Uit: Ravage #260 van 29 mei 1998

Zwevend tussen ideologie en democratie

Wat moeten we met de stadspartijen?

Stadspartijen zijn niet iets van deze tijd maar het lijkt toch een typisch jaren negentig fenomeen te zijn. De recente gemeenteraadsverkiezingen lieten weer vele verrassende uitslagen zien, waar de gevestigde politieke partijen nog steeds geen raad mee weten. Bolkestein veroordeelde het fenomeen als "versnippering" van de politiek. Onzin, maar de vraag is wel wat we ermee aanmoeten?

"Ga vooral niet naar de wijken om te luisteren. Al dat luisteren begint de bevolking te irriteren. Neem een politiek standpunt in, dan hoor je wel wat de burgers ervan denken." Deze uitspraak is afkomstig van voormalig Haagse D66 wethouder Jan Ewout van der Putten, die dit onlangs zei op een introductiecursus voor nieuwe Haagse raadsleden. Een nogal opvallende uitspraak van een wethouder die bestuurlijke vernieuwing in z'n portefeuille had en lid is van een partij die juist de democratisering van de Nederlandse politiek als belangrijkste uitgangspunt had. Een partij die nét behoorlijke klappen had gehad en het contact met de kiezer nogal kwijt lijkt te zijn.

Van der Putten's uitspraak lijkt in ieder geval haaks te staan op de opvattingen van vele lokale partijen, die juist de wijken in willen. Toehoorders bij die cursus waren onder andere de net vers gekozen Haagse raadsleden van de Politieke Partij Scheveningen (PPS) en van de Haagse Stadspartij, waarvan de laatste als één van de weinige programmapunten nou juist het vertegenwoordigen van De Haagse Burger had. Beide partijen passen in het beeld dat te schetsen is van de lokale partijen. De PPS is te rangschikken onder de groep stadspartijen, die een chauvinistische achtergrond hebben (de belangen van de eigen wijk of deelgemeente). De Haagse Stadspartij is een vertegenwoordiger van de partijen die bestuurlijke vernieuwing als centraal punt in hun programma hebben staan (voor zover ze überhaupt een programma hadden).

Wat opvalt is dat bestuurlijke vernieuwing een duidelijke gemeenschappelijke factor is van vele stadspartijen. Dat is op zich niet zo vreemd, want vele lokale partijen zijn voortgekomen uit verzet tegen gemeentelijke plannen. Een inmiddels zeer bekend voorbeeld is Leefbaar Utrecht, dat ontstond uit protest tegen onder andere de plannen in de Utrechtse City. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor de Haagse Stadspartij, waar het doordrukken door het College van de bouw van een enorme parkeergarage annex tramtunnel in het centrum een belangrijk speerpunt was.

Vaak zijn het dat soort beslissingen die leiden tot het opzetten van een eigen partij. In Arnhem zien we een invloedrijke bordeelhouder uit het Spijkerkwartier, die een Stadspartij oprichtte als laatste redmiddel in de strijd tegen het gemeentelijke plan de rosse buurt te verplaatsen naar een industrieterrein. In Zwolle werd in 1994 de lokale partij Swollwacht opgericht door mensen die procedeerden tegen de aanleg van de Van Karnebeektunnel. Maar ook gemeentelijke herindelingen kunnen redenen zijn, zoals in Den Bosch, waar een Rosmalense partij die tegen samenvoeging met Den Bosch was, de gemeenteraad haalde.

Het fenomeen stadspartij voegt op deze manier een toch wel nieuwe dimensie toe aan de actiewereld en niet zonder succes. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 deden de lokale partijen de gevestigde fracties grote concurrentie aan. Ruim twintig procent van de stemmen ging naar de plaatselijke lijsten. In totaal leverden ze 2318 raadsleden en 335 wethouders. In 164 van de 622 Nederlandse gemeenten werd een lokale partij zelfs de grootste.

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in maart dit jaar werd dat resultaat weer bijna gehaald met zestien procent van de stemmen (met als kanttekening dat er in veel plaatsen in Brabant niet werd gestemd, terwijl juist daar veel lokale partijen bestaan). Dit jaar deed wel een recordaantal van 750 lokale partijen mee aan de gemeenteraadsverkiezingen.

