●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2001 ● Overzicht
#7
De
autonomie van dieren
De
Gentse criminologe Geertrui Cazaux die het boek samenstelde, schrijft
in de inleiding dat de literatuur over relaties tussen mensen en dieren
de laatste jaren enorm is toegenomen. Er bleek behoefte te bestaan aan
een interdisciplinair overzichtswerk over dit onderwerp. Cazaux heeft
ernaar gestreefd zo veel mogelijk verschillende invalshoeken en thema's
aan bod te laten komen. Ulrich
Melle, docent aan de Katholieke Universiteit van Leuven, stelt in het
openingsartikel 'De slavernij van dieren als moreel probleem', dat voor
hem de dierenbevrijdingsethiek staat of valt met het al dan niet bestaan
van een dierlijk bewustzijn. (Overigens is het belangrijk om te weten
dat het in dit boek bij het begrip 'dierenbevrijdingsethiek' niet om
concrete bevrijdingsacties gaat, maar om een algehele ethiek van mensen
ten opzichte van dieren.) Harde bewijzen dat dieren een bewustzijn hebben
zijn er niet, maar zolang er hierover geen sluitende wetenschappelijke
consensus is, is het volgens Melle ook niet bewezen dat dieren geen
bewustzijn hebben. Mijn
vraag is echter of harde bewijzen sowieso mogelijk zijn. Bij andere
mensen gaan we er vanuit dat zij bewustzijn hebben, terwijl we dat ook
niet concreet weten. Waaruit moet ik opmaken dat als ik jou een lel
verkoop en jij het vervolgens uitkermt van de pijn, jij dan daadwerkelijk
pijn voelt? Maar, schrijft Melle, afgezien van of dieren een bewustzijn
hebben, blijft het de vraag of dierlijke en menselijke pijngevoelens
zonder meer vergelijkbaar zijn. Morele
consideratie Melle
bespreekt in zijn artikel twee filosofische stromingen die dieren 'morele
consideratie' toekennen. De utilitaristische ethiek van Peter Singer
en de dierenrechtenethiek van Tom Regan. Utilitarisme
is een morele filosofie die ontworpen is om te verklaren waarom sommige
daden goed of slecht zijn. Het utilitarisme beoordeelt daden op hun
gevolgen en op de hoeveelheid genot die het voor de direct betrokkenen
oplevert. Het doel van het utilitarisme is het grootste genot voor het
grootste aantal. Het enige zinvolle criterium om de grenzen van de 'morele
gemeenschap' af te bakenen is daarom het vermogen tot het bewust beleven
van genot, maar ook dat van pijn en leed. In dat geval, menen utilitaristen,
hebben sommige dieren, zoals chimpansees en bonobo's, meer van dit vermogen
in huis dan zwaar geestelijk gehandicapte mensen. Volgens
Melle stelt de utilitaristische dierenbevrijdingsethiek niet alleen
dat dieren kunnen lijden, maar veronderstelt zij ook dat mensen een
zekere voorstelling kunnen hebben van de aard, de omvang en de intensiteit
van dat lijden. In sommige gevallen is volgens utilitaristen het lijden
dat door mensen wordt veroorzaakt ethisch te verantwoorden, maar als
dat niet mogelijk is, dan moet er ook alles aan gedaan worden om dat
lijden te beëindigen. Domesticatie De
dierenrechtenethiek van de filosoof Tom Regan gaat er van uit dat slavernij
van dieren ethisch gezien op dezelfde gronden onaanvaardbaar is als
slavernij van mensen. Het is namelijk een inbreuk op de autonomie van
het dier, op zijn recht tot zelfbepaling. Melle
stelt daarom de retorische vraag of mensen dieren kunnen gebruiken én
tegelijkertijd hun autonomie respecteren. Dat zou namelijk veronderstellen
dat dieren ermee kunnen instemmen en bovendien deze inwilliging ook
nog zouden kunnen mededelen. Aangezien dieren hierin nooit gelijke partners
kunnen zijn, moet de mens ze dientengevolge met rust laten, dus dieren
hun eigen leven laten leven. De
huidige slavernij kan volgens Melle pas eindigen na de dood van deze
slaven, en daarom is het het beste om te voorkomen dat landbouwhuisdieren
zich voortplanten. Door domesticatie hebben dieren namelijk geleidelijk
aan hun natuurlijke integriteit en onafhankelijkheid, hun wildheid,
verloren. Melle concludeert dat letterlijk genomen 'dierenbevrijding'
niets anders kan betekenen dan de domesticatie van dieren ongedaan te
maken. (Over
domesticatie gesproken, onlangs typeerde bioloog Midas Dekkers in een
interview met De Groene Amsterdammer domesticatie als volgt:
"Als je van een wild dier een huisdier maakt, dus van een wolf
een hond of van een oeros een koe of van Domela Nieuwenhuis - bekend
nederlands anarchist die leefde van 1846 tot 1919 - Wim Kok, dan levert
zo'n dier dertig procent van zijn hersengewicht in. Dat is ook de reden
waarom je nooit meer een koe het oerwoud in kunt sturen en waarom een
hond in het bos hopeloos verdwaalt, waarom Wim Kok nooit meer een eerlijk
woord uit zijn mond krijgt, dat is een kwestie van domesticatie".) Vegetarisme Gezondheid
blijkt het belangrijkste motief voor vegetarisme te zijn, gevolgd door
ethische en ecologische motieven, schrijven Dolf de Ridder, psycholoog/diëtist,
en Marcel Hebbelinck, doctor in de lichamelijke opvoeding, in 'De mens-dier
relatie in het ethisch vegetarisme'. Vegetarisme is al zo oud als de
weg naar Rome, getuige de uitspraken van de Griekse filosoof Plutarchus.
