Ravage   ● Archief    ● Overzicht 2001    ● Overzicht #7


Uit: Ravage #7 , 18 mei 2001

 

De autonomie van dieren

Zijn mensen wel voelende wezens? Met de voortdurend optredende grootschalige landbouwdierziektes in mijn achterhoofd zou ik me daar wel eens ernstig zorgen over moeten gaan maken. In het boek 'Mensen en andere dieren. Hun onderlinge relaties meervoudig bekeken' laten vierentwintig auteurs hun licht op dit onderwerp schijnen. Wellicht dat dit boek mijn zorgen kan wegnemen.

De Gentse criminologe Geertrui Cazaux die het boek samenstelde, schrijft in de inleiding dat de literatuur over relaties tussen mensen en dieren de laatste jaren enorm is toegenomen. Er bleek behoefte te bestaan aan een interdisciplinair overzichtswerk over dit onderwerp. Cazaux heeft ernaar gestreefd zo veel mogelijk verschillende invalshoeken en thema's aan bod te laten komen.

Ulrich Melle, docent aan de Katholieke Universiteit van Leuven, stelt in het openingsartikel 'De slavernij van dieren als moreel probleem', dat voor hem de dierenbevrijdingsethiek staat of valt met het al dan niet bestaan van een dierlijk bewustzijn. (Overigens is het belangrijk om te weten dat het in dit boek bij het begrip 'dierenbevrijdingsethiek' niet om concrete bevrijdingsacties gaat, maar om een algehele ethiek van mensen ten opzichte van dieren.) Harde bewijzen dat dieren een bewustzijn hebben zijn er niet, maar zolang er hierover geen sluitende wetenschappelijke consensus is, is het volgens Melle ook niet bewezen dat dieren geen bewustzijn hebben.

Mijn vraag is echter of harde bewijzen sowieso mogelijk zijn. Bij andere mensen gaan we er vanuit dat zij bewustzijn hebben, terwijl we dat ook niet concreet weten. Waaruit moet ik opmaken dat als ik jou een lel verkoop en jij het vervolgens uitkermt van de pijn, jij dan daadwerkelijk pijn voelt? Maar, schrijft Melle, afgezien van of dieren een bewustzijn hebben, blijft het de vraag of dierlijke en menselijke pijngevoelens zonder meer vergelijkbaar zijn.

Morele consideratie

Melle bespreekt in zijn artikel twee filosofische stromingen die dieren 'morele consideratie' toekennen. De utilitaristische ethiek van Peter Singer en de dierenrechtenethiek van Tom Regan.

Utilitarisme is een morele filosofie die ontworpen is om te verklaren waarom sommige daden goed of slecht zijn. Het utilitarisme beoordeelt daden op hun gevolgen en op de hoeveelheid genot die het voor de direct betrokkenen oplevert. Het doel van het utilitarisme is het grootste genot voor het grootste aantal. Het enige zinvolle criterium om de grenzen van de 'morele gemeenschap' af te bakenen is daarom het vermogen tot het bewust beleven van genot, maar ook dat van pijn en leed. In dat geval, menen utilitaristen, hebben sommige dieren, zoals chimpansees en bonobo's, meer van dit vermogen in huis dan zwaar geestelijk gehandicapte mensen.

Volgens Melle stelt de utilitaristische dierenbevrijdingsethiek niet alleen dat dieren kunnen lijden, maar veronderstelt zij ook dat mensen een zekere voorstelling kunnen hebben van de aard, de omvang en de intensiteit van dat lijden. In sommige gevallen is volgens utilitaristen het lijden dat door mensen wordt veroorzaakt ethisch te verantwoorden, maar als dat niet mogelijk is, dan moet er ook alles aan gedaan worden om dat lijden te beëindigen.

Domesticatie

De dierenrechtenethiek van de filosoof Tom Regan gaat er van uit dat slavernij van dieren ethisch gezien op dezelfde gronden onaanvaardbaar is als slavernij van mensen. Het is namelijk een inbreuk op de autonomie van het dier, op zijn recht tot zelfbepaling.

Melle stelt daarom de retorische vraag of mensen dieren kunnen gebruiken én tegelijkertijd hun autonomie respecteren. Dat zou namelijk veronderstellen dat dieren ermee kunnen instemmen en bovendien deze inwilliging ook nog zouden kunnen mededelen. Aangezien dieren hierin nooit gelijke partners kunnen zijn, moet de mens ze dientengevolge met rust laten, dus dieren hun eigen leven laten leven.

De huidige slavernij kan volgens Melle pas eindigen na de dood van deze slaven, en daarom is het het beste om te voorkomen dat landbouwhuisdieren zich voortplanten. Door domesticatie hebben dieren namelijk geleidelijk aan hun natuurlijke integriteit en onafhankelijkheid, hun wildheid, verloren. Melle concludeert dat letterlijk genomen 'dierenbevrijding' niets anders kan betekenen dan de domesticatie van dieren ongedaan te maken.