Bestuurlijke vernieuwing

Hoewel de lokale partijen weliswaar ontstaan zijn als reactie op de arrogantie van de filialen van de landelijke partijen, delen ze met dat begrip bestuurlijke vernieuwing toch ook weer veel met de gevestigde landelijke partijen. Het is een kreet geworden, die vrijwel elke politicus ook in de mond neemt als het gaat over het herstellen van het contact met de kiezer. Het D66 stokpaardje, het referendum, is een van de praktische invullingen van die bestuurlijke vernieuwing, maar is vrijwel in alle gemeenten zodanig ingericht met randvoorwaarden dat het niet werkt. De vraag is dan wat die stadspartijen daar tegenover stellen?

Een mooi voorbeeld is de Oprechte Haarlemse Stadspartij (die overigens één zetel behaalde). Onder het kopje Bestuurlijke Vernieuwing schrijven zij in hun summiere programma: 'Besturen kan eenvoudiger: vijf sectoren, vijf wethouders die politiek aansprakelijk zijn. Het gemeentebestuur dient zich te beperken tot kerntaken. De politiek stelt het beleid vast in samenhang met een kleiner ambtelijk apparaat. (...) Het ambtelijk apparaat controleert en laat de uitvoering van het beleid zo veel mogelijk over aan derden. (...) Wijkraden kunnen, mits democratisch functionerend, meer inspraak in de besluitvorming hebben. Zij kunnen dan taken van de gemeente overnemen. Wijkraden inventariseren de behoeften van de mensen in de wijken. Over essentiële wijzigingen in het beleid of ingrijpende wijzigingen in de bestaande structuur van de stad, dient de bevolking geraadpleegd te worden door een beslissend referendum.'

Ik moet zeggen dat Oprechte Haarlemse Stadspartij daarmee al een wat meer gedefinieerde omschrijving geeft van wat ze onder bestuurlijke vernieuwing verstaan dan vele andere stadspartijen. De meesten komen niet verder dan uitspraken dat ze namens de burger willen gaan praten, waarbij niet wordt aangegeven wie dan die burger is. In het algemeen staat eigen belang meer centraal.

Het is ook interessant om te zien hoe die bestuurlijke vernieuwing binnen die partijen zelf uitwerkt. Bij de Haagse Stadspartij rolden de leden al enkele weken na het behalen van hun ene raadszetel publiekelijk over elkaar heen met verwijten over 'vriendjespolitiek' en 'ondemocratisch gedrag'. Inzet was de keuze voor de fractiemedewerkers. Een vergelijkbaar voorbeeld vertrouwde fractievoorzitter Luuk Kroes van de Stadspartij Almere de Groene Amsterdammer toe: "Juli vorig jaar heeft de voorzitter, Bob Fonhof, ons de partij uitgewerkt. Een regelrechte coup. Het gebeurde tijdens de ledenvergadering waarop ik als fractievoorzitter zou worden herkozen. Het liep aardig vol, jongelui in een jolige stemming. Er moesten extra stoelen worden aangesleept, we waren verheugd. Totdat bleek dat die lui allemaal uit de Ruischvoornstraat kwamen. Daar woont de zoon van Fonhof."

Het is niet fair om te beweren dat dit soort folkloristische toestanden typerend zijn voor alle stadspartijen, maar het is wel vaak bonje. Het pluche van de raadszetels maakt politieke instincten los, die eigenlijk juist bestreden moesten worden. Een bekend probleem is bijvoorbeeld ook het roulatiesysteem. Het Rotterdams Dagblad publiceerde in 1996 in een artikel over de Rotterdamse Stadspartij hiervan een treffend voorbeeld: "Het bestuur van de Stadspartij heeft gedreigd op te stappen wanneer de vertegenwoordigster in de gemeenteraad, M. A. van Grunsven, haar zetel niet beschikbaar stelt. Voorafgaand aan de verkiezingen was afgesproken dat na twee jaar zou worden gerouleerd. Van Grunsven vindt dat de ledenvergadering maar moet bepalen of zij inderdaad vervangen dient te worden. Ze zal zich daarom opnieuw kandidaat stellen. Het partijbestuur van de plaatselijke groepering zegt dat ze dat niet mag en kondigt aan af te treden wanneer de leden een hernieuwde kandidaatstelling toestaan. "Heel erg kinderachtig en flauw. Het is pure chantage,'" reageert Van Grunsven."