Hij leefde in de eerste eeuw na nul en meende dat het niet aan degene
is die zich van vlees onthoudt om zich te rechtvaardigen, maar aan degene
die vlees eet. Deze Griekse filosoof stelde dat als mensen beweren dat
zij van nature vleeseters zijn, hij/zij dan maar zelf de prooi moet
doden. Plutarchus was een ethisch vegetariër, getuige de uitspraak:
"Voor een beetje vlees nemen wij hun het leven, de zon, het licht
en de loop van het door de natuur gegeven leven, en wij denken dat de
angstkreten die ze uiten niet uitgesproken zijn, dat ze niets betekenen".
Vandaag
de dag spelen ook ecologische motieven een rol voor vegetarisme. Om
één kilogram vlees te produceren heeft men gemiddeld 5,7 kilogram plantaardig
voedsel nodig. Wellicht spreken de volgende getallen meer tot de verbeelding:
als op één are aan veeteelt wordt gedaan, kunnen daar voor 19 dagen
mensen van gevoed worden, terwijl een zelfde oppervlakte graan voedsel
biedt voor 217 dagen. De Ridder en Hebbelinck noemen dit gegeven het
dilemma van 'de ecologische leefbaarheid voor velen' versus 'het economisch
profijt voor enkelen'. Een
veel gehanteerde discussietruc van vleeseters is dat planten misschien
ook wel gevoel hebben, maar een relativering daarvan is
simpel: de productie van dierlijk voedsel kost meer aan plantaardige
gewassen dan de rechtstreekse consumptie ervan. Discontinuïteit Tobias
Leenaert, medeoprichter van Ethisch Vegetarisch Alternatief (EVA), schrijft
in 'Over zelfbedrog in de mens-dier relatie' dat de huidige behandeling
van dieren enkel mogelijk is doordat mensen gebruik maken van een groot
arsenaal aan technieken om de confrontatie met de werkelijke gevolgen
van hun daden te vermijden. Ulrich Melle schreef in zijn artikel 'De
slavernij van dieren als moreel probleem' dat vanaf het prille begin
mensen met dieren omgaan als zijnde voelende en bewuste wezens die eigen
behoeften en verlangens kennen. Leenaert sluit zich daarbij aan als
hij stelt dat er altijd al sprake was van enig schuldgevoel als mensen
gebruik maakten van dieren. (Denk aan de rituelen die vele volkeren
kennen om de geesten van gedode dieren gunstig te stemmen.) Mensen
hebben daarom zoveel mogelijk geprobeerd de verschillen tussen
mens en dier te benadrukken, met als resultaat een kijk op dieren die
gebaseerd is op 'discontinuïteit', een kloof tussen mens en dier. Volgens
Leenaert werd de discontinuïteitsvisie concreet gestalte gegeven in
het christelijke wereldbeeld. Het is in mijn ogen dan ook nauwelijks
opmerkelijk te noemen dat veel bio-industriëlen dit wereldbeeld aanhangen.
