Naar archief

Uit: Ravage #258 van 1 mei 1998

Publieke resten van koloniale propaganda

Onder de aanwezigen bij de jaarlijkse dodenherdenking van 4 mei op de Dam in Amsterdam zullen weinig mensen zijn die weten dat met het Nationaal Monument niet alleen de oorlogsslachtoffers worden herdacht die vielen tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar dat ermee ook de Nederlandse soldaten worden geëerd die zijn gedood gedurende de koloniale oorlog in Nederlandsch-Indië.

In de achterwand van het onlangs opgeknapte monument zijn twaalf urnen ingemetseld. Elf daarvan zijn gevuld met aarde afkomstig van fusilladeplaatsen in de elf provincies die geleden hebben onder de Duitse bezettingsmacht. De twaalfde urn is afkomstig uit Nederlandsch-Indië. Het is opmerkelijk dat in deze urn niet alleen de gevallenen in de periode 1941-1945 worden herdacht, maar ook de Nederlandse en Nederlandsch-Indische militairen en burgers die vielen tijdens de laatste grote koloniale oorlog van 1945-1949.

Het idee voor de twaalfde urn is afkomstig van generaal S.H. Spoor, die in 1947 voorzitter was van de Commissie voor Eremonumenten. Spoor stelde voor de urn te vullen met aarde van de 22 erebegraafplaatsen in de Indische archipel. Het definitieve Nationaal Monument is in 1956 onthuld. Op de Dam rusten sinds die tijd, gelijkwaardig opgenomen tussen de gevallenen in Nederland, de symbolische resten van de gevalle­nen in Nederlandsch-Indië. Alleen wordt er alles aan gedaan om niemand dit te laten weten.

Dit opmerkelijke feit wordt uitgebreid beschreven in De maagd en de soldaat, een boekje over koloniale monumenten in Neder­land. Nou ja, Nederland, de meesten blijken in Amsterdam te staan - hét bruisende koopmanshart - zodat de samensteller van het boek, de historicus Ewald Vanvugt, er niet aan ontkwam om er een lange stadswande­ling in op te nemen. Het een en ander verluchtigd met foto's van de besproken monumenten.

Een belangrijk deel van de openbare sculptuur in Nederland werd tussen 1890 en 1940 gewijd aan koloniale figuren en gebeurtenissen. Opmerkelijk genoeg, zo constateert Vanvugt, zijn in de laatste decennia van het kolonialisme meer en grotere koloniale monumenten opgericht dan in de drie eeuwen daarvoor. Bijna alle beelden die hij in De maagd en de soldaat beschrijft zijn gemaakt en opgericht in de twintigste eeuw.

Tijdens en meteen na de scheiding van de tropische gebiedsde­len in de jaren veertig en vijftig werd de aanduiding 'koloni­aal' in Europa een taboe- en scheldwoord. Het woord 'koloni­aal' werd geschrapt uit de namen van bedrijven en instituten en verdween overal snel en radicaal alsof datgene wat onder die naam gebeurd was, uit het collectieve geheugen kon worden gewist. Tijdens deze ontkenning van het verleden zijn de precieze betekenissen van de koloniale monumenten vergeten, maar nog steeds doen ze hun gewone propagandawerk, als media van het eerbiedwaardige imago van de overzeese ondernemingen.

Vanvugt is dan ook blij dat de koloniale beelden in de voormalige moederlanden en in Nederland niet kapotgeslagen zijn: 'Zij zijn de laatste publieke resten van de netwerken van propagan­da die eens over de hele samenleving lagen uitge­spreid. Nog altijd beweren de koloniale beelden op straat: 'Het overzeese optreden was voor de plaatselijke bevolking hard maar rechtvaardig' -het zwaard- 'en tegelijk beschermend en opvoedend' -de maagd.'

Volgende generaties zullen in de beelden van de soldaat en het zwaard vermoedelijk ook symbolen zien van de grondslag waarop de overzeese onderneming berustte: het bruut geweld. En de vrouwenfiguur zal dan ook een allegorisch beeld zijn geworden van de koloniale propaganda, die de samenleving verleidde om fantasieën voor de waarheid aan te zien. Wat Vanvugt betreft dienen de beelden dan ook voor de toekomst zorgvuldig bewaard te worden.

Dat niet iedereen die mening is toegedaan, tonen de verwikkelingen rondom het Van Heutsz-monument op het Olympiaplein in Amsterdam aan. Dit standbeeld heeft vele aanslagen moeten trotseren, maar staat nog steeds fier overeind. Nou ja, fier, het is hier en daar wat beklad, z'n naam op het voetstuk is onleesbaar en het fonteintje blijkt continu te worden gesaboteerd.

Onder opperbevel van Van Heutsz (1851-1924) voerde het Nederlandsch-Indisch Leger een reeks meedogenloze veroveringsoorlogen, waarbij hele dorpen routinematig werden uitgemoord. Sommige bloedbaden waren in Nederland snel berucht, zoals het optreden in de Gajo-vallei in 1904 waarbij in vijf maanden 2902 mensen werden vermoord, van wie 1159 vrouwen en kinderen. De 'ijzeren' Van Heutsz heeft als eerste bijna het hele gebied van het huidige Indonesië onder centraal gezag gebracht. Vandaar dat deze man destijds geëerd maar ook gehaat werd.

