- Home
- Archief
- 1998

Uit: Ravage #264/265 van 7 augustus 1998

Kuifje in de ban van het beest

Over de opvoeding tot mannelijkheid

    "Wie over het fascisme spreekt en het ook heeft over seksisme, doet er beter aan helemaal niets te zeggen." (Johan Sjerpstra)

Na zijn moeizame reis door de Sovjet Unie, wordt Kuifje naar de Kongo gestuurd. Dat is spannend. Daar zijn leeuwen en olifanten en luipaarden en apen natuurlijk, en negermeisjes met blote tietjes. En er zijn missieposten met paters, een modelboerderij, een hospitaal, een kapel en daar worden de 'negers' opgevoed tot beschaafde Belgen. "Het was 1930", zegt Kuifje auteur Hergé in een terugblik op zijn oeuvre, "en ik wist van dat land alleen wat de mensen er toen over vertelden. En ik heb de Afrikanen dus naar die normen getekend, in de zuiver paternalistische geest die toen algemeen was in België." Met Hergé was dus niks meer of minder mis dan wat in die tijd mis was met elke Belg in crisis. Kuifje in Afrika racistisch? Je kan net zo goed zeggen vooroorlogs. Laten we het houden op vooroorlogs racisme.

Eind jaren zeventig, op het hoogtepunt van het feminisme en de mannenbeweging, werd de vraag opgeworpen of het oeuvre van Hergé seksistisch was. Duidelijk was dat de Kuifjesalbums een grote rol speelden in de socialisatie en katholisatie van voorpuberale jongetjes. De vrouw ontbreekt in de albums, Kuifje heeft geen moeder, geen vriendinnetje en is nooit verliefd. De vrouw die wel voorkomt, de operazangeres Bianca Castafiore, belichaamt alle Belgische clichés van het vrouwelijke en heeft dan ook een ruim gevulde boezem, ze maakt zich altijd uitbundig op en zingt uitsluitend: "Ha, ik lach bij het zien van mijn schoonheid in deze spiegel." Bianca Castofiore is niet aantrekkelijk, want wereldvreemd. Zeer tegen zijn zin in vertroetelt zij kapitein Haddock. Ze is zowel de hoer als de heilige. Ze is object en treedt letterlijk op. De prijs die ze daarvoor betaalt is het afzien van haar seksualiteit in haar rol als onbevlekte, witte, zuivere bloem.

Jongensboeken

Het belangrijkste verwijt tegen Kuifje albums was dat het hier ging om typische jongensboeken, die een anti vrouwelijke strekking zouden hebben. Deze seksisme kritiek volstond ermee te wijzen op datgene wat ontbrak, namelijk het vrouwelijke. Kuifje zelf was niet zo makkelijk te ontmaskeren als seksist, domweg omdat hij geen vrouwen tegen het lijf liep en geen discriminerende opmerkingen maakte of gedragingen ten toon spreidde. Het seksisme bestond daarentegen uit het bewuste uitsluiten van vrouwen en het vrouwelijke en het aanmeten van een lichaamspantser.

Deze feministische Kuifjekritiek interesseerde zich er niet voor hoe de mannelijkheid dan wel vormgegeven werd. In de officiële catalogus Het imaginair museum van Kuifje (Casterman, 1980) werd een directe parallel getrokken tussen het seksisme enerzijds en het racisme van Kuifje in Afrika anderzijds: "In het raam van een christelijke opvoeding die de geslachten als rassen van elkaar scheidde, was de vrouw, voor Hergé, eerst een vreemd land, een andere wereld." De suggestie die hierachter zat was dat Kuifje zijn jongenfantasiëen over meisjes projecteerde op het zwarte continent Afrika.

In politiek theoretische termen betekende dit dat racisme pas werkelijk bestreden kon worden als de onderliggende heteroseksuele dwangmoraal actief werd onderkend en bewust afgewezen. Het resultaat van deze bevrijdingstheologie was de vestiging van een niet minder dwingende moraal van een geïdealiseerde innerlijke harmonie tussen het mannelijke en vrouwelijke in jezelf. Het was blijkbaar gedaan met het onbekommerd lezen van Kuifje. Het bevrijde bewustzijn diende ter correctie het gecastreerde vrouwelijke op de albums te projecteren, maar dat lukte niet erg. Het herlezen van Kuifje werd zo opgevat als een project van zelfkritiek.
Maar deze correcte lezing ging voorbij aan wat er wel te zien en beleven viel in de albums van Kuifje. Het leesplezier kon maar niet bedorven worden. Het bekritiseren en historiseren van Kuifje albums eindigde altijd in een nieuwe aanbeveling de albums te kopen.

