●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
2001 ● Overzicht
#7 Registratie: De markt van veiligheid en zekerheid Registratie, DNA‑onderzoek, cameratoezicht, afluisteren, inkijkoperaties, fouilleren zonder verdenking... de Nederlandse staat krijgt steeds meer totalitaire trekjes. Maar is de overheid wel de enige Big Brother?In de strijd tegen criminaliteit en onveiligheid
heeft de overheid zichzelf de laatste tijd nogal wat bevoegdheden en
mogelijkheden toebedeeld. Klonk er in het verleden vanuit verschillende
hoeken de nodige kritiek op dit soort ontwikkelingen (vaak met verwijzingen
naar bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog), nu blijft het akelig stil.
Het beeld van de Totalitaire Staat jaagt nog maar weinig mensen schrik
aan. Volgens voorstanders van meer controle is dit beeld
ook achterhaald. Criminelen zijn enger dan de controle zelf. Meer registratie,
technologie en bevoegdheden zijn juist in het belang van de 'goedwillende
burger'. Critici wijzen er tevergeefs op dat een almachtige overheid
ook bedreigend kan zijn voor de burgers die ze zegt te beschermen: "Ik
hoop niet dat het zo ver komt, maar als er hier ooit weer een dictator
aan de macht komt, dan ligt de hele infrastructuur er al". Maar
is deze nadruk op het gevaar van een totalitaire staat niet een wat
te simpele voorstelling van zaken? Stukje marktgebeuren Naast de overheid zijn er tegenwoordig meer kapers
op de kust voor de rol van Big Brother. Het gezag van de overheid is
allang niet meer vanzelfsprekend. Zo lijkt de overheid nauwelijks greep
te hebben op veel (technologische) ontwikkelingen. Tegelijkertijd zijn
veel overheidstaken overgenomen door de Europese overheid en de particuliere
sector, een ontwikkeling die de Nederlandse regering overigens bepaald
niet heeft tegengewerkt. Particuliere beveiligingsbedrijven spelen een steeds
grotere rol op de markt van veiligheid en toezicht. Deze bedrijven worden
gepresenteerd als 'junior‑partner' van de overheid: ze zouden
alleen eenvoudige klusjes van de politie overnemen. In de praktijk is
hun marktaandeel echter veel groter. Ze beveiligen niet alleen privé‑eigendom
en terreinen, maar streven de overheid zelfs voorbij bij de aanpak van
economische misdaad en fraude. Ook in de openbare ruimte rukt de particuliere sector
op; buurtbewoners die een beveiligingsbedrijf inhuren om hun buurt te
bewaken zijn geen zeldzaamheid meer. Alleen het strafrecht is nog een
exclusieve overheidsaangelegenheid. Als de overheid wil scoren op veiligheidsgebied
moet ze dus concurreren op de door haar zelf gecreëerde markt van veiligheid
en zekerheid. Dit betekent dat de overheid producten moet leveren: zichtbare
en liefst ook meetbare prestaties op veiligheidsgebied. Met name de
meetbaarheid brengt veel extra werk met zich mee. De hoeveelheid werk wordt ook vergroot doordat de
vraag naar veiligheid is toegenomen. Veel burgers verwachten toezicht
van de overheid op bijna elk gebied: milieu, internet, school, binnenshuis...
Ook de overheid zelf legt nieuwe taken op haar eigen bordje, zoals de
bestrijding van mensensmokkel, het vervolgen van falende hulpverleners
en het aanpakken van corruptie. Hierbij komt nog eens dat de politie
zichzelf tegenwoordig ook als bedrijf ziet en daardoor steeds vaker
kritiek heeft op het beleid dat ze moeten uitvoeren. De markt van veiligheid en zekerheid is dus moeilijk
te behappen door de overheid. Dit probleem wordt aangepakt met behulp
van de volgende methoden: werk delegeren, pro‑actief werken, gebruik
maken van nieuwe technieken en het geven van extra bevoegdheden aan
politie- en inlichtingendiensten. Kennis is macht Woningbouwverenigingen, buurtinitiatieven, scholen,
ondernemersverenigingen, jongerencentra... allemaal doen ze wel iets
dat raakvlakken heeft met veiligheid. De overheid ziet graag dat ze
daar wat verder in gaan, onder leiding van diezelfde overheid natuurlijk.
