Naar archief
Uit: Ravage #256 van 3 april 1998
Oorlog en heelal 's Avonds laat, meestal 's nachts, fiets ik een route van een half uur tot drie kwartier (afhankelijk van waar ik me die dag in de binnenstad heb uitgesloofd) naar huis. De mensen die ik tegenkom, zijn op de vingers van twee handen te tellen, het autoverkeer dat over de viaducten raast waar ik onderdoor fiets niet meegerekend. Heel af en toe laat een nachtbraker zijn of haar hond uit. Wat er door me heen gaat tijdens die fietstochten zijn variaties op Majakovski's boektitel die ik vanochtend in de etalage zag staan: OORLOG EN HEELAL. De sterrenhemel, glinsterend als het een beetje meezit, kijkt toe hoe ik mezelf voortduw. Lichtbakken van massamediaconcerns torenen boven de daken uit. Oorlog en heelal. Dan is er een lang kanaal. Aan de ene kant: de bajes. Hier en daar een
verlicht raampje, van gevangenen die de slaap niet kunnen vatten. Aan
de andere kant van het water kruipen de rijtjeshuizen tegen elkaar aan.
Achter een enkel gordijn wederom gevangenen die de slaap niet kunnen vatten. De dood van de nacht, dat is mijn favoriete tijd. Heel de wereld ademloos tot rust gekomen, op de ruis der snelwegen na, en ik die mezelf voortbeweeg, trager dan een slak, rustelozer dan een mier. Gewoon, als een mens, waarschijnlijk. Oorlog en heelal. Tussen die polen gebeurt het. Terwijl wij hier beneden elkaar de hersens inslaan of elkaar negeren wat op hetzelfde neerkomt, breiden de sferen boven ons zich uit richting oneindigheid. De kleinheid van het menselijke gedoe staat me glashelder voor ogen. De dagelijkse gevechten verliezen alle belang. Kleine oorlog, groot heelal. De oorlogen gaan verder. Je wordt een deel van het heelal. Van de hemel waar niemand je meer ziet. Het geraas in je oren is verstomd tot een onhoorbare ruis. Niets bestaat er nog dan het vacuüm waarin alles verdwijnt. (Emile Cioran merkte ooit op dat hij alles zou opgeven als hij in Engeland woonde en wist dat dat eiland over zoveel honderd jaar zou vergaan. Geldt dit niet voor de aardlingen in het algemeen?) De flatgebouwen die mijn woonomgeving uitmaken zijn omringd door fraai
groen. Je ziet het niet. Je let alleen op of er geen onverlaat uit de
struiken te voorschijn springt die je van je fiets wil trekken. En als
je de voordeur openmaakt, verwacht je een leeg of overhoop gehaald appartement
aan te treffen. Manik Marc Naar bovenNaar Jaargang 1998 |