interview met de Washington Post zei Stern dat een overwinning van Kerry wel eens schadelijk zou kunnen uitpakken voor de hervorming van de vakbeweging en van de Democratische partij. Het risico bestond immers dat Kerry deze organisaties alleen maar zou gebruiken voor zijn eigen politieke belangen, net zoals Clinton dat eerder had gedaan. Stern zou zijn opmerkingen later nuanceren, maar hij is niet de enige die er zo over denkt. De vooraanstaande politicologe Frances Fox Piven gelooft echter niet dat een overwinning van Bush positief zal uitpakken voor sociale bewegingen. ,,Mensen komen in beweging als er hoop is en als ze het gevoel hebben dat ze invloed kunnen uitoefenen'', zo zei ze in een interview in het internetblad Logos. ,,Als het er slecht uitziet gaan mensen wanhopen, worden ze fatalistisch en trekken ze zich terug.''
Crisis dreigt Inmiddels heeft Bush de verkiezingen gewonnen en likt de vakbeweging haar wonden. Het valt te verwachten dat er nog strengere anti-vakbondswetgeving zal komen, en ondertussen dreigt er een interne crisis binnen de AFL-CIO. SEIU-voorzitter Stern heeft een tienpuntenplan ingediend om de vakbeweging te hervormen. Bonden moeten met elkaar fuseren om onderlinge concurrentie te voorkomen, en er moet een grote campagne worden opgezet om voet aan de grond te krijgen in de werknemer-vijandige Wal-Mart supermarkten. Het liefst zegt Stern zijn ideeën te willen realiseren binnen de AFL-CIO, maar zo nodig liggen er ook plannen klaar om met een aantal grote bonden een nieuwe federatie te beginnen. De plannen van Stern krijgen kritiek van sommige vakbondsbazen die bang zijn voor hun eigen positie. Daarnaast zijn er critici die zijn plannen megalomaan vinden, en die vrezen dat ze de interne democratie van de vakbeweging zullen schaden. Vooralsnog heeft de AFL-CIO een scheuring weten af te wenden door een commissie in te stellen die zich over de noodzaak van hervormingen zal buigen. De toekomst zal leren of de huidige crisis het begin van het einde inluidt voor de Amerikaanse vakbeweging, of juist een katalysator zal zijn voor vernieuwing. Het is in ieder geval duidelijk dat men er niet komt door bij de volgende verkiezingen een nog betere campagne te voeren dan men dit jaar al heeft gedaan. Om werkelijk het tij te keren, zal men op zoek moeten gaan naar de achterliggende oorzaken van het Republikeinse succes. In de woorden van New York Times columnist Nicholas Kristof gaat het om de vraag waarom zoveel werkende armen gestemd hebben voor belastingverlaging voor miljardairs.
Elitair Voor een deel dankt Bush zijn overwinning natuurlijk aan de angst voor het terrorisme, maar er speelt nog iets anders. Veel Amerikanen vinden de progressieve organisaties elitair. Deze organisaties zouden zich voor het karretje laten spannen van de belangenorganisaties van homo's, zwarten en feministen. Ze zouden te weinig oog hebben voor de belangen van 'gewone' Amerikanen. Dit soort beeldvorming kan niet alleen worden toegeschreven aan het conservatisme van deze 'gewone' Amerikanen. In de jaren dertig van de vorige eeuw wisten coalities van zwarten en blanken, van werknemers en werklozen ervoor te zorgen dat belangrijke sociale voorzieningen en arbeidswetgeving van de grond kwamen. Tot in de jaren zestig werd de strijd tegen armoede als een nobel doel gezien, maar daarna ging men uitkeringen associëren met zwarten, met criminaliteit en met verloedering. De publieke opinie was er steeds meer van overtuigd dat links aan de leiband liep van special interests zoals zwarten, feministen, ouderen en uitkeringsgerechtigden, terwijl alleen de Republikeinen het algemene belang voor ogen zouden hebben. Dat het lukte om verschillende groepen tegen elkaar uit te spelen en daarmee het draagvlak voor sociaal beleid uit te hollen, heeft verschillende oorzaken. Aan de ene kant deden organisaties zoals de vakbonden te weinig om uitdrukking te geven aan de gemeenschappelijke belangen van de verschillende bevolkingsgroepen. Aan de andere kant heeft de rechtse president Nixon in 1969 een slimme zet gedaan door met een plan te komen dat neerkwam op een voorkeursbehandeling van minderheden op de arbeidsmarkt. Links zag zich hierdoor gedwongen om het idee van een voorkeursbehandeling te omarmen; alleen de zwarte burgerrechtenorganisatie NAACP weigerde om in deze valstrik te trappen. Later zou Nixon de Democraten om de oren slaan met het argument dat zij het 'spook van een quotademocratie' opriepen, waarbij hij maar even verzweeg dat het idee oorspronkelijk van hemzelf afkomstig was.
Lessen Rechts Amerika is er op vakkundige manier in geslaagd om verschillende groepen in de samenleving tegen elkaar uit te spelen. Dit probleem zal links niet op kunnen lossen met nog beter geoliede verkiezingscampagnes, maar wel met initiatieven zoals Justice for Janitors, de Living Wage campagnes en lokale coalities die zich verzetten tegen nieuwe vestigingen van Wal-Mart. In zulke campagnes werken allerlei bevolkingsgroepen met elkaar samen, omdat ze zich realiseren dat ze dezelfde belangen hebben en omdat ze aanvoelen dat ze gezamenlijk resultaten kunnen afdwingen. In Nederland zullen we de lessen uit Amerika ter harte moeten nemen. Ook hier moeten we ons afvragen hoe het komt dat zoveel mensen met lage inkomens op rechtse partijen stemmen. Ook hier hebben veel mensen het vertrouwen verloren dat linkse partijen en organisaties ook voor hun belangen opkomen. En ook hier bestaat één van de oorzaken eruit dat groepen tegenover elkaar zijn komen te staan n een verschijnsel dat pijnlijk duidelijk werd na de moord op Theo van Gogh.
Dirk Kloosterboer
|