Veel gewone overheidstaken als het onderhouden van de openbare ruimte
en hulpverlening vinden nu plaats in het kader van de 'sociale veiligheid'.
De overheid kan zo goedkoop scoren op veiligheidsgebied. Pro‑actief werken betekent dat politie en
andere instanties niet langer afwachten tot mensen een probleem bij
hen op het bord deponeren. In plaats daarvan bedenken ze al van tevoren
wat het probleem is en gaan ze dat vervolgens met een speciaal team
of project te lijf. Ook hier wordt vaak weer veel werk overgelaten aan
allerlei maatschappelijke organisaties. Pro‑actief werken heeft als voordeel dat je
vooraf weet hoeveel beslag er wordt gelegd op de schaarse mensen en
middelen van overheidsinstanties. Bovendien hoopt men dat het effect
van het werk beter valt te voorspellen en te meten. Uitvoerders kunnen
zo achteraf worden 'afgerekend' op de 'producten' die ze hebben afgeleverd. Databases Pro‑actief werken brengt een enorme honger
naar informatie met zich mee. Om de juiste aanpak te bepalen moet namelijk
eerst het probleem zo uitgebreid mogelijk in kaart worden gebracht.
Nieuwe problemen moeten bovendien zo vroeg mogelijk gesignaleerd worden.
De misdaadanalist probeert een beeld te krijgen van alle potentiële
criminaliteit. De wijkagent wil een sociale kaart van zijn gebied.
Overlastveroorzakers, vandalisten, junks, buurtbewoners, hooligans,
jongeren, tienermoeders, scholieren... het zijn allemaal pappenheimers
die gekend moeten worden. Veel van de benodigde informatie komt van
al die eerder genoemde maatschappelijke organisaties waaraan werk wordt
gedelegeerd. Pro‑actief werken gaat daarom bijna altijd samen
met delegeren. Het resultaat is een keur van databases over 'probleemgroepen'
of hen die dat kunnen worden. Sinds 1986 bestaat bijvoorbeeld al het Centraal
Informatiepunt Voetbalvandalisme. Het CIV is in de praktijk een soort
'voetbalsupporters‑inlichtingendienst'. Zij verzamelen informatie
over voetbalsupporters, maken analyses, hebben overleg met vergelijkbare
organisaties in het buitenland, enzovoorts. Het CIV heeft een eigen
persoonsbestand waarin de namen staan van alle mensen die zijn aangehouden
of een proces‑verbaal hebben gekregen in verband met voetbalvandalisme.
Deze database wordt ter beschikking gesteld aan politie en justitie.
Dit leidde vorig jaar in de aanloop naar het EK
2000 tot een 'dreigbrief' van de Rotterdamse politie aan 450 supporters.
Voetbalfans die tijdens het Europees Kampioenschap gearresteerd zouden
worden, konden op fikse boetes en gevangenisstraffen rekenen. "De
politie Rotterdam‑Rijnmond is altijd in de buurt, gezien of niet
gezien. Houdt daar rekening mee!", zo liet men de briefontvangers
weten. Milieugroepen Ook milieuactivisten lopen grote kans om in een
database opgeslagen te worden. Sinds januari 2000 is het CICI actief,
het Centraal Informatie‑ en Coördinatiepunt Infrastructurele projecten.
Het gaat hierbij om projecten als de Betuwelijn, Schiphol en de Hogesnelheidslijn.
