- Home - Archief - 1998 |
Uit: Ravage #259 van 15 mei 1998
Brener's aanklacht tegen de moderne kunst
Als een soort Unabomber van de hedendaagse kunst laat Aleksandr Brener al jarenlang zijn spreekwoordelijke bompakketten achter. Met één verschil: hij speelt open kaart. Dat leverde hem vorig jaar vijf maanden celstraf in Nederland op. Zijn bajeservaringen zijn zojuist verschenen onder de titel Een ondergezeken pistool.
Wie wel eens een bank of bedrijf binnenloopt en vriendelijk doch dringend wordt verzocht een ogenblik geduld te hebben, kan de verveelde blik langs de muren laten scheren. Het kan gebeuren dat men dan een of meerdere schilderijen aantreft. Men kijkt naar kunst. Kunst die vaak enkele tonnen heeft mogen kosten. Een hoop verf, al dan niet iets voorstellend, met een lijst eromheen, zou het botte verstand oordelen. 'Moderne kunst'. De schilder leeft nog, misschien ook niet, en mag blij zijn als hij of zij een graantje van het fortuin heeft meegepikt. Aleksandr Brener (1957, Alma Ata, Rusland) vindt dat een kunstenaar per definitie arm is. Succes is verdacht. De kunstenaar dient de diepste roerselen van de ziel uit te drukken. Dat brengt hem of haar onherroepelijk in conflict met de autoriteiten. Waar anderen in kraanwagens klimmen, op een spoorlijn voor nucleair transport gaan liggen of de straat op gaan om te demonstreren tegen allerlei misstanden, daar valt Brener het instituut 'de moderne kunst' aan. Ondanks dat de miljardenhandel van de moderne kunst inderdaad een bedenkelijk fenomeen is, wil dit nog steeds geen hot item worden binnen radicaal links. Vandaar ook dat in actiekringen Brener voornamelijk wordt beschouwd als een onprettig gestoorde gek. Voorzover men hem al kent. Dollarteken Nederland kon in januari 1997 voor het eerst kennismaken met Brener. Dan vereert de guerrilla artiest het Amsterdamse Stedelijk Museum met een bezoek. Hij spuit een dollarteken op een doek van Malevitsj. Het levert Brener vijf maanden cel en een hoop vooral negatieve publiciteit op. In het zojuist verschenen dagboek vanuit de gevangenis, getiteld 'Een ondergezeken pistool', kunnen we vernemen wat zijn motieven zijn geweest om deze daad te verrichten. Een ondergezeken pistool laat zich lezen als een manifest. Een handvol noodzakelijk 'theoretisch gewauwel' zoals Brener het zelf noemt, afgewisseld met zeer persoonlijke notities, maken dit boek tot een vermakelijke en leerzame klap in je gezicht. Brener weet in kort bestek een heleboel duidelijk te maken in dit onoverzichtelijke tijdsgewricht. Brener hanteert een werkwijze die Hakim Bey 'kunst sabotage' en 'poëtisch terrorisme' noemt. Meer dan als een overzicht van 'serieuze' werken, laat zijn artistieke bestaan zich lezen als een aaneenschakeling van sappige anekdotes. Brener moet het hebben van de guerrilla acties, het verstoren van de plechtige bijeenkomsten van kunstenaars en geldschieters. In 1989 emigreerde hij met vrouw en zoontje Zjenja naar Jeruzalem, waar hij als spraakmakend journalist werkzaam was bij de krant 'Een teken des tijds' en waar hij geruchtmakende street performances hield. Omdat hij wegens onenigheid de hoofdredacteur op z'n bek sloeg werd hij ontslagen en keerde vlak daarna terug naar Moskou. Brener verwierf wereldfaam toen hij tijdens een expositie in Stockholm een kunstwerk de vernieling in joeg. Wie de reguliere media destijds volgde, dacht met een gek te maken te hebben. In Een ondergezeken pistool leren we dat er wel meer aan Brener's daad ten grondslag ligt dan waanzin. Onbeschofte behandeling van de Russische delegatie kunstenaars, bijvoorbeeld. Zijn collega's slikken het slechte hotel en het povere werkmateriaal: Brener niet. Focus van zijn haat is de 'ongelooflijk lullige installatie' van een Zweedse organisatrice. 'Op de opening deed ik mijn act: ik zat achter een stel trommels te zingen en te trommelen. Na ongeveer veertig minuten slingerde ik mijn trommels alle kanten uit en begon de centrale, emblematische nep installatie van haar aan gort te slaan. Het hele kutding heb ik verwoest. Een Franse snobistische eikel maakte me hierom uit voor fascist. Ik zei tegen hem: 'Ik ben hier de enige echte democraat van jullie allemaal'! Wat waar was.' Vervolgens brachten de kunstenaars Brener openlijk in diskrediet door middel van een open brief. Voortaan is de wereld gewaarschuwd voor Brener. Ongeleide torpedo's Brener heeft zijn wortels in avant gardistische stromingen als futurisme en situationisme. Volgens hem is de Situationistische Internationale uit de jaren '60 'het laatste zinnige fenomeen' in de moderne kunst. Voor Brener zijn kunst en leven onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat mist hij in 99% van de hedendaagse kunst die hij vervreemdend noemt, onïnteressant, slechts gemaakt met het oog op verkoopcijfers. Brener laat zich kennen als een romantisch