Ook de bewering in de negentiende eeuw van de Franse filosoof Descartes,
dat dieren geen bewustzijn hebben en dus niet kunnen lijden, heeft sterk
aan deze visie bijgedragen. Leenaert
haalt James Serpell aan, schrijver van het boek In the company of
animals, die een viertal distantiëringstechnieken onderscheidt die
mensen moeten helpen om niet geconfronteerd te worden met iets waarvan
ze weten dat het verkeerd is. Serpell noemt 'verberging', 'verkeerde
representatie', 'het afschuiven van schuld' en 'onthechting'. 'Verberging'
treedt op, aldus Leenaert, doordat mensen dingen niet bij hun naam noemen,
en daarmee bijvoorbeeld ontkennen dat er dieren worden gegeten. Niemand
spreekt over een stuk koe, als er een biefstuk wordt gegeten, en wat
te denken van het woord 'ruimen' dat momenteel tijdens de 'mond-en klauwzeercrisis'
mijn oren zo veelvuldig teistert. 'Verkeerde
representatie' betreft het moedwillig anders afschilderen van een dier,
met het doel bepaalde daden goed te kunnen praten. Jagers zeggen dat
vossen een bedreiging vormen voor de weidevogelpopulatie, wolven zouden
alle schapen die maar voorhanden zijn opvreten, zeehonden eten het vis
van het brood van vissers et cetera, dus afknallen maar. In
de moderne samenleving wordt volgens Serpell het 'afschuiven van de
schuld naar anderen' vergemakkelijkt door de arbeidsdeling. Zo kan de
vleesproducent de schuld afschuiven naar de consument, en omgekeerd,
wat dan ook veelvuldig gebeurt. Leenaert schrijft dat deze mechanismen
niet nodig zouden zijn als mensen dieren ethisch gezien totaal irrelevant
zouden vinden. Dat is klaarblijkelijk niet het geval, want wreedheid
tegenover dieren wordt in het algemeen afgekeurd. Cruelty
link Zonder
dierlijk voedsel zou de homo sapiens nooit zijn ontstaan, omdat het
energierijk voedsel nodig had. Dit zegt Erik Van der Straeten, docent
zoogdierkunde, in zijn bijdrage 'De Mens en uit het wild afkomstige
dieren'. Als veganist heb ik overigens niet zo'n bezwaar tegen deze
hypothese, want gekookt (energierijk) voedsel en de hedendaagse voedingskennis
waren toentertijd gewoonweg nog niet voor handen. Door
een toename van de menselijke populatie ontstond een toenemende behoefte
aan vlees, wat tienduizend jaar geleden in het zuidwesten van Azië tot
de domesticatie van schapen en geiten leidde. In tegenstelling tot de
westerse landen bezitten vele andere landen geen geïndustrialiseerde
systemen voor de productie van vlees, of is het eindproduct te duur
voor het grootste deel van de bevolking. Wilde dieren blijven er dan
ook een belangrijke voedselbron. Het gebruik van wilde dieren als voedsel
op de binnenlandse markten vormt in niet-westerse landen echter een
van de grootste bedreigingen voor een aantal vogel- en zoogdiersoorten. Geertrui
Cazaux gaat in 'Verband tussen geweld jegens dieren en geweld jegens
mensen' in op het idee dat er een mogelijk verband bestaat tussen dierenmishandeling
en andere vormen van geweld. Dit wordt ook wel de 'cruelty link' genoemd.
Deze stelling werd in de middeleeuwen reeds verkondigd en vormde mede
de aanzet voor de eerste dierenbeschermingswetten. Er lopen onderzoeken
waarbij gekeken wordt of jongeren die extreme vormen van dierenmishandeling
gepleegd hebben, een grotere kans lopen om op latere leeftijd extreem
gewelddadig of agressief gedrag te vertonen. Onderzoek onder serie-
en massamoordenaars heeft namelijk aangetoond dat zij als kind of in
hun jeugd extreme daden van dierenmishandeling hebben gepleegd. Aandacht
voor en onderzoek naar de 'cruelty link' houdt voor Cazaux echter niet
alleen in dat er oog is voor gewelddadige gezinssituaties, seriemoordenaars
en kinderen die dieren mishandelen, maar dat ook geïnstitutionaliseerde
vormen van onderdrukking en uitbuiting in beschouwing worden genomen. Academisch Van
de twintig artikelen die het boek Mensen en andere dieren bevat,
heb ik er hier slechts vijf besproken. Drie daarvan zijn afkomstig uit
het eerste deel 'Omgaan met andere dieren: voorwerp van ethische bekommernis'
en twee uit het derde deel 'Relaties met andere dieren'. Dat wil niet
zeggen dat ik de overige twee delen ('Dieren in het Recht' en Dieren
helpen mensen, mensen helpen dieren') niet gelezen heb, het zegt wel
iets over mijn voorkeuren. Bij Dieren in het recht', dat 36 pagina's
beslaat, doet zich het probleem voor dat ik als volbloed anarchist rechten,
en de daarbij immer gratis toegekende plichten, tamelijk inhoudsloze
begrippen vind, en literatuur daarover mij nauwelijks boeit. Mensen
en andere dieren vond ik desondanks een onderhoudend en gedachtenprikkelend
boek. Het heeft echter één groot nadeel, de meeste artikelen zijn namelijk droog en
academisch van toon. De achterflap vermeldt dat het boek bestemd is
voor iedereen die nadenkt over de relatie tussen mensen en andere
dieren, maar dan had het mijns inziens zeker pakkender geschreven mogen
worden. En wat de vraag betreft of mensen werkelijk voelende wezens
zijn, kan ik mijzelf, en jou wellicht, geruststellen. P'tje
Lanser
Geertrui Cazaux (red.), Mensen en andere dieren. Hun relaties meervoudig bekeken, Garant, 391 blz., ISBN 90-441-1071-3, fl. 64,-
|
||