Het CICI is een samenwerkingsverband van diverse politiekorpsen (en
dan vooral de inlichtingendiensten, RID, van deze korpsen), de BVD en
andere partijen die met deze grote projecten te maken hebben, zoals
de NS en Schiphol. Het CICI verzamelt onder meer gegevens over milieuactivisten
en ‑groepen: GroenFront!, actievergaderingen van Milieudefensie,
maar ook een spandoekactie van boze buurtbewoners die niet nóg meer
treinverkeer in de achtertuin willen. Kortom, iedereen die laat weten
niet achter dit soort projecten te staan, loopt kans met naam en foto
in de computers van het CICI te belanden. Onlangs nam het korps Zuid‑Holland‑Zuid
drie extra RID'ers in dienst. Met projecten als de Maasvlakte en de
HSL in het verschiet verwacht men daar de nodige activiteiten van milieuactivisten. Uiteraard zijn dit niet de enige voorbeelden. Je
kunt het zo gek niet bedenken of er bestaat wel een database voor. Zo
zijn er in verschillende steden registratiesystemen voor 'probleemjongeren'.
In deze databases zijn onder andere medische dossiers, strafrechtelijke
gegevens en rapportcijfers opgenomen. Het doel hiervan is dat de diverse
instanties waar deze jongeren mee in aanraking komen meer samenhang
krijgen en beter gegevens met elkaar kunnen uitwisselen. Sinds kort is er ook een landelijk registratiepunt,
het Cliënt Volgsysteem Jeugdcriminaliteit. Daarnaast is er een registratiepunt
voor corrupte of frauderende ambtenaren, het Kinderporno Informatie
Data Systeem en een database voor gestolen voertuigen. Politiekorpsen
in diverse steden houden er hele databases op na gevuld met prostituees
en personen die een zekere 'relatie' hebben met de prostitutie, zoals
pooiers, dealers, enzovoorts. Wondermiddel Een andere manier om (schijnbaar) snel en makkelijk
te voldoen aan de grote vraag naar veiligheid is het gebruik van nieuwe
technologieën. DNA‑onderzoek moet de opsporing van criminelen
vergemakkelijken. Om dezelfde reden wordt cameratoezicht door de regering
gestimuleerd en tot in de kleinste dorpen toegepast. Doordat dit relatief
nieuwe manieren van opsporing zijn, kunnen we op dit gebied in de toekomst
nog vele ontwikkelingen verwachten. De politie verwacht veel van DNA-onderzoek. Tot
voor kort was het tegen de wil van een verdachte afnemen van DNA slechts
toegestaan als deze verdacht werd van een delict waar een maximumstraf
op stond van acht jaar of meer (vrijwillig afgeven van DNA was natuurlijk
altijd mogelijk). In de praktijk ging het dan meestal om moord en verkrachting.
Met een waar PR‑offensief vanuit met name
politiekringen werd getracht de mogelijkheden voor het gebruik van DNA
als opsporingsmiddel te verruimen. Ook politici als Dittrich (D66)
en Van de Camp (CDA) spraken zich uit voor uitbreiding van de bevoegdheden
op dit gebied. Kortgeleden is minister Korthals van Justitie met een
wetsvoorstel gekomen om DNA‑onderzoek al toe te staan bij delicten
waar een maximumstraf van vier jaar op staat. Hieronder vallen bijvoorbeeld
inbraak en mensensmokkel. Dit wetsvoorstel is al door de Tweede Kamer
en ligt nu bij de Eerste Kamer. Er zijn veel voorstellen voor een nog
verdergaande registratie van DNA‑gegevens. Cameratoezicht
Een andere in het oog springende ontwikkeling is
het cameratoezicht. Dat Nederland meer en meer vol komt te hangen met
camera's is natuurlijk geen nieuws. Maar het blijft niet bij het simpelweg
ophangen van een paar camera's en wat toezichthouders in een centrale
meldkamer. Nieuwe ontwikkelingen gaan een stuk verder: camera's die
werken met gezichtsherkenning en andere zogenaamde 'slimme camera's'. Bij de 'traditionele' vorm van cameratoezicht ziet
een toezichthouder alleen een persoon, zonder te weten wie dat precies
is. Bij een nieuwere vorm van cameratoezicht, die onder andere in Engeland
al op grote schaal wordt toegepast, worden beelden gedigitaliseerd en
gekoppeld aan een database. Van elk gezicht dat door de camera wordt
gevangen, wordt een digitale opname gemaakt. Ieder gezicht bevat unieke
kenmerken, bijvoorbeeld de afstand tussen de wenkbrauwen, kin en jukbeenderen.