kunstenaar. Meermaals mijmert hij over de handvol vrienden die hij heeft, verlangt hij intens naar zijn vrouw Ljoedmila, met wie hij provocerend de liefde bedreef op de trappen van het Kremlin (helaas vroor het die dag). Brener heeft als ludiek serieus doel het oprichten van een 'Internationale van ongeleide torpedo's'. Een dergelijke club zou het Kremlin moeten bezetten en vervolgens de wereld voor enkele dagen betoveren. Brener beschouwt zichzelf niet als terrorist, maar juist als radicaal democraat. Als het aan hem ligt wordt kunst weer iets van het volk, van de straat, in plaats van een speelgoedje voor rondgebuikte kapitalisten of wereldvreemde intellectuelen. Over het 'waarom' van de kladactie in het Stedelijk schrijft Brener: 'Het is duidelijk dat mijn daad is ingegeven door mijn allergie en haat voor de macht van het geld en haar cultuuragenten. Heden ten dage vormen de musea met hun collecties een van de voornaamste bastions van het culturele establishment. Malevitsj' schilderijen zijn (afgezien van de inhoud die de schilder er zelf heeft ingelegd) een van de belangrijkste herkenningstekens van de moderne art business en zijn profeten: de musea, verzamelaars, galeriehouders, critici en de schilders zelf. Ik vond het heel belangrijk openlijk blijk te geven van mijn haat voor deze vorm van cultuurmacht en autoriteit.' Na enkele dagen cel zochten de Rotterdamse kunstenaars Judith Schoneveld en Harmen Verbrugge contact met Brener. Zij kenden elkaar nog van Brener's oproep om de tentoonstelling Manifesta in Rotterdam te boycotten. Schoneveld en Verbrugge richtten vervolgens een steungroep voor Brener op en stelden hun huis aan hem beschikbaar. Zelf beschouwt Brener de aantekeningen in zijn dagboek als 'armzalige, onevenwichtige notities'. Daarmee doet hij zichzelf te kort. Want Een ondergezeken pistool bevat verhelderende opvattingen over kunst zoals ik ze in geen tijden heb gelezen. Geen postmodern gelul van de zoveelste intellectueel die het ook niet meer weet, maar glas eerlijke ideeën. Vooral de bladzijden over zijn opvatting dat poëzie en daad één en hetzelfde zijn, spreken me erg aan. 'Je hoeft geen gedichten te schrijven, slaak maar gewoon een kreet', aldus Brener. Anekdotisch Brener raakte door zijn hongerstaking ernstig verzwakt in de Eenhoorn gevangenis. Met zijn dagboek wil hij tevens een aanklacht indienen tegen gevangenissen in het algemeen, die volgens hem ronduit misdadig zijn. Het dagboek is alleen al de moeite waard vanwege het hoge anekdotische gehalte; Brener vertelt kort en krachtig wat hij zoal heeft uitgespookt. De uitroep 'Flikker toch op met die kutzooi!' ligt ten grondslag aan al wat Brener doet en laat. In kort bestek leren we hem kennen als een geëmotioneerde man met het hart op de juiste plaats. Tevens maakt hij een verongelijkte indruk; in z'n eentje wil hij al het onrecht in de wereld te lijf gaan. De actie waarbij hij met een paar bokshandschoenen Boris Jeltsin te lijf wil gaan, uit protest tegen de inval in Tsjetjenië mag boekdelen spreken. Het dagboek wekt sympathie, ware het niet dat je je kunt afvragen of het bekladden of bewerken van schilderijen zich niet juist tegen de kunst en kunstenaars zelf keert. Want wie wil er nou prikkeldraad of nog strengere bewaking in musea? Wie een discussie wil ontketenen over de verstrengeling tussen kunst en kapitaal, gooit schijnbaar de deur dicht als vernieling als argument wordt gebruikt. Velen, niet in de laatste plaats in Nederland, zullen hem beschouwen als een aandachtsjunk, die zijn schijnbare miskenning als kunstenaar op succesvolle collega's botviert. Typerend is het gebrek aan steun uit de kunstenaarswereld voor Brener toen hij vorig jaar in de bajes zat. Hier en daar een lippendienst en daar bleef het bij. Een ondergezeken pistool is een manifest voor creatieve geesten, aan de vooravond van de wisseling van dit moegestreden millennium. Het zou in andere tijden (de jaren '20, de jaren '60) op het nachtkastje van menig revolutionair hebben gelegen. Maar tegenwoordig klinkt Brener's oproep tot verzet als een roep in de woestijn. Maar dergelijke 'roependen' hebben het wel vaker bij het rechte eind gehad. Marc Hurkmans Een ondergezeken pistool, Aleksandr Brener, uitg. Ravijn (Arsenaal Reeks), fl.20,-. [ kader 1 ] 'Een kunstwerk moet je aanraken'
Geen spijt. Maar wel een naïeve daad, de kladactie in het Stedelijk, geeft Aleksandr Brener toe. Op 4 januari 1997 spoot hij een dollarteken op een peperduur schilderij van Malevitsj in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Voor zijn daad moest hij vijf maanden brommen in gevangenis de Eenhoorn. Ter gelegenheid van de presentatie van zijn bajesdagboek Een ondergezeken pistool verblijft de Russische kunstenaar in Nederland. Een gesprek met Brener en partner collega Barbara Schurz over de motieven achter het 'kunst terrorisme'.