(Over domesticatie gesproken, onlangs typeerde bioloog Midas Dekkers in een interview met De Groene Amsterdammer domesticatie als volgt: "Als je van een wild dier een huisdier maakt, dus van een wolf een hond of van een oeros een koe of van Domela Nieuwenhuis - bekend nederlands anarchist die leefde van 1846 tot 1919 - Wim Kok, dan levert zo'n dier dertig procent van zijn hersengewicht in. Dat is ook de reden waarom je nooit meer een koe het oerwoud in kunt sturen en waarom een hond in het bos hopeloos verdwaalt, waarom Wim Kok nooit meer een eerlijk woord uit zijn mond krijgt, dat is een kwestie van domesticatie".)

Vegetarisme

Gezondheid blijkt het belangrijkste motief voor vegetarisme te zijn, gevolgd door ethische en ecologische motieven, schrijven Dolf de Ridder, psycholoog/diëtist, en Marcel Hebbelinck, doctor in de lichamelijke opvoeding, in 'De mens-dier relatie in het ethisch vegetarisme'. Vegetarisme is al zo oud als de weg naar Rome, getuige de uitspraken van de Griekse filosoof Plutarchus. Hij leefde in de eerste eeuw na nul en meende dat het niet aan degene is die zich van vlees onthoudt om zich te rechtvaardigen, maar aan degene die vlees eet. Deze Griekse filosoof stelde dat als mensen beweren dat zij van nature vleeseters zijn, hij/zij dan maar zelf de prooi moet doden. Plutarchus was een ethisch vegetariër, getuige de uitspraak: "Voor een beetje vlees nemen wij hun het leven, de zon, het licht en de loop van het door de natuur gegeven leven, en wij denken dat de angstkreten die ze uiten niet uitgesproken zijn, dat ze niets betekenen".

Vandaag de dag spelen ook ecologische motieven een rol voor vegetarisme. Om één kilogram vlees te produceren heeft men gemiddeld 5,7 kilogram plantaardig voedsel nodig. Wellicht spreken de volgende getallen meer tot de verbeelding: als op één are aan veeteelt wordt gedaan, kunnen daar voor 19 dagen mensen van gevoed worden, terwijl een zelfde oppervlakte graan voedsel biedt voor 217 dagen. De Ridder en Hebbelinck noemen dit gegeven het dilemma van 'de ecologische leefbaarheid voor velen' versus 'het economisch profijt voor enkelen'.

Een veel gehanteerde discussietruc van vleeseters is dat planten misschien ook wel gevoel hebben, maar een relativering daarvan is  simpel: de productie van dierlijk voedsel kost meer aan plantaardige gewassen dan de rechtstreekse consumptie ervan.

Discontinuïteit

Tobias Leenaert, medeoprichter van Ethisch Vegetarisch Alternatief (EVA), schrijft in 'Over zelfbedrog in de mens-dier relatie' dat de huidige behandeling van dieren enkel mogelijk is doordat mensen gebruik maken van een groot arsenaal aan technieken om de confrontatie met de werkelijke gevolgen van hun daden te vermijden. Ulrich Melle schreef in zijn artikel 'De slavernij van dieren als moreel probleem' dat vanaf het prille begin mensen met dieren omgaan als zijnde voelende en bewuste wezens die eigen behoeften en verlangens kennen. Leenaert sluit zich daarbij aan als hij stelt dat er altijd al sprake was van enig schuldgevoel als mensen gebruik maakten van dieren. (Denk aan de rituelen die vele volkeren kennen om de geesten van gedode dieren gunstig te stemmen.)

Mensen hebben daarom zoveel mogelijk geprobeerd de verschillen tussen mens en dier te benadrukken, met als resultaat een kijk op dieren die gebaseerd is op 'discontinuïteit', een kloof tussen mens en dier. Volgens Leenaert werd de discontinuïteitsvisie concreet gestalte gegeven in het christelijke wereldbeeld. Het is in mijn ogen dan ook nauwelijks opmerkelijk te noemen dat veel bio-industriëlen dit wereldbeeld aanhangen. Ook de bewering in de negentiende eeuw van de Franse filosoof Descartes, dat dieren geen bewustzijn hebben en dus niet kunnen lijden, heeft sterk aan deze visie bijgedragen.

Leenaert haalt James Serpell aan, schrijver van het boek In the company of animals, die een viertal distantiëringstechnieken onderscheidt die mensen moeten helpen om niet geconfronteerd te worden met iets waarvan ze weten dat het verkeerd is. Serpell noemt 'verberging', 'verkeerde representatie', 'het afschuiven van schuld' en 'onthechting'. 'Verberging' treedt op, aldus Leenaert, doordat mensen dingen niet bij hun naam noemen, en daarmee bijvoorbeeld ontkennen dat er dieren worden gegeten. Niemand spreekt over een stuk koe, als er een biefstuk wordt gegeten, en wat te denken van het woord 'ruimen' dat momenteel tijdens de 'mond-en klauwzeercrisis' mijn oren zo veelvuldig teistert.