Deze gezichtskenmerken kunnen worden vergeleken met gezichtskenmerken
van personen die in een database opgeslagen staan. Zo'n database kan
bijvoorbeeld gegevens bevatten van alle winkeldieven die ooit zijn opgepakt
in een bepaald gebied, of alle pedofielen, drugsdealers, enzovoort.
Komen de kenmerken van een persoon die door de camera wordt gevangen
overeen met die van een in de database opgeslagen persoon dan krijgt
degene die in de meldkamer achter de monitoren zit een melding. Dit
kan iets zijn als: 'Dit is mijnheer X, die is in dit winkelcentrum al
zes keer opgepakt voor winkeldiefstal'. Voor de meldkamer zal dit een
reden zijn om deze persoon te gaan volgen met de camera. Ook kan het
een reden zijn om een persoon niet in een bepaald gebouw of gebied toe
te laten. De nieuwste ontwikkeling is het zogenaamde 'face
in a crowd image capture system'. Dit houdt in dat een camera iemand
'herkent', zoals hierboven beschreven, en deze persoon automatisch
gaat volgen. TNO, de organisatie die zich in Nederland met het ontwikkelen
van een dergelijk systeem bezighoudt, gaf onlangs een demonstratie.
De camera wist een persoon die zich bevond in een grote menigte die
in Belgrado demonstreerde tegen het bewind van Milosevic, uit deze menigte
te filteren en precies te volgen. Verdacht gedrag De volgende stap waar hard aan wordt gewerkt, is
het automatisch herkennen van 'normaal' en 'verdacht' gedrag. Een voorbeeld
daarvan is de zogenaamde 'agressie‑detectie'. Maar ook het overgaan
van een koffer van de ene persoon naar de andere op een parkeerterrein,
is volgens TNO verdacht gedrag. De camera zal dan een melding geven
aan de meldkamer: 'Let op, hier gebeurt iets verdachts, kijk even goed
mee.' Ook een auto die rondjes rijdt op een bepaalde plek, bijvoorbeeld
voor een bank, gedraagt zich verdacht. Bij de NS bestaat grote interesse in deze manier
van observeren. De NS heeft in het hele land zo'n duizend camera's
hangen op de diverse stations. De beelden van al deze camera's komen
binnen in één centrale meldkamer. Vanuit deze meldkamer wordt aan een
station doorgegeven als er iets gebeurt op het desbetreffende station,
waarna bijvoorbeeld de spoorwegpolitie daar een kijkje kan gaan nemen.
Omdat het voor toezichthouders niet te doen is om
de hele dag geconcentreerd naar een wand vol televisieschermen te kijken,
is men op zoek naar een andere methode. Een 'zelfdenkende' camera die
een seintje geeft als er iets gebeurt dat niet 'normaal' is lijkt de
NS een goede oplossing. Samen met TNO is men momenteel bezig met het
project DEVASTA (Detectie van verdachte activiteiten op stations), waarin
men probeert camera's ongewenst gedrag bij te brengen. Dit valt niet
altijd mee. Wat in andere situaties verdacht gedrag is (rennen, samenscholing,
chaotische taferelen) is op een station heel normaal... Bevoegdheden De politie levert steeds vaker kritiek op het beleid
dat ze moet uitvoeren. Omdat de overheid de politie weinig extra geld
kan bieden, wordt de politie onder meer gepaaid met meer bevoegdheden.