Vrijwel meteen nadat de gepensioneerde generaal gestorven was, ontstonden op meerdere plaatsen plannen voor een monu­ment. Het Van Heutsz-comité was een feit. Z'n afbeelding werd, als onderdeel van een beeldengroep, in 1926 aangebracht hoog op de gevel van het voormalige Nederlandse Handel Maatschap­pij-gebouw (nu van de ABN-Amro) in de Am­sterdam­se Vijzelstraat. In 1927 werd Van Heutsz als nationale held op de Nieuwe Oosterbe­graafplaats herbegraven. Het zijn volgens Vanvugt sterke voorbeelden van de koloniale propaganda die tegen het eind steeds massaler en brutaler werden georkestreerd.

Nadat het Van Heutsz-comité in 1928 het plan opperde om een standbeeld van de generaal op het Museumplein op te richten, riep het anarchistische blad De Vrije Socialist op om het plein dan om te dopen tot Moordenaarsplein en er ook beelden voor figuren als markies de Sade op te richten. Het stadsbestuur kalmeerde het linkse verzet door mee te werken aan de plaatsing van een standbeeld van Domela Nieuwenhuis. Juni 1935 werd het Van Heutsz-monument door zijn bewonderaarster koningin Wilhelmina onthuld, en wel op het Olympiaplein.

Sindsdien valt het omstreden standbeeld ten prooi aan vernie­lingen en beschamperingen. Voorafgaande aan de huwelijksdag van Claus en Beatrix, 10 maart 1967, lieten provo's een bom ont­ploffen bij het monument. De leeuw met het stadswapen van Batavia werd beschadigd. Diverse malen is de generaal besmeurd met pek en veren, overigens ter gelegenheid van zeer uiteenlopende gebeurtenissen. In de jaren tachtig mislukte een tweede bom­aanslag. Recentelijk kwam het monument weer in opspraak omdat het stadsdeel van zins is om het monument op te laten knappen, tot woede van diverse buurt- en stadsbewoners.

In De maagd en de soldaat worden zo'n tweehonderd van dit soort opvallend onopvallende koloniale monumenten beschreven. Zo blijkt de Koopmans­beurs aan het Damrak, waar onlangs weer de multiculturele Beurs van Kleurrijk Nederland werd gehouden, een beeld van Jan Pieterszoon Coen te bevatten, die in het begin van de zestiende eeuw als gezaghebber van de Vereenigde Oostindische Compagnie flink huis heeft gehouden. De 'man zonder glimlach' had op 30 mei 1619 op Java de stad Jacatra veroverd en verwoest. Op de ruïnes vestigde hij de verzamelplaats Batavia. Vervolgens bracht hij zijn schrikbewind over naar de Molukken.

Vanvugt vergeet overigens niet het meest recent gebouwde koloniale monument aan bod te laten komen, de replica van het VOC-schip dat bij het Scheepvaartmuseum ligt aangemeerd. Volgens de historicus bezien de Nederlanders het schip met vertedering, want zij kennen de VOC-geschiedenis alleen als een spannend jongensboek. In maart 2002 zal het vier eeuwen geleden zijn dat de Compagnie werd opgericht, hetgeen groots gevierd zal gaan worden.

De levensgrote stedenmaagd zit cen­traal onder de nok aan de achterzijde van het oudste Amster­damse monument, het Paleis op de Dam, dat de koloniale onder­neming tot onderwerp heeft. De stedenmaagd vertelt de voorbijgangers die er oog voor hebben luid en duidelijk dat de Amstelstad was opgeklommen van vissersdorp tot wereldmacht. In enkele ogenblikken laat het koloniale monument aan iedereen zien wie in de wereld vooraan staan en wie moeten zwoegen. Afijn, Beatrix weet er ongetwijfeld alles van.

Het derde deel van het boek is geheel gewijd aan verhalen van groepen monumenten 'elders in het land'. Het monument van de gebroeders De Houtman in Gouda, de gevelsteen op Het Binnenhof ter nagedachtenis van de eerste Hollanders op Java, het standbeeld van Coen in Hoorn, van Piet Heyn in Rotterdam, van Michiel de Ruyter in Vlissingen; de een wat uitgebreider dan de ander passeren ze allemaal de revue.

Ewald Vanvugt heeft met De maagd en de soldaat een realis­tische en waardevolle bijdrage geleverd aan de geschiedschrij­ving van ons koloniale verleden. Die beroemde zilvervloot kostte menigeen z'n vroege dood. Dat kan niet vaak genoeg gezegd en beschreven worden. Educatief, informatief en af en toe onthullend. Verplichte, oh nee, vrijwillige kost voor elke burger.

Alex van Veen

Ewald Vanvugt: De Maagd en de soldaat. Koloniale monumenten in Amsterdam en elders. Uitgeverij Jan Mets, 160 blz., fl. 34,50.

 

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1998