Ontdekkingsreis

Kuifje in Afrika gaat uitsluitend over de dressuur van het mannelijk geslacht, dat voorgesteld wordt als een wild beest dat beschaafd moet worden. Niet het vrouwelijke maar het mannelijke wordt geproblematiseerd als een verslindend monster. Het beschrijft hoe uit het polymorf perverse potentieel een burgerlijke, mannelijke identiteit gehaald wordt. Dit giet Hergé in de voor kinderen aantrekkelijke vorm van de ontdekkingsreis. De kinderlijke fantasie over het onbekende bindt Hergé aan de confrontatie met de wilde dieren. Zo wordt Afrika een projectiescherm voor het verhaal van de opvoeding tot mannelijkheid.

Kuifje in Afrika is ontstaan in de jaren 1930/1931, in een reactie op de economische en psychische crisis van die tijd. De beschavingscrisis wordt omgezet in een verhaal over de seksuele identiteit in de overgang, van kind naar jongen. In tegenstelling tot het eerdere album Kuifje in de Sovjet Unie, neemt Hergé geen partij politieke, maar een psycho politieke invalshoek. De reis is een expeditie naar het innerlijke terra incognito, de jungle van de Westerse ziel. Ter voorbereiding op volgende albums zou Hergé ter plekke onderzoek doen en deskundigen raadplegen. Maar voor Kuifje in Afrika was dit niet nodig.

De Kongo ligt ver weg en de reis erheen gaat per boot. Deze zeereis wordt uitvoerig beschreven. Het verslag van de terugreis per vliegtuig neemt slechts één tekening in beslag. Blijkbaar wist Hergé niet zo goed wat hij Kuifje zou laten doen, daar in de Kongo.

Wat valt er zoal te beleven op zee? Als passagier vooral verveling, luieren aan dek, suffen op een ligstoel, met een wollen plaid over de benen. Verveling doet de fantasie op hol slaan en Kuifje beleeft dus zoveel op zee, dat hij aan luieren en uitrusten nauwelijks toekomt. Op zee zijn haaien, sidderroggen, natuurlijk een blinde passagier, een papegaai en negerbediendes, dat is altijd lachen. De scheepsarts is ook interessant. Seks op zee komt niet voor, omdat op het schip een mannengemeenschap bestaat en seks is met vrouwen, niet met mannen.

Papagaai

Al vanaf de eerste pagina heeft Bobby het aan de stok met het Beest, in dit geval een enge spin. "'n Spin in de morgen, brengt kommer en zorgen, zegt men." In zijn achtervolging van de spin breekt Bobby een spiegel: "Wat 'n pech! Dat er ook nog bij!" Meteen daarop verschijnt voor een derde keer een slecht voorteken. Nu is het de scheepspapegaai Jacko, die "Alle hens aan hek!..." roept. Bobby denkt dat het schip vergaat en probeert in paniek een reddingsboei om te doen, maar als dat ding op zijn kop valt in plaats van om zijn nek, rent hij de kabine uit. Plotseling staat hij in de deuropening oog in oog met de papegaai. Er ontstaat een gevecht als de papegaai Bobby in zijn staartje bijt.

De volgende morgen blijkt Bobby's staart behoorlijk opgezwollen en ongerust (de papegaaienziekte?) brengen Tim en Bobby een bezoek aan de scheepsdokter. Deze constateert gelukkig een onschuldige ontsteking die met een kleine incisie te verhelpen is. Terwijl Bobby op de behandeltafel ligt, komt een neger binnen met een grote zaag in zijn hand. "Dat, nooit!... Dan liever dood!..." roept Bobby uit terwijl hij wegrent. Maar het blijkt slechts de scheepstimmerman te zijn.

