Naar archief

UIT: NN #194 van 6 oktober 1995    

Stoer en soft  

Vrouwen en mannen in de (kraak)beweging 

Waarom laten mannen in de (kraak)beweging met alle pretenties op politiek vlak aan het feminisme zo weinig gelegen liggen? Waarom zijn deze mannen zo moeilijk aanspreekbaar op seksistisch gedrag?  Heeft dat soms iets te maken met de gekozen actievormen? Deze en andere vragen kwamen aan de orde op de door de werkgroep Vrouwenstudies van de Universiteit van Amsterdam georganiseerde open dag met als thema 'Stoer en soft, vrouwen en mannen in de (kraak)beweging'. 

De keuze voor dit thema op de open dag op vrijdag 29 september was mede bepaald door een scriptie die enige maanden geleden door Jens van Tricht afgeleverd was. In deze scriptie (Van tweede golf naar derde golf? En wat doen mannen eraan?) heeft Jens 'de kraakbeweging langs de feministische meetlat' gelegd. Hij heeft hiervoor een onderzoek gedaan naar de discussies rondom seksisme en feminisme zoals die in de periode '88-'93 werden gevoerd in drie bewegingsbladen: NN, Lekker Fris (regio oost-Gelderland) en De Peueraar (Leiden).  

Jens was dan ook de eerste spreker. Zijn voordracht volgde in grote lijnen de bevindingen van zijn onderzoek. De hoofdvraag was (of en) waarom mannen uit de scene, met alle pretenties op politiek (en persoonlijk?) vlak aan het feminisme zo weinig gelegen laten liggen. Het feminisme bevat als gedachtegoed een rijke maatschappijkritische analyse die de meeste progressieve analyses omvat (en overleefd heeft).  

Toch lijkt feminisme voor de meeste (scene) mannen eerder een bedreiging dan een belofte te vormen. De opheffing tussen de tegenstelling persoonlijk versus politiek (die zowel door het feminisme als de beweging beleden wordt), wordt door scene mannen alleen op die gebieden nagestreefd waar hun eigen gedrag veilig buiten bereik van de discussie blijft. Ondertussen tiert seksistisch gedrag (van haantjes gedrag tot seksueel geweld) welig. Als dit (vrijwel altijd door vrouwen) aangekaart wordt, geven de meeste mannen niet thuis.  

De discussies in eerder genoemde bladen zijn door Jens als graadmeter gebruikt om de omvang en diepte van de discussies te meten. Ik vind dit enigszins problematisch. Zeker gezien de angst die mannen aan de dag leggen om in het openbaar (hun eigen) seksisme ter discussie te stellen, kun je je afvragen of in bladen gevoerde discussies een goede graadmeter zijn voor discussies die in de schaduw van de openbaarheid gevoerd worden.  

Toch zijn Jens' bevindingen niet onverdeeld negatief. Waar de discussies in NN zowel kwalitatief (ze beperkten zich vooral tot aanzetten waar zelden op gereageerd werd) als kwantitatief (afgezien van de deelredactie 'vrouwenstrijd' die NN de eerste jaren had verscheen er weinig over het thema) teleurstelden werden er in Lekker Fris en De Peueraar regelmatig en vaak heftige discussies gevoerd. Jens veronderstelt in zijn scriptie dat het verschillende bereik van deze bladen (landelijk, regionaal en lokaal) hier debet aan zou kunnen zijn.  

Daarnaast was NN vanaf de oprichting een tamelijk traditioneel actieblad, terwijl Lekker Fris er bewust naar streefde een nieuwe richting in te slaan en De Peueraar (als jongste blad) minder belast leek door oude structuren. De onderwerpen die in de drie bladen bediscussieerd werden varieerden van verkrachtingszaken in de scene (en hoe met de daders om te gaan) tot homo/heteroseksualiteit, (links) haantjesgedrag en pornografie. 