Vanaf het 'gedonder' rond de IRT‑affaire en de daaruit voortvloeiende
commissie Van Traa valt een opvallende lijn in te bespeuren. Simpel gezegd: de politie doet iets dat niet mag
(bijvoorbeeld mensen preventief oppakken tijdens de Eurotop in 1997
of inkijkoperaties) en wordt hiervoor op de vingers getikt, soms door
de politiek, soms door de rechter. De politie wordt dan boos omdat ze
zonder verdergaande bevoegdheden niet zou kunnen werken. De politiek
regelt vervolgens alles wat de politie wil in nieuwe wetgeving, zoals
Bestuurlijke Ophouding of de uitbreiding van artikel 141. Dit voorkomt
in ieder geval dat de politie op eigen houtje aan de slag gaat en daarmee
de politiek voor schut zet, zoals is gebeurd in de IRT‑affaire.
Naar aanleiding van deze affaire maakte de commissie
Van Traa in 1995 in een vernietigend rapport duidelijk dat de politie
in het onderzoek naar de zware, georganiseerde criminaliteit ver buiten
haar boekje was getreden. De politie gebruikte op grote schaal opsporingsmiddelen
als pseudokoop, inkijkoperaties en het doorlaten van partijen drugs.
Deze zaken waren niet expliciet bij wet verboden en de politie was van
mening dat wat niet verboden is, gebruikt mag worden. De commissie Van Traa, en vervolgens de gehele Tweede
Kamer dacht hier heel anders over. Deze zaken moeten zo snel mogelijk
wettelijk geregeld worden, want zo kon het niet verder, was de algehele
mening. En nieuwe wetgeving kwam er. Per 1 februari 2000 trad de Wet
Bijzondere Opsporingsbevoegdheden in werking. Deze WOB kun je beschouwen
als een soort 'witwasoperatie' voor de politie. Zo'n beetje alles waar
men over viel tijdens Van Traa, is nu keurig in de wet geregeld. De opsporingsbevoegdheden van de politie zijn flink
uitgebreid. Zo is sinds 1 februari 2000 onder meer stelselmatige observatie,
infiltratie, pseudokoop, het stelselmatig inwinnen van informatie, inkijkoperaties
(overigens niet in woningen), het opnemen van vertrouwelijke informatie
en opnemen van telecommunicatie, toegestaan. Preventief fouilleren In november 1999 grendelde de Rotterdamse politie
de Millinxbuurt hermetisch af. Iedereen die de wijk in of uit ging,
werd gefouilleerd. De rechtbank van Rotterdam oordeelde in januari 2000
dat de hele actie onrechtmatig was. Dat wist men in Rotterdam natuurlijk
van tevoren ook wel, het ging er vooral om de discussie aan te zwengelen
en de politiek te dwingen meer wettelijke armslag te geven om te fouilleren. Dat was niet tegen dovemansoren gericht. Sinds de
actie in de Millinxbuurt werden er drie wetsvoorstellen ingediend die
de politie meer bevoegdheden moet geven bij het zoeken naar wapens.
Het CDA‑kamerlid Van de Camp diende een initiatiefvoorstel in
dat preventief fouilleren in zogenaamde Veiligheidsrisicogebieden mogelijk
maakt. Onder deze gebieden verstaat hij uitgaansgebieden, gebieden
waar veel drugshandel plaatsvindt en gebieden waar manifestaties (grote
sportevenementen, demonstraties, enz.) georganiseerd worden. In deze
gebieden mag de politie, als het aan Van de Camp ligt, iedereen fouilleren,
op elk moment. Daarnaast wil hij de bevoegdheden van de politie
buiten deze gebieden verruimen. Ook het kamerlid Kuijper van de PvdA
heeft een wetsvoorstel ingediend. Dit voorstel moet het mogelijk maken
dat de politie op elk moment iedere auto mag doorzoeken op wapens. Het kabinet heeft zelf ook een wetsvoorstel ingediend.