Uiteindelijk slaagt de scheepsdokter erin Bobby te 'snijden' en met een mooi verband om z'n staart, verlaten ze de behandelkamer. Bij het dichtslaan raakt Bobby's staartje bekneld tussen de deur. Direct daarna volgt een tweede confrontatie met de papegaai, die erop uitdraait dat Bobby via een luchtkoker naar beneden stort. Hij ploft boven op het hoofd van een verstekeling. "Verdorie! Die smerige hond verraadt me nog! 'k Zal 'm naar de andere wereld helpen...", zegt de schurk en pakt een stok. Maar Bobby weet nog net uit het vooronder te ontsnappen door uit de patrijspoort in zee te springen. Kuifje ziet dit toevallig en roept "Man over boord!". Kuifje gooit een stalen kabel naar Bobby toe en hijst hem uit het water. Precies op dat moment wordt Bobby wederom in zijn staart gebeten, nu door een sidderrog. Getroffen door een enorme stroomstoot, die door de kabel wordt voortgeplant, stort Kuifje bewusteloos op het dek neer.

Mannelijkheid

In het album wordt systematisch een spel gespeeld met bewust en onbewust: als Bobby buiten westen raakt, komt Kuifje juist tot bewustzijn, of omgekeerd. Een negermatroos schiet te hulp door "meneer hondje" een reddingsboei toe te werpen. Helaas gooit de domme neger de boei bovenop Bobby's kop, die bewusteloos naar de diepte zinkt. Precies op dat moment krabbelt Kuifje duizelig overeind. Ondanks de waarschuwing dat de zee vol haaien zit duikt Kuifje moedig Bobby achterna. Wanneer het baasje en zijn hond verenigd zijn, duikt onverhoeds een haai op, die Kuifje in zijn voet bijt. Schoen en sok schieten uit en nogmaals valt de haai aan. Eindelijk brengt de reddingboei redding, want Kuifje stopt de boei in de bek van de haai, waarna ze worden opgepikt.

Het onheil dat de spin aankondigt is de castratiedreiging die Bobby in gang zet en uiteindelijk overdraagt op Kuifje. Van de beet van de papegaai, de zaag, het operatiemes, de deur van de behandelkamer tot de stok van de bandiet, is het Bobby die gevaar loopt. De beet van de sidderrog draagt de dreiging over op Kuifje, die uiteindelijk zelf gebeten wordt door de haai.

Zonder het beestje bij z'n naam te hoeven noemen, maakt Hergé middels deze keten duidelijk wat het eigenlijke onderwerp van de reis is. De wilde natuur blijkt maar in één ding geïnteresseerd te zijn, namelijk de Staart. Daar omheen hangt een dreigende sfeer die de reis in de Kongo spannend maakt. Het doel van de reis zal zijn deze dreiging te neutraliseren doordat ze Kuifje bewust maakt van zijn mannelijkheid.

Kuifje in Afrika is in tegenstelling tot latere albums gemaakt zonder vast scenario. Als verhaal zit het dan ook slecht in elkaar. De schurk, die vanaf het begin aanwezig is komt nergens uit de verf en wordt op een geforceerde wijze uit het verhaal geschreven. Wat een leitmotiv had moeten worden blijkt een doodlopende weg.

Doordat Hergé moeite met de verhaallijn had, zette hij al zijn kaarten op z'n fantasie en vindingrijkheid en komt met spontane invallen. Dit leidde ondermeer tot buiten proportionele slachtpartijen in de savanne, die toen nog geen natuurreservaat heette. Zo doodt Kuifje per ongeluk 15 in plaats van 1 antilope, neemt hij de slachttanden mee van een door hem gevelde olifant, schiet hij krokodillen af waar het maar kan, blaast hij met explosieven voor de grap een neushoorn op en heeft geen moeite met de attractie van een echte leeuwenjacht.

Later zou Hergé spijt betuigen over deze enthousiaste en ongeremde dierenmoord. Hij was zich tijdens het maken van de wekelijkse afleveringen van Tintin en Congo hiervan niet bewust geweest omdat hij geen overzicht had. Hij had gewoon ongegeneerd het 'Es' uit z'n pen laten vloeien. De ecologische kritiek volstaat ermee om de lust om te doden te verwerpen en laat zo de kans voorbij gaan het alledaagse onbewuste op begrip te brengen.

