Naar archief

UIT: NN #189 van 14 juli 1995    

Een milieubewuste cyborg 

Volgens de filosoof Hans Achterhuis moet de milieubeweging eens ophouden met haar gemoraliseer en met de moderne techniek overal de schuld van te geven. De moderne mens is een cyborg en voor zijn overleven afhankelijk van de techniek. De ecologische crisis is daarom niet zonder techniek op te lossen. Wat te denken van het moraliseren van de apparaten?  

In zijn onlangs verschenen bundel Natuur tussen Mythe en Techniek krijgt de milieubeweging er af en toe flink van langs. Achterhuis is naar eigen zeggen zelf jarenlang aanhanger en deels actief lid geweest van de milieubeweging. Zo deed hij als medewerker van de werkgroep Strohalm mee met de acties tegen de aanleg van een autoweg door het bos Amelisweerd bij Utrecht.  

De laatste jaren houdt hij zich als hoogleraar algemene wijsbegeerte aan de Universiteit van Twente veel met techniek bezig en is het hem gaan ergeren dat de techniek de schuld krijgt van de ecologische crises. Hoewel hij zelf ook huiverig staat tegenover de technical fix - het geloof dat technologie de problemen die zij deels zelf geschapen heeft zelf op kan lossen - krijgt hij ook de kriebels van de wens binnen de milieubeweging om de mythe van Moeder Aarde terug te vinden. Die hang naar de zuivere, ongerepte natuur bespeurt hij ook bij zichzelf en is ook waardevol, maar we moeten ons wel realiseren dat het een mythe is. Het 'heilige woud' is gekapt en verdwenen en komt ook niet meer terug.  

Daar moeten we volgens Achterhuis ook niet om treuren. "Hadden vorige generaties die bossen niet gekapt dan hadden ze geen huizen kunnen bouwen en hadden we nu geen weilanden en akkers", laat hij zich in een gesprek met VPRO-journalist Wim Wennekes ontvallen. Toch kan hij zich nog steeds behoorlijk druk maken over het kappen van bossen in andere delen van de wereld, alleen maar om in onze houtbehoefte te voorzien.  

In zijn bundel beschrijft hij uitvoerig de strijd van de Chipko-beweging die vecht tegen ontbossing in de Himalaya en zegt hiervoor veel sympathie te hebben. Volgens hem is het grote verschil echter dat voor de Himalaya-bewoners het bos nog werkelijk heilig is en wordt beschouwd als de bron van het leven. Als daarin gekapt wordt, betekent dit vaak letterlijk de dood van de mensen, die er zowel in een natuurlijke als culturele samenhang mee leven.  

De westerse moderne mens is echter nog nauwelijks met het bos of de natuur verbonden. Met Jacques Ellul stelt Achterhuis dat de mens niet meer in een biotoop, maar in een technotoop leeft. De biologische, natuurlijke omgeving is vervangen door apparaten, organisaties, asfalt en beton, afgewisseld met door de mens beheerde natuur. De mens is voor zijn (over-)leven afhankelijk van de technologie. Feitelijk zijn wij alle cyborgs, "aan onze apparaten gekoppelde wezens die zonder techniek geen dag zouden kunnen overleven."  

Dit betekent volgens Achterhuis onder andere dat met de technologische ontwikkelingen niet alleen wordt beslist of wij er straks nog zullen zijn als mensheid, maar ook "of wij kunnen overleven, oog in oog met de veelheid aan ecologische dreigingen en bovenal wie wij zullen zijn, aan welk beeld van de mens wij gestalte zullen (kunnen) geven."  

Moraliseren 

Ten aanzien van het milieu betekent dit dat de gewenste verandering van mensen tot 'milieubewuste burgers' niet los van technologische veranderingen gezien mag worden. Volgens Achterhuis moeten we hierin dan ook oplossingen voor het milieuprobleem vinden.  