De Peueraar kende een redactie 'mannenstrijd' die naast een aantal discussiestukken ook een serie interviews met mannen heeft afgenomen en gepubliceerd. Hieruit komt een (niet altijd zo) mooi beeld van de wijze waarop de (geïnterviewde) mannen over seksisme denken naar voren. 

Jens concludeerde dat het tijd is voor een tweesporen-discussie waarin het ene spoor over het belang van feminisme als maatschappij kritische stroming zou moeten gaan (en het belang van de feministische analyse voor radicaal links) en het andere spoor zich op de persoonlijke rol van mannen in zowel de scene als de maatschappij zou moeten richten. Deze tweede discussie zullen mannen zelf moeten beginnen en moet bij voorkeur aansluiting vinden bij bestaande onvrede die er bij hen leeft over de maatschappelijke rol die hen is toebedeeld.  

Opblaaspop 

De tweede spreekster was Marlie Hollands. Ook zij heeft (in 1989) een onderzoek gedaan waarin de nadruk op de (moeizame) relatie tussen de links-radikale vrouwen en gemengde beweging lag. Marlie's verhaal was opgetrokken rond vier anekdotes die een rode draad van haar betrokkenheid bij de beweging weergaven. De eerste anekdote betrof een begin jaren tachtig gevoerde (gemengde) actie tegen pornoshops. Deze actie paste binnen het toen (en nu nog) overheersende wij/zij denken in de beweging en ook de vorm, de shops werden 'gepunkt', sloot nauw aan bij de gangbare actievorm. 

Na afloop van deze acties bleek een man een opblaas sekspop meegenomen te hebben en deze in de hal van Wijers (één van de toenmalige laatste kraakbolwerken in Amsterdam) tentoongesteld te hebben. Dit tot grote woede van betrokken vrouwen, waarop twijfels over de zin en mogelijkheid van gemengde acties naar boven kwamen (dit was geen op zichzelf staand incident).  

De tweede anekdote ging over een muurschildering die zij met een groep vrouwen op een gekraakt vrouwenpand aan de Singel maakten. Het was een schilderij van een aantal fel gekleurde, gele en groene vrouwen die met een schaar de touwen doorknipten waarmee ze aan grijze, grauwe mannenhanden vastzaten. Het schilderij werd na de legalisatie opgeofferd aan een reclamebord voor Chesterfield sigaretten.  

Na haar vertrek uit het pand aan de Singel keerde ze weer terug in de 'gemengde scene' waar de opsplitsing in deelstrijdgebieden zijn hoogtepunt had bereikt (zie opmerking over vrouwenredactie NN). Met een groep mensen (vrouwen?) werd gepoogd een analyse te maken waarin een link tussen seksisme/patriarchaat en imperialisme gelegd werd. Gedurende deze discussies werden ze zich bewust van de verschillen die er ook tussen vrouwen bestaan  en van de problemen om hier mee om te gaan. Die problemen hielden verband met het confrontatiemodel dat in de scene overwegend gehanteerd werd.  

De derde anekdote betrof de ontruiming van de panden waar zij destijds woonde. Na de ontruiming van deze panden trekt ze zich terug uit de scene. Ze spreekt, heel herkenbaar, van een fase van decodering, leegte. In deze leegte speelt de vierde anekdote. Marlie vertrekt naar het platteland om een oude droom in vervulling te brengen, boerin te worden.  

Als tijdens het hooien, altijd één van de mooiste momenten van een jaargang boerenleven, de boer waar ze werkt zijn zoontje de door een paard getrokken hooikar naar huis laat rijden bereikt haar verhaal de climax. Ze wordt zich pijnlijk bewust van haar jeugdervaringen; haar socialisatie tot vrouw en de wijze waarop het 'mannelijke' boven het 'vrouwelijke' prevaleert (terwijl er eigenlijk geen waardeverschil zou moeten zijn). In deze leegte doet ze veel mooie ontdekkingen: nieuwe man/vrouwbeelden; andere mensen die in een zelfde soort leegte verkeren zoals vluchtelingen; de feministische theorieën van Rosi Braidotti.  