Lui

Kuifje in Afrika is een open boek van het Es. Eenmaal aangekomen op het zwarte continent neemt Kuifje de tijd om de complexe dreigingen in kaart te brengen. Hergé herleidt de onbekende gevaren tot drie elementen: de negers, de schurk en de beesten. Centraal staat het kinderlijk onbenul van de negers. Zo doen ze op school een hele dag erover om 2+2 op te tellen, zonder het juiste antwoord te vinden.

Als Kuifje met zijn speciale Safari automobiel op reis gaat, blijft hij op een gegeven ogenblik steken op een spoorovergang. Een botsing met de naderende trein is onvermijdelijk aangezien de zwarte machinist half in slaap uit het zijraam van de locomotief in de verte staart in plaats van op de rails. "Verschrikkelijk!... Hij rijdt ons te pletter!...", roept Kuifje verschrikt uit. Tot stomme verbazing van iedereen kiepert de locomotief bij botsing van de rails af, terwijl Kuifjes voertuig onbeschadigd op z'n plaats blijft staan. De trein is blijkbaar zo oud en gammel dat hij het in een confrontatie met de auto spontaan begeeft. De autochtone reizigers blijken niet alleen dom en achterlijk, maar ook aartslui. Bobby roept uit: "Vooruit luilakken, doe er ook 'ns wat voor!" Het kost Kuifje aardig wat overredingskracht om de locomotief met vereende krachten terug op de rails te zetten. De locomotief blijkt het niet meer te doen, dus laten ze zich trekken door de moderne auto van Kuifje en is iedereen weer tevreden.

Zo weinig kijk de Babaoro's heeft op techniek, zo weinig feeling hebben ze ook voor de politiek. Hun koning moet ooit zo dom geweest zijn om de oorspronkelijke, rijkversierde scepter in te ruilen voor een doodgewone houten deegroller. Waar de witte man heerst, is de vrouw keukenprinses, maar waar de neger heerst heeft een deegrol het voor 't zeggen. Van economie en rechtspraak hebben ze ook weinig begrepen. Wanneer Kuifje wordt aangesproken als "opperhoofd der Babaoro's" lost hij op superieure wijze een ruzie op tussen twee stamleden. Beide beweren de eigenaar te zijn van een strohoed en Kuifje treedt als rechter op. In plaats van de hoed toe te wijzen aan de rechtmatige eigenaar, snijdt Kuifje als een koning Salomon de hoed in tweeën. Een blanke zou in woede uitbarsten over deze vernieling, maar de negers zijn allebei content: "Blanke goed gehandeld!... Wij nu allebei tevreden!"

De indigenous people, de Ander, of het radicaal exotische zoals 'de negers' tegenwoordig wel heten, heeft Hergé nodig om de complexiteit van het gevaar te bepalen. Ze worden overdreven kinderachtig neergezet om de indigenous readers op een vrolijke wijze afscheid te laten nemen van hun eigen kindsheid. Door kind te blijven kom je niet verder en word je nooit volwassen. Het geleden verlies aan onschuld wordt beloond door het verkrijgen van mannelijke identiteit. Omdat de negers zo dom en onschuldig worden neergezet, zijn ze een willoze prooi van zowel het Kwaad in de gedaante van de schurk als van het Goede, de koloniaal reiziger missionaris reporter. Daarom kunnen ze geen volwassen verantwoordelijkheid op zich nemen. De negers zijn niet meer dan een lachspiegel en belichamen niet het eigenlijke probleem.

Wild beest

De witte schurk daarentegen is de personificatie van het verborgen Kwaad, dat als verstekeling meereist. Hij ontving de opdracht uit Amerika, van Al Capone persoonlijk, om Kuifje uit de weg te ruimen. Al Capone wilde de diamantproductie van Afrika in handen krijgen en meende dat Kuifje op expeditie ging om dit te voorkomen. Maar onze reporter wist van niks. En passant slaagt Kuifje erin de gangsterbende op te rollen.

Het begon er al mee dat de schurk Bobby in zee mepte. In Afrika steelt hij Kuifje's Safari auto en probeert later Kuifje aan de krokodillen op te voeren. Maar wat hij ook probeert, het lukt de boef niet Kuifje uit te schakelen. Als hij een stammenoorlog ontketent eindigt dat niet met Kuifje's dood, maar wordt Kuifje gepromoveerd tot "Koning van de Rhumbaba's".