In een postmodern café (op een veilige afstand van het Stedelijk Museum) schuiven we aan tafel. Een paar dagen eerder is in het Stedelijk een tentoonstelling van Ram Katzir uit Israël beklad en zijn er enkele werken ontvreemd. Brener heeft zelf een tijdje in Israël gewoond, in Jeruzalem. Ja, hij heeft van Katzir en van de actie gehoord, maar voor alle duidelijkheid: nee, hij is niet de dader.
Brener en de Oostenrijkse kunstenares Barbara Schurz (25) werken al een tijd samen. In Ljubljana hielden ze een expositie over de Rote Armee Fraktion (RAF). In Wenen toonden ze video's, schilderijen en geschriften met als thema 'democratische cultuur' van Rosa Luxemburg tot en met Noam Chomsky. De ondertitel luidde: 'Er waart een spook door Europa'.
Dat Brener meer in zijn mars heeft dan het naar de kloten helpen van andermens werk, bewijst ook het huidige project, 'Technologies of resistance', in de post structuralistische geest van Michel Foucault en Gilles Deleuze. In inmiddels al honderd tekeningen laten de twee allerlei vormen van individueel en collectief verzet zien. Centraal staat niet zozeer het geloof in verzet tegen 'de macht', maar in de macht van de 'art community', de kunstenaarsgemeenschap zelf zoals zij het veelvuldig noemen. Waar mogelijk proberen Brener en Schurz dan ook contacten met andere kunstenaars aan te knopen. Uit Een ondergezeken pistool blijkt dat het een van Brener's doelen is een 'Internationale van ongeleide torpedo's' uit de grond te stampen die het Kremlin enkele dagen moet bezetten en de wereld een paar dagen mooier maken.
Een opvallende actie haalden Schurz en Brener uit in Berlijn; aan de oostzijde van de Muur verwijderden ze graffiti van een aantal gerenommeerde kunstenaars. ,,Graffiti die zij met copyright hadden ondertekend,'' verklaart Schurz. ,,De Muur is volgens ons helemaal niet gevallen, er loopt nog steeds een scheidslijn tussen mensen, tussen rijk en arm. We wilden de Muur naakt laten zien.''
Is het vernielen van, of iets toevoegen aan (hoe je het noemen wil) een kunstwerk deel van jullie werk? Veel mensen zien dit louter als vandalisme, iets bedreigends...
Aleksandr, wat zou jij doen als iemand anders jouw werk zou 'bewerken'?
Zijn jullie tegen het verkopen van kunstwerken door kunstenaars zelf?
Heb je nog nieuwe acties voor ons in petto?
Marc Hurkmans [kader 2 ] Verwarrende boekpresentatie
Vrijdagavond 8 mei presenteerde Aleksandr Brener zijn boek 'Een ondergezeken pistool' in Theater Zeebeltin Den Haag. De actie van Brener in het Stedelijk Museum in Amsterdam heeft veel stof doen opwaaien. De zaal is dan ook goed gevuld als Brener zelf in het Russisch begint met een stuk uit zijn boek voor te dragen. Hierbij tikt hij continu op de microfoon, waarschijnlijk om de opnames te doen mislukken. Om het geheel over te laten komen op het publiek vertaalt een tolk de woorden van Brener.
Hierna geven de dichter Didi de Paris en tentoonstellingmaker Koos van Duinen op hun eigen manier hun reactie op het dagboek van de omstreden artiest. De uitbundige, maar vage performance van De Paris hakt erin. De bedoeling van de avond is dat er een soort discussie onstaat tussen het publiek en de mensen op het podium. De vragen die gesteld worden door dit publiek zijn echter dermate complex en doen vaak niet ter zake dat Brener regelmatig probeert duidelijk te maken dat het veel simpeler uitgelegd kan worden. Er worden ingewikkelde vraagconstructies bedacht waarna de gehele discussie door een ander weer geheel teniet wordt gedaan door te stellen dat er niks zinnigs gemeld wordt en men beter kan ophouden met deze onzin.
Na de pauze treedt er een muzikaal trio op dat zorgt voor een waanzinnig, in de letterlijke betekenis van het woord, vervolg op de presentatie. Als de zanger met twee brandhoutblokken tegen elkaar gaat slaan, is bij mij de irritatiegrens bereikt. Ik trek het niet meer, en in een nog niet eerder ervaren staat van geest verlaat ik de Zeebelt, schijtziek van het gelul. Brener's boek is overgekomen.
Mark Kulsdom Naar boven Naar Jaargang 1998 |