'Verkeerde representatie' betreft het moedwillig anders afschilderen van een dier, met het doel bepaalde daden goed te kunnen praten. Jagers zeggen dat vossen een bedreiging vormen voor de weidevogelpopulatie, wolven zouden alle schapen die maar voorhanden zijn opvreten, zeehonden eten het vis van het brood van vissers et cetera, dus afknallen maar.

In de moderne samenleving wordt volgens Serpell het 'afschuiven van de schuld naar anderen' vergemakkelijkt door de arbeidsdeling. Zo kan de vleesproducent de schuld afschuiven naar de consument, en omgekeerd, wat dan ook veelvuldig gebeurt. Leenaert schrijft dat deze mechanismen niet nodig zouden zijn als mensen dieren ethisch gezien totaal irrelevant zouden vinden. Dat is klaarblijkelijk niet het geval, want wreedheid tegenover dieren wordt in het algemeen afgekeurd.

Cruelty link

Zonder dierlijk voedsel zou de homo sapiens nooit zijn ontstaan, omdat het energierijk voedsel nodig had. Dit zegt Erik Van der Straeten, docent zoogdierkunde, in zijn bijdrage 'De Mens en uit het wild afkomstige dieren'. Als veganist heb ik overigens niet zo'n bezwaar tegen deze hypothese, want gekookt (energierijk) voedsel en de hedendaagse voedingskennis waren toentertijd gewoonweg nog niet voor handen.

Door een toename van de menselijke populatie ontstond een toenemende behoefte aan vlees, wat tienduizend jaar geleden in het zuidwesten van Azië tot de domesticatie van schapen en geiten leidde. In tegenstelling tot de westerse landen bezitten vele andere landen geen geïndustrialiseerde systemen voor de productie van vlees, of is het eindproduct te duur voor het grootste deel van de bevolking. Wilde dieren blijven er dan ook een belangrijke voedselbron. Het gebruik van wilde dieren als voedsel op de binnenlandse markten vormt in niet-westerse landen echter een van de grootste bedreigingen voor een aantal vogel- en zoogdiersoorten.

Geertrui Cazaux gaat in 'Verband tussen geweld jegens dieren en geweld jegens mensen' in op het idee dat er een mogelijk verband bestaat tussen dierenmishandeling en andere vormen van geweld. Dit wordt ook wel de 'cruelty link' genoemd. Deze stelling werd in de middeleeuwen reeds verkondigd en vormde mede de aanzet voor de eerste dierenbeschermingswetten. Er lopen onderzoeken waarbij gekeken wordt of jongeren die extreme vormen van dierenmishandeling gepleegd hebben, een grotere kans lopen om op latere leeftijd extreem gewelddadig of agressief gedrag te vertonen. Onderzoek onder serie- en massamoordenaars heeft namelijk aangetoond dat zij als kind of in hun jeugd extreme daden van dierenmishandeling hebben gepleegd.

Aandacht voor en onderzoek naar de 'cruelty link' houdt voor Cazaux echter niet alleen in dat er oog is voor gewelddadige gezinssituaties, seriemoordenaars en kinderen die dieren mishandelen, maar dat ook geïnstitutionaliseerde vormen van onderdrukking en uitbuiting in beschouwing worden genomen.

Academisch

Van de twintig artikelen die het boek Mensen en andere dieren bevat, heb ik er hier slechts vijf besproken. Drie daarvan zijn afkomstig uit het eerste deel 'Omgaan met andere dieren: voorwerp van ethische bekommernis' en twee uit het derde deel 'Relaties met andere dieren'. Dat wil niet zeggen dat ik de overige twee delen ('Dieren in het Recht' en Dieren helpen mensen, mensen helpen dieren') niet gelezen heb, het zegt wel iets over mijn voorkeuren. Bij Dieren in het recht', dat 36 pagina's beslaat, doet zich het probleem voor dat ik als volbloed anarchist rechten, en de daarbij immer gratis toegekende plichten, tamelijk inhoudsloze begrippen vind, en literatuur daarover mij nauwelijks boeit.

Mensen en andere dieren vond ik desondanks een onderhoudend en gedachtenprikkelend boek. Het heeft echter één groot nadeel,  de meeste artikelen zijn namelijk droog en academisch van toon. De achterflap vermeldt dat het boek bestemd is voor iedereen die nadenkt over de relatie tussen mensen en andere dieren, maar dan had het mijns inziens zeker pakkender geschreven mogen worden. En wat de vraag betreft of mensen werkelijk voelende wezens zijn, kan ik mijzelf, en jou wellicht, geruststellen.

P'tje Lanser

Geertrui Cazaux (red.), Mensen en andere dieren. Hun relaties meervoudig bekeken, Garant, 391 blz., ISBN 90-441-1071-3, fl. 64,- 

.Terug naar boven