Hierin kan een burgemeester een bepaald gebied aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Een rechter‑commissaris en een officier van justitie kunnen voor
dit gebied de bevoegdheid verlenen om maximaal zes uur preventief te
fouilleren. Op het ministerie van Justitie wordt nu gewerkt aan het
'in elkaar schuiven' van de diverse voorstellen. Voor een nieuw voorstel,
in welke vorm dan ook, zal hoogstwaarschijnlijk wel een kamermeerderheid
te vinden zijn. Speurneuzen De meest voor de hand liggende 'Big Brothers' zijn
natuurlijk inlichtingendiensten. Oncontroleerbaar houden zij hele bevolkingsgroepen
in de gaten. Al enkele jaren is men bezig met het vernieuwen van de
Wet op de Inlichtingen‑ en Veiligheidsdiensten (WIV). Wanneer
en in welke vorm deze wet ingevoerd gaat worden is nog steeds niet duidelijk.
Wel duidelijk is dat de wet de bevoegdheden van inlichtingendiensten
uit zal breiden. Vooral het nieuw toegevoegde artikel 25a van de
WIV is een nogal vergaande verruiming. Dit artikel geeft de inlichtingendiensten
toestemming om 'Echelon‑achtige' methoden te gebruiken. Het spionagesysteem
Echelon werd bekend door het verhaal dat zij elk emailbericht in de
wereld zou kunnen onderscheppen en filteren op bepaalde woorden ('bom',
'terrorisme', 'aanslag', enz). Over hoe het nu precies zit is nog steeds
geen duidelijkheid, wel dat iets dergelijks bestaat. Toen minister De Grave van Defensie het bestaan
van Echelon toegaf, reageerde een groot deel van de Kamer verontwaardigd.
Vreemd genoeg had men met vergelijkbare praktijken door de BVD blijkbaar
minder moeite, gezien de stilte die er op dit punt heerste tijdens de
behandelingen van het wetsvoorstel. Overigens hoeven we ons van het wel of niet wettelijk
vastleggen van de bevoegdheden van een geheime dienst niet al te veel
voor te stellen. Een dienst als de BVD wordt op geen enkele wijze gecontroleerd.
Een enkele keer per jaar komt de kamercommissie voor inlichtingen‑
en veiligheidsdiensten bijeen, waar vertegenwoordigers van de vier grootste
partijen zitting in hebben. Zij worden dan 'geïnformeerd' over de werkzaamheden
van de BVD. Een wassen neus natuurlijk, want het is de BVD die bepaalt
wat er vrijgegeven wordt in zo'n gesprek. Of zij zich wel of niet aan
de wet houden is door niemand te controleren. De overheid heeft niet het monopolie op oncontroleerbare
(inlichtingen)diensten. Steeds meer grote bedrijven hebben hun eigen
inlichtingendienst of maken gebruik van particuliere inlichtingendiensten.
Zo heeft Shell een eigen dienst, bezit de belangenvereniging voor bontfokkers
naar eigen zeggen de namen van tienduizend tegenstanders en houdt een
bedrijf als Control Risk gegevens over mogelijke tegenstanders van het
bedrijfsleven bij. Allemaal ongecontroleerd en het is onduidelijk
waar deze informatie vandaan komt en precies naar toe gaat. Controlestaat Om een lang verhaal kort te maken: de marktwerking
heeft ook op het gebied van veiligheid toegeslagen. De overheid moet
op dit gebied concurreren met de particuliere sector. Om het zogenaamde
'vertrouwen in de overheid' te herstellen voert ze steeds verdergaande
maatregelen door. Bovendien brengt marktgericht werken sowieso een
enorme honger naar informatie met zich mee. De constatering dat we in
hoog tempo op weg gaan naar een controlestaat is daarom niet geheel
onterecht. Deze controlestaat is echter niet de enige controleur. Zo
is een deel van de maatregelen die de overheid de laatste tijd heeft
doorgevoerd (bijvoorbeeld cameratoezicht, opzetten van databases, preventief
fouilleren) een regelrechte kopie van zaken die in de particuliere sector
allang gemeengoed zijn. Wie wil wijzen op het gevaar van een Big Brother,
of hoe je het ook noemen wilt, kan dus niet om deze sector heen.
Eva Oling
|
||