|
Ravage
#15 |
●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2004 ● Overzicht
#15
De noodzaak van mondiaal feminisme
Seculiere en islamitische feministen vechten in landen als Iran en Egypte zij aan zij voor de rechten van vrouwen, zonder elkaar te bestrijden. Karen Vintges vraagt zich af waarom dat in Nederland niet kan.
Bij de huidige polarisatie in Nederland speelt de kwestie van de positie van de islamitische vrouw een belangrijke rol. In deze kwestie heeft de politica Ayaan Hirsi Ali een uiterst consequente houding ingenomen, zoals zij die ook tot uiting heeft gebracht in de film Submission I. Het is een houding die bijvoorbeeld ook bij veel Amerikaanse feministen valt aan te treffen en die er in de kern op neerkomt dat het feminisme in wezen een liberalisme is en dat religie en feminisme in de kern onverzoenbaar zijn. Maar in de discussie tussen multiculturalisten en feministen zijn ook andere posities ingenomen, bijvoorbeeld door islamitisch feministes zoals Leila Ahmed, die menen dat islam en feminisme elkaar niet uitsluiten maar juist samen kunnen gaan. Deze laatste benadering zet ik hieronder kort uiteen, omdat ze een alternatief biedt voor het gepolariseerde klimaat rondom het denken over vrouwenonderdrukking waar ook het feminisme in Nederland al een tijd onder te lijden heeft.
Het feminisme is de afgelopen twee decennia sterk bekritiseerd door vrouwen uit de derde wereld die het feminisme verweten dat het westerse waarden zoals autonomie, vrijheid en individualiteit op wil leggen aan vrouwen uit andere culturen. Westerse feministen namen deze kritieken ter harte en reageerden over het algemeen door zich jegens niet-westerse culturen terughoudend op te stellen, uit respect voor culturele diversiteit. Als reactie op deze algemeen terughoudende opstelling publiceerde de Amerikaanse politieke filosofe Suzan Moller Okin in 1999 haar felle en invloedrijke essay met de titel: 'Is Multiculturalism Bad for Women?'. Daarin stelt zij dat een politiek van multiculturalisme en aandacht voor diversiteit schadelijk is voor vrouwen en dat het westers liberalisme, met zijn uitgangspunten van de rechten van het autonome individu, voor het feminisme de universele Norm moet zijn. In Nederland heeft Ayaan Hirsi Ali, geïnspireerd door Okins pleidooi, dit standpunt ingenomen en zich ook politiek aan de zijde van het liberalisme geschaard. Haar kritiek op de algemeen terughoudende opstelling waar het de positie van niet-westerse vrouwen betreft is terecht. Zij heeft gelijk dat er stelling moet worden genomen tegen vrouwenonderdrukking, ook in niet-westerse culturen. Maar haar verdediging daarvan in termen van een liberaal feminisme is contraproductief, omdat het liberalisme een verhaal is waar veel vrouwen zich niet in kunnen herkennen. Een bredere, multiculturele- of liever cross-culturele basis voor een mondiaal feminisme is nodig.
Leila Ahmed in haar boek 'Women and Gender in Islam' geeft een aanzet daartoe door te benadrukken dat de Koran zich richt tot vrouwen op dezelfde manier als tot mannen, namelijk als spirituele en ethisch verantwoordelijke wezens. De fundamentele ambiguïteit van de islam is er in gelegen dat deze expliciete adressering van vrouwen - die in de Bijbel bijvoorbeeld niet te vinden is - gepaard gaat met codes en wetten die de zelfrealisering van vrouwen als ethisch spirituele wezens belemmeren. In de geschiedenis van de islam, aldus Ahmed, zijn er echter ook van meet af aan vrouwen geweest die zich wél als ethisch spirituele wezens hebben ontplooid, zoals bijvoorbeeld de mystica Rabia van Basra, die in de achtste eeuw een leidende rol speelde bij het ontstaan van het oorspronkelijke soefisme. Rabia leidde daarbij een leven als vrouw in vrije en open uitwisseling met andere mannen en vrouwen en veel vrouwelijke soefi's hebben haar voorbeeld gevolgd. En ook later in de geschiedenis van de islam treffen we tal van vrouwen aan die hun eigen leven vormgaven. Zo blijkt die geschiedenis veel diverser te zijn ten aanzien van de positie van de vrouw, en zo hoeft het feminisme dus niet de omweg te nemen van het liberalisme om te pleiten voor een grotere ruimte voor vrouwen tot zelfontplooiing, maar kan zij aansluiten bij geluiden en stromingen binnen de islam zelf.
Wat Ahmed heeft laten zien voor de islam, kan ook worden aangetoond voor andere religies. In het verlengde hiervan valt het feminisme te typeren als het eisen van toegang voor alle vrouwen tot een leven van ethisch spirituele zelfvormgeving. Een mondiaal feminisme sluit aan bij verschillende culturele contexten en komt neer op het steunen van die stromingen daarbinnen die werken aan een grotere ruimte voor vrouwen voor ethisch spirituele zelfvormgeving. Het feminisme valt dus niet samen met het seculiere liberalisme. Seculiere en islamitische feministen vechten in landen als Iran en Egypte zij aan zij voor de rechten van vrouwen, zonder elkaar te bestrijden. Het zou toch te gek zijn als dat in Nederland niet kan.
Karen
Vintges
|