Naar archief

UIT: Ravage #229 van 21 februari 1997  

De Utrechtse Valkuil 

De vreugde over de aankondiging van de gemeente Utrecht om haar bijstandsbeleid drastisch om te gooien was de afgelopen weken in kringen van bewust baanlozen groot. Vreemd is dit niet. Utrecht staat bijstandsgerechtigden binnenkort toe vrijwilligerswerk te verrichten met behoud van uitkering. Langdurig werklozen kunnen dus ontheffing krijgen van de sollicitatieplicht. Bovendien wordt erkend dat het streven naar Totale Werkgelegenheid niet langer reëel is - over de vraag of het überhaupt wel wenselijk is, wordt overigens niets gezegd.

Nu is het verheugend dat mensen niet langer hoeven te solliciteren naar banen die ze niet leuk, of onzinnig vinden. In die zin is het ook te begrijpen dat Marta Resink en andere bewust baanlozen blij zijn met de 'Utrechtse aanpak'. Marta, die begin dit jaar haar uitkering verloor omdat ze weigert te solliciteren op 'nepbanen', zou immers als ze naar Utrecht verhuist, haar 'nuttige' werk voor Omslag mogen voortzetten met behoud van uitkering.  

Wat me verontrust, is dat bewust baanlozen zich voortdurend beroepen op de 'zinvolheid' en 'nuttigheid' van het werk dat ze doen. Ook de Utrechtse nota 'Anders Actief', waarin de gemeente haar 'sociale activerigsbeleid' (shit, alleen dat woord al) uiteenzet, druipt van deze nuttigheidsideologie. Voorwaarde voor vrijstelling van de sollicitatieplicht is immers dat men onbetaalde, maatschappelijk nuttige activiteiten verricht. Sociale activering betekent in deze context niet langer dat een bijstandsgerechtigde op alle mogelijke manieren een betaalde baan door z'n strot geduwd krijgt, maar dat hij of zij "zinvolle, betekenisvolle en gewaardeerde maatschappelijke activiteiten" verricht.  

Zinvol voor en gewaardeerd door wie?, vraag ik me dan onmiddellijk af. Door de betrokkene zelf, de betreffende ambtenaar of door het Nederlandse volk? Belangrijker nog vind ik de vraag waarom alleen mensen die 'nuttig' en 'zinvol' werk verrichten, zouden mogen worden vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Of iets nut heeft of niet, is immers nauwelijks van belang. Je moet vooral plezier hebben in wat je doet en het is misschien mooi meegenomen als je hiermee iets 'produceert', maar van belang is het nauwelijks.  

De Amerikaanse publicist Bob Black (oh jee, was die niet fout?) stelde jaren geleden al dat ruim 90 procent van het werk dat in de westerse samenlevingen wordt verricht, overbodig is, in die zin dat het niet van essentieel belang is voor ons overleven. Ik vermoed dat dit percentage in de loop der jaren alleen maar groter geworden is. De 10 procent zogenaamde noodzakelijke (of nuttige) arbeid kunnen we eenvoudigweg spelenderwijs verrichten. Spelvreugde is daarmee dus een beter criterium voor het beoordelen van 'maatschappelijke activiteiten' dan de zin of het nut daarvan.  

Misschien dat bewust baanlozen het hier mee eens zijn, maar dan hebben ze inmiddels wel hun eigen valkuil gegraven. Door (uit strategische overwegingen?) te benadrukken dat je al maatschappelijk nuttig werk doet, wek je op z'n minst de indruk dat je dat een belangrijk criterium vindt. Als je dan vervolgens in een volgend gesprek met een of andere beleidsmaker laat doorschemeren dat je eigenlijk al het werk overbodig vindt en het dus niet wil hebben over het 'nut' van hetgeen jij of anderen doen, zal je alras de deur gewezen worden. Het wordt dus de hoogste tijd de strijd voor de afschaffing van de sollicitatieplicht te verbreden. Van nu af aan nemen we alleen nog maar genoegen met de afschaffing van het werk!

Freek Klaploper

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1997