Ook het succesvolle Leefbaar Utrecht, die van openheid een principe leek te maken, begon haar werkzaamheden door in besloten kring te gaan vergaderen. Het lijkt in ieder geval zo dat de roep om meer democratie, om bestuurlijke vernieuwing in de gemeenten, niet altijd betekent dat bij die lokale partijen de democratie intern goed geregeld is. Politieke macht, hoe summier dan ook, blijkt ook bij de stadspartijen een moeilijk hanteerbaar probleem te zijn. En dat heeft vermoedelijk veel met de ontstaansbasis van die lokale partijen te maken.

Programmatische armoede

In principe kun je de diverse lokale partijen niet op één lijn stellen, hoewel de wens naar bestuurlijke vernieuwing een soort van grootste gemene deler lijkt te zijn. Als je de programma's van allerlei groeperingen bekijkt, lijkt gebrek aan inhoud méér een overeenkomst te zijn. Veel lokale partijen worden gekenmerkt door een programmatische armoede of ze profileren zich alleen maar op het gebied waarop daarvoor ook actie werd gevoerd. Bij dat laatste is er sprake van een sterk nimby effect ('niet in mijn achtertuin!'- red.).

Maar de overeenkomst is dan weer het bewust achterwege laten van ideologische uitgangspunten. Velen schrijven daar niets over, maar de Stadspartij Purmerend '93 formuleert dat als volgt: 'Stadspartij Purmerend '93 gaat uit van het principe dat plaatselijke politiek praktische politiek is. Vrijwel alle onderwerpen die in een gemeenteraad worden behandeld hebben niets met ideologie of levensbeschouwing te maken. Stadspartij Purmerend '93 vaart een koers waarbij de zorg voor Purmerend en zijn burgers centraal staat. De Stadspartij Purmerend '93 heeft geen enkele binding met een landelijke politieke partij. In die zin hebben wij geen politieke kleur. Dat betekent niet dat wij kleurloos zijn integendeel kleurrijkheid is ons kenmerk.'

Een andere club, Progressief Groen Nieuwegein, de stadspartij van Nieuwegein, omschrijft zichzelf als volgt: 'Wij zijn een lokale inwonerspartij zonder binding met een landelijke politieke partij. Met twee zetels in de Nieuwegeinse gemeenteraad werken wij, in het algemeen belang van de inwoners, aan de toekomst van onze stad. Weinig mensen realiseren zich dat een lokale partij heel anders functioneert dan de plaatselijke afdeling van een landelijke partij. Bij een inwonerspartij maken wij de keuzes op basis van het algemeen belang van de inwoners en niet, zoals bij de landelijke partijen, aan de hand van ideologische uitgangspunten.'

Omdat ze zich opwerpen als de woordvoerders van 'de burger' is de noodzaak om met een eigen programma te komen klein. Politiek wordt door deze groeperingen terug gebracht tot een pragmatische politiek. Het is een postmoderne manier van politiek bedrijven, los van vormen van ideologie.

Het wonderlijke daarbij is dat voor de landelijke partijen eigenlijk hetzelfde geldt. Door het verdwijnen van ideologische verschillen zijn de programma's van de grote politieke partijen steeds meer op elkaar gaan lijken. Om toch nog enig onderscheid aan te kunnen brengen, maken campagneleiders de rol van individuele politici steeds belangrijker. Dit fenomeen wordt ook wel Amerikanisering van de politiek genoemd.

