Naar archief

Uit: Ravage #235 van 16 mei 1997  

Ondergronds blik  

"Parkeergarages roepen een beeld op van: mooi opgeborgen, opgeruimd staat netjes; blik van de straat; weg met die dingen". De eerste regel uit Het Amsterdamse hartinfarct geeft precies het beeld weer dat de gemeente Amsterdam voorspiegelt: parkeergarages zijn een prima oplossing voor de auto-overlast die de stad teistert. Ferdinand Ex, auteur van het boek, geeft aan dat het tegendeel meer realiteitsgehalte heeft. 

De volgorde waarin de geschiedenis van de parkeergarage in Amsterdam in Het Amsterdamse hartinfarct is beschreven, doet wat vreemd aan. In het eerste gedeelte beschrijft Ex de locaties waarin openbare ruimte en woon- en werkpanden moesten - en in de toekomst wellicht nog zullen gaan - verdwijnen om plaats te maken voor parkeergarages. In het tweede deel gaat hij in op de geschiedenis van de discussie rond de aanleg van parkeergarages in Amsterdam. 

Gedegen en goed geļnformeerd laat Ex zien hoe het zover heeft kunnen komen dat de omvangrijke garageplannen die de gemeente momenteel in het hoofd heeft vooralsnog niet op veel verzet vanuit bewoners en gebruikers van de binnenstad heeft gestuit.

Met de opkomst van het massaconsumptie-karakter van de auto, kreeg Amsterdam vanaf de jaren '60 te kampen met een omvangrijk probleem: "Er moest een keuze worden gemaakt tussen het aanpassen van de auto aan de stad of het verder aanpassen van de stad aan de auto", aldus Ex.  

In eerste instantie werd voor de laatste optie gekozen; de gemeente koos voor het doorbreken van oude wijken om ruimte te maken voor brede snelwegen die dwars door de stad lopen. Op diverse plekken in Amsterdam zijn de restanten daarvan nog heel goed te herkennen, zoals in de Jodenbreestraat of bij de Haarlemmerhouttuinen. Veel van deze plannen werden - vaak pas halverwege - gekeerd door protest van buurtgroepen en organisaties die de nadelige kanten van het massale autogebruik op de korrel namen.  

In de jaren '70 begon de gemeente Amsterdam met een proces dat tot de dag van vandaag nog te herkennen is; het opstellen van verkeers- en circulatieplannen die de overlast van de auto zouden moeten verkleinen, maar waarvan de uitwerking in de praktijk ver achterblijft. Op kleine schaal zijn overigens wel resultaten geboekt, doordat de ruimte voor de auto op sommige plekken is verkleind middels de aanleg van vrije trambanen, fietspaden en het plaatsen van obstakels. Maar doortastend beleid, gericht op het fors terugdringen van de auto-overlast heeft nooit enige voet in het zand gehad. 

In 1992 sprak een meerderheid van de Amsterdamse bevolking zich in een referendum uit voor "veel minder ruimte voor de auto". Hoewel de gemeenteraad besluit deze keuze over te nemen, blijkt het begrip 'veel minder ruimte' ineens erg rekbaar. In het laatste Verkeers- en Inrichtingsplan wordt gesteld dat in 2005 tien procent van alle parkeerplaatsen moet zijn opgeheven en het autoverkeer moet zijn teruggedrongen met 25 procent.  

Een belangrijk onderdeel van dit plan is de opheffing van 7200 plaatsen op straat, die deels worden gecompenseerd door de aanleg van 4400 plaatsen in garages. Ex koestert in zijn boek weinig illusies over de kans van slagen. Het opheffen van plaatsen op straat ligt fel onder vuur van de ondernemerswereld. Tegelijkertijd leggen particulieren en bedrijven zelf veel meer parkeerplaatsen in garages aan dan ooit was voorzien; de gemeente stelt in feite ook dat het aantal parkeergarage-plaatsen afhankelijk is van de manier waarop de werkgelegenheid zich in Amsterdam ontwikkelt. De rol die de middenstand hierbij speelt is niet onderschatten, volgens Ex: "Eigenlijk verzette het bedrijfsleven zich tegen ieder plan dat de autobereikbaarheid van het centrum dreigde te beperken". 

Waar de lobby van het bedrijfsleven mede toe geleid heeft, wordt door Ex duidelijk gemaakt in het eerste deel van het boekje. Daarin wordt een overzicht gegeven van de parkeergarages zoals die nu al in de binnenstad van Amsterdam te vinden zijn. Met een veertigtal foto's wordt geļllustreerd op welke wijze deze garages het straatbeeld hebben veranderd; van iedere locatie waar nu een parkeergarage staat, is een foto 'voor' en een foto 'na' de bouw van een garage naast elkaar gezet.  

Deze werkwijze levert een onthutsend beeld op; oude, vaak fraaie blokken huizen en werkpanden hebben in de jaren '80 plaats gemaakt voor betonnen kolossen die huisvesting bieden voor het automobiel. Meer recente foto's, zoals van de Nieuwezijds Voorburgwal bieden een zelfde blik: waar ooit een rij oude huizen met menselijke maten stond, is vorig jaar een muur van glas en beton verrezen, met ervoor een gat waar de auto's zich een weg doorheen moeten wurmen om in de parkeergarage eronder te komen. Zo'n acht locaties in en rond de binnenstad van Amsterdam staat een dergelijk lot te wachten, zoals het Haarlemmerplein en de Singelgracht bij het Leidsebosje. 

Het Amsterdamse hartinfarct lijkt in eerste instantie vooral interessant voor mensen die zich bezig houden met het Amsterdamse verkeersbeleid. Maar ook geļnteresseerden in stedebouwkundige aspecten kunnen veel interessante informatie uit het boek opdiepen. 

Bas Roestenburg 

Het Amsterdamse hartinfarct. Parkeergarages in de binnenstad, Ferdinand Ex. Met een voorwoord door Luud Schimmelpennink. Foto's Dick Naber. Uitgeverij Ravijn, Amsterdam. ISBN 90-72768-47-7. ca. 135 pagina's.

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1997