De boef weet telkens te ontsnappen totdat uiteindelijk een lijf aan lijf gevecht tussen hem en Kuifje plaatsvindt aan de rand van een diepe afgrond. Beide vallen naar beneden, maar Kuifje komt terecht op de zachte rug van een mollig nijlpaard, terwijl de schurk ten prooi valt aan de krokodillen. Hij gaat letterlijk in het beest op. Daarmee geeft Hergé aan dat uiteindelijk niet de schurk maar het wilde beest voor het eigenlijke gevaar staat, zelfs al was de schurk zich daarvan niet bewust. Het wilde beest staat als ongetemde natuur voor het gevaar dat overwonnen moet worden. Afrika is een dierentuin zonder tralies waar de beesten gaan en staan waar ze willen. De enige manier om ze te beheersen is ze af te schieten.

Terwijl Kuifje een vriendschapsband voor het leven heeft met zijn trouwe viervoeter Bobby, zijn de ongeciviliseerde dieren voor hem fremdkörper, waarmee elke verstandhouding uitgesloten is. Zelfs Bobby voelt zich niet verwant met de wilde dieren. Kuifje komt slangen tegen, giraffes, een neushoorn, apen, hij is de hele tijd in de weer met de Afrikaanse fauna. Het merendeel van deze uiteenzettingen heeft enkel een komisch effect, zonder dat het gevaar nader bepaald wordt.

In drie gevallen wordt het thema van de zeereis nadrukkelijk verder uitgewerkt, in zijn ontmoetingen met koning leeuw, een luipaard en een kudde buffels. Na het wegslepen van de verongelukte locomotief valt Kuifje als "brave blanke" de eer te beurt door Koning Deegrol uitgenodigd te worden om deel te nemen aan een heuse leeuwenjacht. De leeuw verraadt zich doordat hij voortdurend brult. Plotseling staat Kuifje neus aan neus met de leeuw, die geen moment aarzelt en onze held bewusteloos slaat. Dan is het tijd voor Bobby om in te grijpen. Hij bijt zich vast in de staart van de leeuw, waarop deze Kuifje loslaat. In het gevecht dat dan volgt verliest de leeuw z'n halve staart. Versuft zit Bobby met het staarteinde in z'n bek en komt Kuifje weer bij kennis. De leeuw is woedend, brult nog harder en valt de Babaorische jagers aan.

Zodra echter de leeuw Bobby ziet met de prooi in zijn bek, verandert hij op slag in een makke circusleeuw. Bobby waarschuwt hem: "En nu is het afgelopen met je kunsten, hè?... Anders 'k de rest van je staart nog af!" Triomfantelijk brengt Kuifje de getemde leeuw aan een touwtje naar het dorp, waarbij de leeuw gefixeerd naar zijn verloren lichaamsdeel kijkt. Het verband tussen castratie en het verlies van macht en potentie ligt er nu duimendik bovenop. Het castratiethema dat in het begin nog verhuld werd in een ondoorzichtige keten, wordt nu in alle openheid uitgetekend. Hergé geeft hiermee aan dat niet de castratie zelve, maar de dreiging ermee het eigenlijke gevaar is.

Dressuur

Nadat Kuifje het gangstercomplot heeft opgerold, gaat hij de dag erna op safari. Plotseling laten de negers de draagstoel vallen en slaan op de vlucht. "Verdorie! 'n Luipaard!..." Een ogenblik hoopt Kuifje nog dat het een getemd luipaard is, dan pakt hij zijn sodafles en spuit het beest in z'n ogen, in een poging hem te verjagen. De luipaard raakt daarvan niet onder de indruk en komt terug. "Heb 'k niks anders?... Ha!... 'n spiegel! Zal ie wel grappig vinden!..." Verschrikt kijkt de luipaard in de spiegel. Op de plaats van Kuifje's mannelijkheid ziet de luipaard de kop van een wild beest. Hij vlucht hals over kop weg en roept uit "Wat een vreselijk ondier!..."