Marlie besluit haar betoog met een korte reactie op Jens. Hoe ze de ruimtes die de kraakbeweging biedt, ziet als een leergelegenheid voor mensen. Op een gegeven moment is het leermoment voorbij en trekken de mensen verder. De beweging zelf ontwikkeld zich op dit gebied dus niet veel verder, maar dat betekent niet dat de ervaringen en kennis die mensen erin hebben opgedaan niet waardevol zijn voor het streven naar een grotere gelijkwaardigheid.  

Derde golf 

Na deze voordrachten ontspon er een discussie over de (on)mogelijkheid van een derde feministische golf, en de rol van mannen hierin (of zoals iemand zei: 'een eerste mannelijke golf'). Dat feministische denkbeelden centraal zouden moeten staan, was voor iedereen duidelijk. Zowel mannen als vrouwen hebben baat bij de feministische analyse, die veel meer omvat dan de stereotype denkbeelden die erover leven.  

Wel is het waarschijnlijk dat zo'n derde golf voor mannen (in eerste instantie) een meer individuele dimensie zou hebben dan voor vrouwen. Mannen blijken moeilijk samen te brengen in groepen als het over meer persoonlijke facetten van het leven gaat, was de ervaring van iemand die in Wageningen bij een mannengroep gezeten had. De concurrerende wijze waarop zij hun omgang gestalte geven, maakt een meer persoonlijke omgangsvorm al snel onmogelijk.  

In mannengroepen blijken machtsstrijd (mening doordrukken, niet luisteren) ook vaak de kop op te steken. Om die reden (onder andere) verloopt de samenwerking tussen mannen en vrouwen niet erg best en kiezen de laatsten er steeds weer voor zich apart te organiseren. Onder vier ogen blijken gesprekken tussen mannen nog het meest van de grond te komen, omdat de mechanismen die een gesprek in 'intellectuele territoriumdrang' doen verzanden dan nog het snelst herkenbaar en ombuigbaar blijken te zijn.  

Ook de 'oplossingsgerichte', ambitieuze werkwijze van mannen biedt niet veel ruimte voor ontspannen overpeinzingen en gesprekken. Voor problemen moeten hapklare oplossingen komen, als die niet binnen handbereik liggen (omdat ze bijvoorbeeld een diepere analyse van eigen gevoelens en gedrag eisen), loopt de gemiddelde man al snel vast in zijn denken. Daarbij werd gesteld dat vrouwen veel meer de traditie hebben om over zichzelf te praten en denken, terwijl mannen zich eerder op buiten henzelf gelegen problemen richten.   

Saskia Poldervaart (docente Vrouwenstudies) voerde aan dat vrouwen gedwongen worden over zichzelf te denken omdat ze in deze maatschappij voortdurend tegen mannennormen oplopen. Mannen worden hiermee niet geconfronteerd omdat zij de norm zijn. Over het specifieke probleem voor de betrokkenheid van mannen uit de kraakbeweging bij feministische denkbeelden werd opgemerkt dat in de beweging juist dergelijke normen en gedrag versterkt worden die kwetsbaarheid en openheid tegengaan (confrontatie- en gewelds-obsessie, fixatie op problemen buiten je eigen levenssfeer). Daarom zou mannenemancipatie alleen buiten de bewegingsstructuren om mogelijk zijn, of zou de beweging voor speelsere vormen van acties moeten kiezen, waardoor er voor mannen meer 'lucht en ruimte' komt om het beton in hun hoofd los te laten.  

Saskia Poldervaart merkte hierover op wel optimistisch te zijn, omdat ze positief verrast was over de discussies die in Lekker Fris en De Peueraar gevoerd waren. Zij sloot de discussie af met de opmerking dat de verhouding mannen en feminisme geproblematiseerd wordt door het dilemma van de keuze tussen persoonlijk en politiek. Waarschijnlijk is het noodzakelijk dat mannen zich in eerste instantie meer op de persoonlijke zijde richten, maar dat mag niet betekenen dat de publieke/politieke zijde blijft liggen.  

Yan 

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1995