Naar archief

UIT: NN #187 van 16 juni 1995    

Boycot of dialoog? 

Hoe effectief zijn de boycotacties eigenlijk geweest 

De buitenparlementaire acties van de anti-apartheidsbeweging Nederland, waaronder die van RARA, waren een uniek verschijnsel en hebben een gezonde werking gehad ten gunste van de anti-apartheidstrijd. Deze conclusie trok Conny Braam, voorzitter van de voormalige Anti-Apartheidsbeweging Nederland, tijdens een treffen van Nederlandse anti-apartheidsactivisten en enkele vroegere politieke opponenten. 

Op woensdagavond 31 mei 1995, ruim één jaar nadat president Nelson Mandela's regering is aangetreden, werd in de Balie in Amsterdam gediscussieerd over de vraag of uiteindelijk een (totale) boycot van Zuid-Afrika de voorkeur verdiende in de strijd tegen het apartheidsregime of dat achteraf bezien een zogenaamde "kritische dialoog" te verkiezen was geweest. Welke lessen kunnen uit het verleden geleerd worden? 

De bijeenkomst was georganiseerd door de Balie in samenwerking met het Instituut voor Zuidelijk Afrika (IZA). Genodigden waren naast Conny Braam, onder meer Duco Hellema (vakgroep Internationale Betrekkingen, UvA), Erik van den Bergh (Kairos), J. van der Valk (voormalig Nederlands ambassadeur in Zuid-Afrika) en Frans Weisglas (VVD-woordvoerder Buitenlandse Zaken). Het debat werd - overigens uitstekend - geleid door André van Es.  

De inleiders Hellema en Van den Bergh openden met een rap en helder relaas. Van den Bergh verlevendigde zijn verhaal met een gezonde dosis cynische humor. Duco Hellema gaf een uiteenzetting over de verhoudingen tussen Nederland en Zuid-Afrika over de afgelopen decennia. Daarin benadrukte hij onder meer dat de Nederlandse opstelling ten aanzien van het apartheidsregime nu niet bepaald als progressief te bestempelen was, vooral als die vergeleken wordt met de kritische houding van een aantal andere kleinere Europese landen zoals de Scandinavische landen. De regeringsperiode Den Uyl ('73-'77) vormde misschien een enigszins positieve uitzondering.  

Volgens Hellema was in Nederland in de jaren '70 en '80 het maatschappelijk verzet tegen apartheid evenwel enorm groot: naast Viëtnam was Zuid-Afrika lange tijd het grootste issue van politiek verzet tegen het Nederlandse buitenlandse beleid. Het is verbazingwekkend hoe weinig de Nederlandse regering zich destijds heeft aangetrokken van deze kritische geluiden uit de samenleving, terwijl uiteindelijk het ANC wel de eerste democratisch gekozen regering in Zuid-Afrika is gaan vormen, zo merkte Conny Braam op.  

Erik van den Bergh memoreerde dat Nederland het enige land was met maar liefst drie actieve anti-apartheidsorganisaties (AABN,  Kairos en KZA) die door de regering in Pretoria zelfs als "gevaarlijk" werden bestempeld. Kijkend naar Weisglas merkte hij op, dat er in de VVD destijds weinig gediscussieerd is over apartheid (hetgeen door Weisglas werd beaamd), hoewel de partij als zodanig het apartheidssysteem veroordeelde. De door de Nederlandse regering gepropageerde "kritische dialoog" heeft eigenlijk nooit plaatsgevonden omdat noch de Nederlandse regering noch de Zuidafrikaanse daar echt toe bereid waren.  

Een kritische dialoog betekende het openhouden van de diplomatieke betrekkingen met het apartheidsregime en via deze weg proberen misstanden in de Zuidafrikaanse samenleving aan de orde te stellen, echter zonder een al te harde opstelling. Zelfs toen het ANC expliciet opriep tot sancties tegen Zuid-Afrika, is de Nederlandse opstelling ambivalent gebleven. Achteraf heeft de voormalige Zuidafrikaanse president De Klerk echter toegegeven dat de economische sancties, in het bijzonder die gericht waren tegen financiële instellingen (banken), wel degelijk van invloed zijn geweest op de veranderingen van het beleid in Zuid-Afrika.  

Van den Bergh vroeg de heren Weisglas en Van der Valk of de stille diplomatie van Nederland achteraf bezien niet té stil is geweest. Ambassadeur Van der Valk vond dat allemaal wel meevallen. Hij heeft persoonlijk ervaren dat P.W. Botha (voormalig president Zuid-Afrika) het Nederlandse beleid behoorlijk lastig vond. Nu stond Botha bekend als een uitermate vervelend figuur, die tegen iedereen onaardig was.  