Kuifje spiegelt een uitsnede van de dreiging terug naar het wilde beest. De luipaard schrikt ervan dat de witte man zo'n potentie heeft. Het gaat er Hergé om aan te tonen dat het wilde beest verjaagd moet worden en plaats moet maken voor het gedisciplineerde en gehoorzamende dier.

In het volgende plaatje zit Bobby braaf rechtop in de bedelhouding en roept een opgeluchte Kuifje met de lege spiegel tussen z'n benen: "De laan uit!..." Hergé heeft duidelijk gemaakt dat het gevaar van de ongeremde mannelijkheid ontzenuwd wordt middels de dressuur.

Tijdens filmopnames rent Bobby enthousiast naar een kudde koeien. "Pas toch op, Bobbie! 't Is 'n buffel!... Levensgevaarlijk!..." "Hij denkt zeker dat ik een jochie ben..." Maar het onheil is reeds geschied. Kuifje tracht de leider van de kudde te dresseren en doodt hem uiteindelijk met een katapult. Dan komt de hele kudde achter hem aan om wraak te nemen. "Tegen 50 buffels ben ik niet opgewassen!..." Vervolgens hoort hij motorgeronk en wordt nog net op tijd via een touwladder opgepikt door een toevallig passerend vliegtuig. De techniek is een geschenk uit de hemel en als deus ex machina het medium van de dressuur. "Die is goed..." schreeuwt de co piloot van de dubbeldekker, "We zoeken U reeds meer dan een maand, en hebben de opdracht U direct naar Europa te brengen!... Men heeft een nieuwe opdracht voor U! Ik meen een reportagereis naar Amerika..." En zo neemt Kuifje bedroefd afscheid van zijn kinderlijke naïviteit: "Adieu, Afrika! En nu naar Europa, om vandaar weer over te steken naar Amerika!..."

Moraal

Aan de ongeremde mannelijke drift die de blinde potentie heeft van een op hol geslagen kudde buffels kan alleen met hulp van buiten ontsnapt worden. Hierin ligt volgens Hergé de oplossing van het vraagstuk. Vlak voor zijn redding geeft Kuifje zijn eigen black box, de filmcamera waarmee de herinneringen worden vastgelegd, prijs aan de wilde natuur. Hij ontsnapt aan de doem die vanaf het begin gelegen heeft op de speurtocht over het zwarte continent. Zonder de techniek zou zijn confrontatie met zijn eigen wilde natuur tot de verdoemenis leiden.

De moraal is dat er geen civilisatie mogelijk is temidden van de razende natuur. Het heeft ook geen zin deze met geweld te doden. Ze kan alleen met behulp van de techniek aan banden gelegd worden. Hergé ziet net als zijn tijdgenoot Wilhelm Reich de seksuele energie als een krachtenbron die maatschappelijk ingezet moet worden. Het is een reservoir met een tomeloze potentie, waarvan het grootste deel afgesneden moet worden om ten dienste gesteld te kunnen worden aan de techniek, zoals autorijden, filmen en vliegen. Het restant dient voor de reproductie van de eigen soort benut te worden in de hoedanigheid van een gezonde seksualiteit binnen het moderne huwelijk.

De techniek is niet het mes waarmee de man ontmand wordt, maar een transformator, een interface voor de omzetting van wilde energie in geregelde arbeid. Het is niet de bedoeling van de zaag om het mannelijk orgaan, maar om een plank door te zagen. Niet het geslacht maar de energie wordt afgesneden. Het resultaat van de ontdekkingsreis is dat het ontluikende seksuele bewustzijn de castratie niet meer letterlijk, maar energetisch begrijpt. Het zwarte continent is voor Hergé geen vreemd ras of een vrouw, maar een onaardse oliebron die geëxploiteerd moet worden. Met deze energie kan het nieuwe continent ontdekt worden. In Amerika gaat Kuifje dan ook niet langer in gevecht met het (innerlijke) beest, maar neemt de strijd op met de gangsterbendes van Al Capone.

Door de publicatie van zijn innerlijke roerselen heeft Hergé zijn naam gevestigd en wordt aangezien als een volwassen striptekenaar. De serie productie van albums kan beginnen.

Bilwet

Dit artikel verscheen eerder in het elektronische boek De datadandy, Bilwet, De balie 1995.
Meer Kuifosofie vind je op http://thing.desk.nl/bilwet

 

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1998