Bij de lokale partijen zien we in feite eenzelfde soort trend, want waar er geen duidelijk programma meer wordt gepresenteerd, resteert niets anders dan te kiezen voor een persoon. Dat lokale partijen soms dan ook meer lijken op familie- en vriendenclubs is niet verwonderlijk. In de NRC zei wethouder T. Huijben van de gemeente Alphen Chaam en lid van de lokale partij Gemeente Belangen Alphen dat als hij alleen al zijn buren, vrienden en familie bij elkaar op zou tellen, dat goed zou zijn twee zetels.

Waar de meeste landelijke partijen omhoog zitten met het fenomeen van de lokale partijen is er één partij die er handig gebruik van lijkt te kunnen maken. De Groenen maakt er, zo lijkt het langzamerhand, een gewoonte van om zo snel mogelijk lijstverbindingen aan te willen gaan met nieuwe stadspartijen. In Den Haag werd binnen 24 uur de Haagse Stadspartij aangeschreven nadat de oprichting de krant had gehaald. Dat daarbij ook niet wordt gelet op programmatische overeenkomsten blijkt wel op de meest wonderlijke samenwerkingen die worden aangegaan.

Zo werkt de Groenen in Leiden samen met een lokale kroegenpartij, een wonderbaarlijk samenwerkingsverband dat de partij Leiden Weer Gezellig wordt genoemd. In Amsterdam daarentegen zien we een samensmelting van de Groenen met de trotskistische SAP, hetgeen Amsterdam Anders is gaan heten. Dat schijnt geen probleem te zijn. Op landelijk niveau profiteren de Groenen daar weer van, en hebben ze dankzij de regionale steun van vele lokale partijen een senator in de Eerste Kamer: de omstreden Martin Bierman die recent in de Groene Amsterdammer weer werd aangesproken op zijn 'Nederland is vol' visie. Bierman is eigenlijk wel een duidelijk voorbeeld van het niet ideologische en pragmatische karakter van de lokale partijen. Niemand stoort zich - ook de SAP niet - aan zijn uitspraken.

Linkse politiek

Het postmoderne fenomeen stadspartij lijkt een interessant alternatief voor linkse politiek te zijn, waar die voorlopig is vastgelopen in een ideologisch vacuüm. Het is wonderbaarlijk om te zien dat mensen die tien jaar geleden zich nog walgend afwenden van de partijpolitiek, nu ineens het idee van een stadspartij oppakken om dat ook eens te proberen, want het heeft toch succes... De Haagse Stadspartij is daar een goed voorbeeld van; krakers en anarchisten die de gemeentepolitiek in gaan en zelfs een zetel wisten te behalen. Zelfs de SAP, die electoraal nooit iets presteerde kan nu trots wijzen op die ene zetel die ze in Amsterdam hebben.

Maar of het nu echt een alternatief is om mee te gaan doen in het politieke spelletje betwijfel ik. Eerlijk gezegd ben ik het helemaal eens met de uitspraak die ik in het begin al noemde van Jan Ewout van der Putten: "Neem een politiek standpunt in, dan hoor je wel wat de burgers ervan denken." De problemen van de neoliberale vechtmaatschappij worden toch niet bestreden met visieloze, pragmatische politiek?

Aan de andere kant is de opkomst van de stadspartijen ook een terechte uitdrukking van een politieke behoefte van velen om de politiek een andere democratische invulling te geven. Het is al of niet bewust een reactie op het ondemocratische karakter van 'Europa' en op de globalisering, waardoor de wereld nog groter en ongrijpbaarder wordt. Die tendens is belangrijker dan het gegeven dat veel van die initatieven nogal amateuristisch en bijna a politiek lijken.

In het fenomeen 'stadspartij' drukken zich een aantal ontwikkelingen uit. De belangrijkste zijn denk ik 'de kloof tussen burger en politiek' (misschien iets breder te vatten onder het kopje 'democratie', of vanuit onze interesse 'links en democratie'), de inhoud van politiek (ook wat breder te vatten onder de vraag wat 'politiek' nog is, kan wezen en zou moeten zijn in het huidige tijdsgewricht) en uiteindelijk natuurlijk de vraag wat dit wel of niet zegt over perspectieven van linkse politiek in de komende eeuw.

Hans de Bruin

Dit artikel verscheen eerder via Konfrontatie Digitaal.

 

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1998