Volgens Hellema liet in het begin van de jaren '80 toen V.d. Valk als ambassadeur in Zuid-Afrika zat, misschien alleen het tweede kabinet Van Agt ('81/'82) met PvdA-minister Max Van der Stoel op Buitenlandse Zaken, zich kritisch uit, maar over het algemeen heeft Nederland het Zuid-Afrika nooit echt lastig gemaakt. Nederland heeft nooit duidelijk tot een effectieve olieboycot besloten (hoewel de meerderheid van de Tweede Kamer er op een gegeven moment voor was) en de handel met en investeringen in Zuid-Afrika hebben nooit hard geleden onder het Nederlandse regeringsbeleid. Vooral de respectievelijke ministers van Buitenlandse Zaken (met name de VVD'er Van der Klaauw en later zijn collega, de CDA'er Van den Broek) lagen vaak dwars.

Kort en bondig kon het zwieberige Nederlandse beleid als volgt treffend worden samengevat: "Nederland is tegen sancties omdat die niet effectief zijn zolang niet alle EG-landen meedoen, en áls de EG wel unaniem voor sancties zou zijn, dan houdt Nederland ze waarschijnlijk tegen omdat ze dan effectief zijn..." In '81 werd wel het cultureel akkoord opgezegd. Van der Valk en Weisglas lieten doorschemeren dat zij nooit voor een culturele boycot zijn geweest. Weisglas had zelfs graag in Nederland mensen uit Zuid-Afrika ontmoet, geen rekening houdend met het feit dat in die tijd kritische Zuidafrikanen (blank of zwart) heel moeilijk aan een visum voor Nederland konden komen. 

Buitenparlementaire acties 

Erik van den Bergh en Conny Braam merkten terecht op dat het beeld van Nederland in Zuid-Afrika niet alleen bepaald werd door de officiële opstelling van Buitenlandse Zaken, maar ook door de anti-apartheidsstrijd in Nederland zelf, vormgegeven door de Zuidelijk Afrika beweging. Braam zag zelfs de buitenparlementaire acties in Nederland (o.a. RARA) als een uniek verschijnsel dat een gezonde werking heeft gehad ten gunste van de anti-apartheidsstrijd. Anderzijds gaf zij toe dat de beïnvloeding van het Nederlandse regeringsstandpunt inzake Zuid-Afrika niet voldoende is geweest, maar wie weet zou de Nederlandse opstelling nóg conservatiever zijn geweest als er geen acties waren gevoerd. 

Opmerkelijk vond zij evenwel dat allerlei Nederlandse politici die zich voorheen nogal dubieus hadden opgesteld ten aanzien van het apartheidsregime, wel vooraan op het bordes stonden van de Amsterdamse stadsschouwburg naast Mandela toen hij Nederland bezocht kort na zijn vrijlating. 

Op Hellema's voorzichtige vraag wanneer Weisglas eigenlijk het ANC is gaan zien als één van de actoren die de problemen in Zuid-Afrika konden lossen, antwoordde Weisglas onbewogen: "Na de verkiezingen in 1994". Was dat niet wat laat? De hele periode daarvoor had de VVD de zwarte meerderheid in Zuid-Afrika als het ware genegeerd, terwijl het in de loop van de jaren '80 steeds duidelijker aan het worden was dat een machtswisseling niet uit kon blijven en dat het ANC daar waarschijnlijk een rol in zou spelen. Weisglas' uitleg kwam erop neer dat het feit dat het ANC voor een gewelddadige strijd koos, onacceptabel werd gevonden. Bovendien was het ANC maar één van de vertegenwoordigers van de onderdrukte zwarte bevolking. Met name de anti-apartheidsorganisaties AABN en KZA kozen vooral voor het ANC. 

De anti-apartheidsactivisten in het panel gaven toe dat de verschillende stromingen en schakeringen binnen de oppositie in Zuid-Afrika (bijvoorbeeld de Inkatha-beweging onder leiding van Chief Buthelezi) lange tijd misschien onderbelicht zijn gebleven. Dit verklaart voor Weisglas ook waarom ANC leidsman Oliver Tambo tijdens zijn bezoek aan Nederland in 1988 niet door een officiële delegatie ontvangen is. De Zuidafrikaanse regering was de officiële gesprekspartner van de Nederlandse regering en niet het ANC.  

Weisglas vond achteraf wel jammer dat hij zo'n ophef had gemaakt toen het ANC een kantoor in Amsterdam opende ('89): "Wat maakte het eigenlijk ook uit...". Daarmee wilde hij overigens niet zeggen dat hij het er bijvoorbeeld mee eens was dat in Nederland het Koerdisch parlement opgericht werd. Dat de VVD zich nooit sterk heeft gemaakt voor een totale boycot van Zuid-Afrika had volgens Weisglas simpelweg te maken met het feit dat men vond dat er meer nadelen dan voordelen waren. De VVD vond een economische boycot zielig voor de lokale bevolking en met een investeringsstop zou er werkgelegenheid verloren gaan, óók voor de zwarte bevolking. Bolkestein zei destijds dat economische groei het beste smeermiddeltje tegen sociale spanningen was.  

