Ravage   ● Archief    ● Overzicht 2001    ● Overzicht #13


Uit: Ravage #13 , 12 oktober 2001

 

'Dierlijke instincten, de geest van anarchie'

De vroege socialistische beweging

Op de middag van vrijdag 24 maart 1848 stond het zwart van de mensen op de Dam. De meesten stonden met de rug naar het Koninklijk Paleis en keken richting Pijlsteeg (nu Damstraat). Volgens Dennis Bos, de schrijver van Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam 1848-1894, was het niet verwonderlijk dat veel mensen die vrijdagmiddag richting Pijlsteeg keken. Daar woonden namelijk een aantal Duitsers die het Communismus waren toegedaan. Die hadden een pamflet verspreid om op de Dam samen te komen. Er moest iets gedaan worden aan de werkloosheid.

Helaas waren deze Duitse mannen de Nederlandse taal nauwelijks machtig en dus werd het een verwarrend pamflet. Vooral de opmerking dat zich op de Dam mannen zouden bevinden, die de belangen van werklieden en ambachtslieden zouden behartigen "en alzo middelen zullen beramen om in dit algemeen belang hun lot te verbeteren" zou tot veel verwarring leiden.

Of eigenlijk zorgde het feit dat de oproep gedrukt was al tot grote verwarring. Want hoewel de meeste ambachtslieden vaak redelijk konden lezen en schrijven, was dat onder de niet-geschoolden heel anders. In de sloppen en stegen was het analfabetisme groot. En zo kon het voorkomen dat het onduidelijke pamflet na ettelijke mondelinge overleveringen een oproep tot van alles en nog wat werd.

Veel mensen dachten bijvoorbeeld dat er die middag een zogenaamde 'postenverdeler' op de Dam zou verschijnen, iemand die baantjes te vergeven had. Toen er dan ook een Duitse communist verscheen, werd hij verwelkomd met: "U moeten we hebben!". Het publiek wist kennelijk wel wie die Duitse communisten waren, maar niet waar ze precies voor stonden. De man nam direct de benen.

Toen twee jongens al stoeiend door het raam van een wijnwinkel vielen liep het spontaan uit de hand. Men begon elkaar met straatvuil te bekogelen en vervolgens trokken twee groepen de stad in. De grootste groep ging richting grachtengordel en gooide bij veel dure panden de ramen in. Dan staat daar politiecommissaris Provó Kluit – prachtige merknaam voor trendy boerenkleding – die één keer in de lucht schiet waarna de menigte afdruipt naar huis en café.

De 'communisten' en het Amsterdamse volk hadden elkaar nog niet gevonden.

Verwarring

Het boek van Dennis Bos begint met verwarring en eindigt daar ook mee. Bijna een halve eeuw later, op 1 oktober 1894, besluit het landelijk partijbestuur van de zojuist in de provincie opgerichte SDAP zijn eerste openbare vergadering te houden in gebouw Constantia aan de Rozengracht, thuishaven van de 'echte' Amsterdamse socialisten.

De 'scheurmakers' Troelstra en Vliegen zullen spreken en 'tegenstanders van alle richtingen' worden tot een 'gedachtewisseling' opgeroepen. Die zijn er massaal. Het wordt een historische avond.

Vliegen wordt als eerste spreker weggehoond, Troelstra weet zich met grote moeite een half uur staande te houden. Dan zakt plotseling het toneeldoek en wordt het bestuur van de nieuwe partij aan het oog onttrokken. Vervolgens worden de partijbestuurders, de meeste hardhandig, uit de zaal verwijderd.

In de latere geschiedschrijving van en door de 'moderne arbeidsbeweging' worden de jaren 1848-1894 afgeschilderd als een tijdperk van heilloze verwarring en doelloos zwalken, van vruchteloos zoeken naar de juiste weg. Pas met de oprichting van de SDAP begint de 'dageraad der volksbevrijding'.

Als reactie op deze finalistische en partijdige geschiedschrijving schrijft Dennis Bos een mooi boek. Chronologisch en gedetailleerd beschrijft hij de perioden van op- en neergang van een beweging die vooral door daadkracht en verscheidenheid gekenmerkt wordt. De inzet van sommige helden is enorm, net als het aantal initiatieven die meestal een kort leven hebben.

Geïnspireerd door twee lokale studies over Vlissingen en Gent kiest Bos voor een nauwkeurig onderzoek van de relatie tussen lokale activisten en stedelijke omgeving. Hij daalt neer op de stad, brengt de sloppen en stegen in beeld en laat zien hoe de verschillende buurten en wijken deelnamen of betrokken werden bij de 'volksbeweging'.