Op dit moment dreigt door het uitblijven van structurele veranderingen het milieuprobleem te verwoorden tot een moreel probleem dat in elk onderdeel van ons dagelijks leven aanwezig is. Bij alles wat we doen kunnen we vanuit milieu-oogpunt ethische vragen stellen, elke handeling lijkt tegenwoordig normatief geladen te zijn. Hoewel er volgens Achterhuis wat voor te zeggen is dat wij ethische vragen stellen bij onze routinehandelingen - douchen, toiletgebruik, eten, drinken - zijn er wel gevaren verbonden aan een voortdurende moralisering van het dagelijks leven.  

"Als de ethische bezinning niet tot nieuwe cultureel verankerde gedragspatronen leidt, (...) wijs ik haar af. Er bestaat dan namelijk het gevaar dat zij overgaat in een pleidooi voor een ecocratisch totalitairisme of in een plat hypocriet moralisme." 

Als voorbeeld noemt hij het begrip milieugebruiksruimte. De Vereniging Milieudefensie heeft met behulp van dit begrip duidelijk gemaakt hoeveel we als Nederlanders in het jaar 2010 in een duurzame samenleving nog mogen consumeren. Vliegen is er eigenlijk niet meer bij, de auto mag nog maar een gering aantal kilometers maken, de wasdroger moet de deur uit, terwijl de vleesconsumptie nog maar een kwart van de huidige mag bedragen. Het probleem wat Achterhuis tegen deze benadering heeft, betreft niet de inhoud van deze normen, maar dat zij óf tot een permanente rekensom over wat wel of niet mag aanleiding geven, óf alleen maar autoritair van bovenaf opgelegd kunnen worden.  

Hetzelfde bezwaar geldt de '530 wenken voor een schonere wereld' van De Kleine Aarde. Daaruit blijkt elk onderdeel van het leven onder de milieu-ethiek te vallen en elk moment van de dag en de nacht dient bewust gestructureerd te worden vanuit een voortdurende zorg voor het milieu. Dit alles resulteert in de tien geboden voor ieders Persoonlijk Milieu Beleidsplan waarmee het individu naast het collectieve Nationaal Milieu Beleidsplan aan de slag dient te gaan.  

Achterhuis krijgt, hoewel hij zich met Milieudefensie en De Kleine Aarde verbonden voelt, sterk de kriebels van al dit gemoraliseer. Bovendien bestaat het gevaar dat de structurele oorzaken - die door zowel Milieudefensie als De Kleine Aarde worden onderkent - naar de achtergrond verdwijnen. Losse handelingen van personen en groepen worden er moreel uitgelicht en krijgen symboolwaarde, terwijl de meer structurele oorzaken van het milieuvraagstuk buiten schot blijven. 

Actieve deelname 

In plaats van dit gemoraliseer van het dagelijks leven zou een ethische bezinning op het milieuvraagstuk volgens Achterhuis moeten uitmonden in voorstellen voor een duurzaam gestructureerde economie en technologie. "Dit zou het ons ook mogelijk maken om in een andere culturele houding op een meer vanzelfsprekende wijze te kunnen leven in plaats van het hele leven te moraliseren en te reduceren tot één groot beslissingsproces."  

Door duurzaamheid in te bakken in onze instituties, bijvoorbeeld als de milieukosten in de prijs van artikelen en diensten worden verdisconteerd, gaan wij ons 'vanzelf' op een duurzame levensstijl instellen. Dit laatste wordt ook door een groot deel van de milieubeweging bepleit. Achterhuis ziet daarbij nog veel mogelijkheden in het moraliseren van apparaten. Auto's die niet harder kunnen dan een bepaalde snelheid, douches die er na vijf minuten mee ophouden, microchips die onze afvalproductie meten, etcetera.  

Net zoals de veiligheidsnorm verinnerlijkt is in het ontwerp van de auto (de auto die niet start als de veiligheidsriem niet vast zit), zou dat ook met de milieunorm moeten gebeuren. Zo kunnen we als vanzelf milieuvriendelijk handelen. Een technocratische oplossing? Achterhuis vindt van niet. Zoals gezegd kun je in onze technomaatschappij veranderingen van mensen niet los van technologische veranderingen bewerkstelligen. Daarbij proberen technocraten met technologieën maatschappelijke problemen op te lossen door bestaande trends en verhoudingen in de maatschappij zoveel mogelijk te ontzien.  