Hellema wilde graag weten hoe de VVD tot de conclusie kwam dat er meer nadelen dan voordelen aan economische sancties kleefden. Weisglas: "Heuh, daar hoefden we nooit zo lang over na te denken, we vinden sancties gewoon geen goed middel.." De zaal kon hieruit afleiden dat VVD-beleid dus niet gebaseerd is op studie en analyse, maar louter op algemene liberale uitgangspunten. 

Effectief middel? 

Een prima initiatief, zo'n debat waarin wordt teruggekeken op een periode uit het verleden en waar (vroegere) politieke tegenstanders elkaar weer eens ontmoeten. Jammer dat de "beklaagdenbank" wel erg mager bezet was. Frans Weisglas had evenwel voor zichzelf besloten dat het een makkelijk avondje moest worden. Het woord "nostalgie" kwam herhaaldelijk over zijn lippen en uiteindelijk heeft hij geen duimbreed toegegeven. De andere panelleden benadrukten herhaaldelijk dat er bewijzen zijn geleverd dat men in Zuid-Afrika (economische) sancties, met name van Nederlandse zijde, wel degelijk als lastig ervaren heeft en van invloed achtte op de politieke verschuivingen in Zuid-Afrika eind jaren '80, begin jaren '90.  

Voor Weisglas was dit geen reden om toe te geven dat hij het ANC destijds verkeerd heeft beoordeeld en dat bijvoorbeeld in het vervolg eventuele sanctiemaatregelen tegen andere landen met een dubieuze reputatie op het gebied van mensenšrechten, ook wel eens anders bekeken zouden kunnen worden. Hellema merkte terecht op dat niet in alle gevallen sanctiebeleid een geschikt pressiemiddel is. In het geval van Irak bijvoorbeeld zou de lokale bevolking er alleen maar meer de dupe van worden, omdat in tegenstelling tot Zuid-Afrika in de jaren '80, er geen grote politieke groepering is die zich sterk maakt voor sancties.  

Het getuigt volgens mij dan ook van eurocentrisme als de VVD zonder enkele serieuze analyse besluit "dat er meer nadelen dan voordelen zijn". Het komt over als "wij beslissen wel even wat goed is en wat niet voor de zwarten in Zuid-Afrika". De VVD verschuilt zich achter een formeel diplomatieke opstelling. Men praat pas met een bevrijdingsbeweging als die als overwinnaar uit de verkiezingen naar voren is gekomen. Jarenlang heeft de VVD in feite de bevrijdingsstrijd van de zwarte bevolking in Zuid-Afrika genegeerd.  

Typerend ook was Weisglas' uitlating over de oprichting van het Koerdisch parlement in Nederland. Hoewel er verschillen zijn tussen de situatie van de Koerden nu en de situatie in Zuid-Afrika ten tijde van apartheid, is het duidelijk dat de VVD geen partij kiest voor de "underdogs" maar alleen wil praten met de officiële vertegenwoordigers van 'legitieme' regeringen.  

Dit debat zou ook opgevat kunnen worden als een aanzet tot een evaluatie van de activiteiten van de Nederlandse anti-apartheidsbewegingen AABN, Kairos en KZA over de afgelopen decennia. Dat is op zichzelf een waardevol streven, juist nu deze organisaties een wat andere rol en betekenis krijgen. Want behalve een terugblik op het Nederlandse buitenlandse beleid ten aanzien van Zuid-Afrika, was dit een oefening om er in een publiek debat achter te komen wat nu alle acties in de jaren '60-'90 hebben opgeleverd ten aanzien van de beïnvloeding van het Nederlandse officiële standpunt, de beeldvorming van Nederland in Zuid-Afrika en de daadwerkelijke morele en materiële ondersteuning van de onderdrukte zwarte bevolkingsgroepen.  

Het ANC heeft meer dan eens zijn dank betuigd voor de betrokkenheid van de Nederlandse bevolking bij de anti-apartheidsstrijd. Deze eer komt toe aan de anti-apartheidsorganisaties in Nederland, hun donateurs, de activisten, de demonstranten en aan degenen die buitenparlementaire acties hebben gevoerd, hoe conservatief de Nederlandse regering zich in het verleden dan ook mag hebben opgesteld en hoe negatief de VVD, CDA en PvdA dan ook geoordeeld mag hebben over sanctiemaatregelen tegen Zuid-Afrika. Het IZA en de Balie overwegen om vaker bijeenkomsten te organiseren over de verhoudingen tussen Nederland en Zuidelijk Afrika. 

Henk van den Heuvel

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1995