Amsterdam barst in 1850 uit zijn voegen, zo'n beetje de hele stad is binnen de Singelgracht geperst. Pas vanaf 1870 gaan de grote stadsuitbreidingen beginnen. Ook het moderne kapitalisme weet zich – net als in de rest van Nederland – maar niet te ontwikkelen. Een echt proletariaat is er niet, de productie vindt nog overwegend plaats in kleine werkplaatsen waarin baas en ambachtslieden nog erg op elkaar lijken.

Collectieve actie

Bos' boek gaat over de vroege socialistische beweging maar eigenlijk gaat het over al die mensen die opkwamen voor de belangen van het gewone volk. Dat konden mannen van de Internationale zijn maar ook oproerige Jordanezen, straatvechters van de Bierkaai, het Hemelrijk of 't Hol, drukkersgezellen, radicale journalisten of ideologische bevlogen ambachtslieden. Deze voortdurend in kracht en samenstelling veranderende volksbeweging was vaak socialistisch geïnspireerd en soms ook niet, maar ook wat socialistische ideeën betreft was er veel mogelijk.

De meest socialistische van de Amsterdamse wijken in deze periode was de Jordaan, de minst socialistische de Jodenhoek waar een volstrekt vijandige houding heerste tegenover de socialisten.

De andere volksbuurten, zoals de sloppen van de binnenstad, de Oostelijke Eilanden met Kattenburgers en de Wittenburgers, het Noordse Bos – de Oude Weteringbuurt – maar ook de noordpunt van de Jordaan, het zogeheten Franse Pad, hielden wel een traditie van oproerige collectieve actie levend maar keerden zich op gezette tijden en soms verrassend gewelddadig tegen de socialisten.

Mooie mannen worden door Bos beschreven, teveel om op te noemen. Mannen als Klaas Ris, de timmermansknecht, brochureschrijver en oprichter van een van de eerste woningbouwcorporaties. De onvermoeibare colporteur Karel Bos, de Haarlemse aristocraat Mozes Salvador, bespot door de elite maar bejubeld door het volk, maar ook de gehate commissaris van politie Stork op wie zelfs een aanslag werd gepleegd.

Voor de activisten was het vinden van een eigen vrije ruimte in de stad een kwestie van levensbehoud. Op straat waren ze zingend of colporterend doorlopend doelwit van gewelddadige groepjes Oranjevrienden en natuurlijk: de politie.

Naast de straat was er ook altijd het probleem van vergaderruimtes. Op alle mogelijke manieren probeerde de gemeente het de activisten onmogelijk te maken bijeen te komen. Zaalhouders werden onder druk gezet hun zalen niet beschikbaar te stellen en als dat niet lukte kon er altijd nog massaal worden binnengestormd en geramd.

Netwerk

De kracht van het boek zit 'm in de gedetailleerde beschrijving van de stad, van de wijken en de openbare gelegenheden waar al die mannen discussieerden, aten en vooral dronken. Veel mannen zijn het eigenlijk niet. Het zijn steeds dezelfde namen en als er een verdwijnt komt er altijd een nieuwe terug. Sommige oudjes, zoals de eerder genoemde Klaas Ris, houden het lang vol en fungeren min of meer als intermediair tussen de verschillende periodes.

Want intermediairs zijn het, de mannen die Bos beschrijft. Binnen de stad treden ze op als schakel tussen min of meer gescheiden circuits – buurten, beroepsgroepen enz. – terwijl ze binnen Nederland de basis leggen voor een landelijk netwerk dat uiteindelijk zou uitgroeien tot een Nederlandse arbeiderspartij. Internationaal zijn het vooral de Duitse communisten die in heel Europa een netwerk van kosthuizen en leesclubs onderhouden.

In 1848 was er in Amsterdam weinig te bespeuren van een modern kapitalistische ontwikkeling. Het Amsterdamse volk hield vanouds de welgestelden verantwoordelijk voor een florerende handel en nijverheid waarvan haar bestaan afhing. Wanneer de regenten hierin tekortschoten, diende oproer en plundering om hen aan die taak te herinneren. Dit samenhangend systeem van 'moral economy', waarin inkomen of steun op straffe van collectief geweld werden afgedwongen, functioneerde in Amsterdam rond het midden van de 19de eeuw nog volop. En zelfs lang na 1848 werd het optreden van de Amsterdamse volksvrienden en vroege socialisten in belangrijke mate bepaald door opvattingen die ontleend waren aan dit concept van een morele economie.