De door Achterhuis bepleite moralisering van de apparaten gaat daarentegen uit van de erkenning dat de moderne technologie ons normen- en waardepatroon, ons doen en laten, beslissend beïnvloedt. Bij het technologisch ontwerpen zou dit gegeven op een creatieve wijze kunnen worden gehanteerd om mensen moreel te laten handelen. In die zin is het dan ook logisch dat Achterhuis stelt dat de technoloog de rol van de politicus heeft overgenomen. De technologen geven onze maatschappij vorm en het is daarom van groot belang dat we ons met die techniek gaan bemoeien. In plaats van het afwijzen van techniek of een passieve minachting daarvoor, zouden we ons er actief mee bezig moeten gaan houden. 

Beschaafde burger 

Achterhuis is er in Natuur tussen Mythe en Techniek in geslaagd een aantal dogma's onderuit te halen. Storend is wel dat men niet de moeite heeft genomen de overlappingen in de verschillende opstellen in het boek eruit te halen. Nu kom je een zelfde voorbeeld of redenering vaak meerdere malen tegen.  

Bovendien roept zijn pleidooi voor de moralisering van de apparaten wel een belangrijke vraag op. Immers, constateren dat we in een technotoop leven en allemaal noodgedwongen cyborgs zijn, betekent nog niet dat we daar ook gelukkig mee moeten zijn. Achterhuis is dat wel. In het al eerder genoemde interview in de VPRO-gids van 17 juni laat hij zich niet alleen ontvallen blij te zijn dat vorige generaties de bossen hebben gekapt waardoor wij de ruimte hebben gekregen om huizen te bouwen en akkers te ontginnen, maar beweert hij bovendien dat wij "uitsluitend dankzij de techniek en ingenieurs in staat zijn een prachtig leven te leiden."  

Hiermee degradeert hij niet alleen het leven van de al genoemde Himalaya-bewoners en andere (toekomstige-) primitieven die het zonder die techniek moeten of willen stellen, maar blijkt hij ook een onvervalste beschavingsadept te zijn. Zijn pleidooi voor het moraliseren van de apparaten is dan ook bedoeld als een nieuw beschavingsoffensief. Het zou even vanzelfsprekend moeten worden "om met je uitlaatgassen anderen niet te hinderen als dat nu geldt voor het hen niet lastig vallen met onbeschaafd gedrag."  

Achterhuis laat hierbij naar eigen zeggen inspireren door de Franse historicus en filosoof Michel Foucault. Deze heeft in onder andere zijn studie Surveiller et punir laten zien dat 'het volk' middels de architectuur, de inrichting van de fabriek, de plaatsing van machines en apparaten, de opzet van school en ziekenhuis, gedisciplineerd werd tot 'beschaafde' burgers. Een andere op duurzaamheid gerichte inrichting van deze instituties en apparaten zou ons vanzelf disciplineren tot milieuvriendelijke burgers. Hij verzaakt echter te vermelden dat Foucault ons met zijn studies vooral ook een instrument in handen heeft willen geven om aan dit beschavingsoffensief het hoofd te kunnen bieden of zelfs te breken.  

De cyborg van Achterhuis is niet de rebellerende cyberpunk zoals we die kennen uit de romans van William Gibson, maar een beschaafde burger die keurig zijn afval scheidt, niet te hard rijdt, niet te lang onder de douche staat en niet teveel vlees eet. Niet omdat hij dat wil, maar omdat de apparaten 'waar hij voor zijn overleven aan verbonden is' er zorg voor dragen dat hij niet anders kan en ook niet beter weet.  

Achterhuis roept naar eigen zeggen zijn studenten aan de Universiteit van Twente op "technieken te ontwikkelen die mensen zover kunnen brengen dat ze hun gedrag gaan veranderen." Het lijkt me daarom een goede zaak de komende jaren alle afgestudeerde technische studenten uit Twente nauwlettend in de gaten te houden. 

Freek Kallenberg 

Hans Achterhuis, Natuur tussen mythe en techniek, Ambo, Baarn. ISBN 90 362 1345 7.

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1995