Sociale onvrede en protest waren een lokaal verschijnsel, gericht op lokale oplossingen. Het was daarom niet verwonderlijk dat de vroege socialisten nauwelijks aandacht hadden voor de landelijke politiek.

Zootje

De vroege socialisten botsten frontaal met de stedelijke overheid, ordehandhavers en wetsdienaren ('het gebefte geboefte'). Dit schiep een band met de 'onderwereld' van een min of meer crimineel lompenproletariaat uit de sloppen en achterbuurten van de Jordaan en het oude centrum. Deze mannen, die in het Communistisch Manifest als onbruikbare Lumpen waren afgeschreven, speelden in de Amsterdamse beweging wel degelijk een rol. Een zeker 'traditional levelling instinct', dat tot uitdrukking kwam in een welwillende houding ten opzichte van diefstal 'uit nood', het ontzetten van arrestanten en deelname aan plunderingen tijdens oproeren, bleek op het niveau van de lokale activisten goed verenigbaar met het socialistisch perspectief van een komende onteigening van de eigenaren.

Sommige kampioenen van het socialisme kwamen uit deze kringen voort hetgeen veel latere socialisten een gruwel was. Het is dan ook niet zo vreemd dat de latere SDAP-voorman Vliegen de vroege beweging voornamelijk zag bestaan uit onbekookte naturen, goedkope moppentappers en mensen die elke notie van goed en kwaad ontbeerden. En ook in de oude beweging zelf waren nogal wat mensen die het allemaal wat te wild en onbezonnen vonden, zoals A.H. Gerhard die al eerder had gewaarschuwd voor 'dierlijke instincten, de geest van anarchie'.

Volgens Bos wordt de beeldvorming rond de oude socialisten gekenmerkt door een fundamenteel misverstand. Het vroege socialisme was niet zozeer een politieke partij in de moderne zin van het woord, als wel een sociaal netwerk annex 'cultureel circuit' van mensen die een aantal samenhangende symbolen, rituelen en mentaliteiten deelden.

Toch is het merkwaardig dat Dennis Bos zich zo ergert aan de wijze waarop de geschiedschrijvers van de latere SDAP en moderne arbeidsbeweging de mannen van de vroege periode hebben gekarakteriseerd. In hun ogen was het een zootje en daar hadden ze gelijk in. Maar wie met andere ogen kijkt ziet waarschijnlijk ook een zootje, een bonte stoet mannen – vrouwen kom je weinig tegen bij Bos – maar dan wel met daadkracht, inventiviteit en een grenzeloos gevoel voor rechtvaardigheid.

Voor een partij als de SDAP die zich beschaafd en redelijk wilde opstellen was het verleden ballast, net zoals de PvdA moest afrekenen met zijn SDAP-verleden. Is het dan vreemd dat de nieuwe parlementairen die voor alles in een PARTIJ verenigd wilden zijn, neerkeken op een beweging die dat nadrukkelijk niet was.

Kraakbeweging

De vroege socialisten oriënteerden zich vooral op plaatselijk niveau, concludeert Bos, hun formele organisatiestructuren speelden meestal een ondergeschikte rol en zowel de politieke doelstellingen als ideologische voorstellingen vormden een bont en gevarieerd geheel. Deze kenmerken, die de vroege socialisten fundamenteel onderscheidden van de latere beweging, hoeven echter niet noodzakelijk in termen van beperktheid, zwakte en verwarring te worden beschouwd. In veel opzichten lijken het eerder passende antwoorden op de uitdagingen waarvoor de Amsterdamse socialisten in de jaren tussen 1848 en 1894 gesteld zagen.

De door Bos beschreven volksbeweging was geen politieke partij maar een sociaal netwerk. Het boek past dan ook veel meer in de traditie van opstandigheid die Amsterdam ook in de eeuw die erop volgde heeft gekend. Of, om een paar latere parallellen te trekken: Provo en de kraakbeweging zijn veel meer de erfgenamen van de bonte stoet volksmannen, volksvrienden en vroege socialisten die in de tweede helft van de 19de eeuw door de stad trokken dan de saaie en monolitische blokken die Troelstra, Vorrink en Den Uyl om zich heen wisten te verzamelen.

Friso Roest

Dennis Bos. Waarachtige volksvrienden - De vroege socialistische beweging in Amsterdam, 1848-1894. Bert Bakker, 444 pag., fl. 39,50, ISBN 90 351 2315 8.

 

.Terug naar boven