Naar archief

UIT: NN #183 van 21 april 1995   

Van bolwerken tot netwerken  

Datacommunicatie door maatschappelijke organisaties  

De technologie van elektronisch netwerken kent vele toepassingen, maar die van netwerkvorming tussen maatschappelijke organisaties lijkt, hoewel vernieuwend, nauwelijks belicht te worden in de golf van aandacht voor dit digitale fenomeen. Volgens Michael Polman en Peter van der Pauw Kraan laat de ervaring bij maatschappelijke organisaties zien dat elektronisch netwerken de traditionele hiërarchische bolwerken openbreekt en politieke actie voor meer mensen mogelijk maakt. Een pleidooi voor bewuste deelname. 

Ruim voordat het publiciteitsoffensief van de 'digitale revolutie' losbarstte, werkte een aanzienlijk aantal organisaties al dagelijks met elektronische netwerken. Maatschappelijke organisaties en veel individuele gebruikers maken bij voorkeur gebruik van communicatiesystemen die breed van opzet zijn. Zij zien zichzelf als actieve deelnemers aan een platform of forum dat functioneert als een markt en een ontmoetingsplaats. De technische mogelijkheden van elektronische netwerken sluiten goed aan op deze gezichtspunten.  

Op elektronische netwerken komen marktkraampjes voor naast zeepkisten, cafés naast cocktailparty's en conferenties voor genodigden, en kiosken naast bibliotheken. Voor wie over grote afstanden wil communiceren is er een postkantoor met postbussen en brievenbussen, fax en telex, gratis folders en een reisbureau voor goedkope reizen. En vlak achter of naast het postkantoor is er vaak een station waar men in kan stappen in de hogesnelheidstrein die de aarde over reist. Voor ieder wat wils dus. Andere analogieën van de nieuwe virtuele wereld met de materiële wereld zijn de gratis kopieerwinkel, de kunstgalerie, de seksshop en de videotheek.  

Meer nog dan bij andere media bepalen gebruikers van elektronische netwerken zelf de samenstelling van hun dieet uit het brede aanbod van nieuwsdiensten, bronnen en actuele discussies. Communicatie en participatie vindt plaats op grond van eigen voorkeuren of prioriteiten en is niet alleen beperkt tot wat door institutionele media wordt aangeboden. Elke belangenorganisatie kan op wereldschaal informatie verspreiden, elke gebruiker kan zelf een eigen omroep beginnen of een eigen virtueel 'dorpsplein' inrichten.  

Informatie en communicatie mogen dan wel een grondrecht van iedereen zijn, verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, toch bevinden veel relevante informatiebronnen en spelen veel besluitvormingsprocessen zich af in besloten netwerken van instellingen, ondernemingen en de overheid. Toegang tot deze bolwerken van kennis en contacten lijkt voor een toenemend aantal mensen mogelijk te worden dankzij elektronisch netwerken. Deze nieuwe media vereisen echter ook dat gebruikers nieuwe kennis en inzichten bolwerken, zowel om toegang te krijgen tot de elektronische netwerken als voor het deelnemen aan de organisatorische netwerken die de nieuwe media gebruiken. 

Netwerken 

Elektronische netwerken zijn nieuwe communicatiemedia, gebaseerd op vele computers van groot tot heel klein die door middel van kabels met elkaar verbonden zijn. Maar 'netwerken' is ook een sociale activiteit en een organisatievorm. Netwerken als sociale activiteit lijkt nog het meest op het voeren van informele gesprekken tijdens borrels, in de kroeg of bij de koffieautomaat, met als doel een persoonlijk of gemeenschappelijk voordeel. Netwerken als organisatievorm staat voor een manier van samenwerken die wel 'transparant' genoemd wordt, omdat de hiërarchieën en vastgeroeste modellen van de bureaucratie ontbreken. Het is een manier van samenwerken waarbij je als het ware voortdurend afsteekpaadjes bewandelt en op een heel directe wijze tot oplossingen en beslissingen komt.   

Werken in een net is in permanente verbinding staan met alle deelnemers. Dat is essentieel anders dan communiceren met zijn tweeën, zoals bij gewone correspondentie, telefoon- of faxverkeer. Netwerken is een soort communicatief investeren, waarbij men zijn eigen contacten en informatie inbrengt in de verwachting dat anderen dat ook doen, zodat iedereen over meer informatie en contacten kan beschikken.  

Netwerken betekent ook een frequente en snelle wisselwerking tussen ideeën, ervaringen en feitelijke gegevens ingebracht door de deelnemers. Waar de meeste vergaderingen gericht zijn op structureren en besluiten, vindt bij netwerken zelden definitieve besluitvorming plaats. Immers, permanente communicatie maakt ook permanente onderhandeling en aanpassing van concepten mogelijk. Het is aan de netwerker zelf om de permanente onderhandeling terug te vertalen naar zijn eigen situatie of organisatie.  

Netwerken lijkt nog het meest op een associatieve communicatievorm, waarbij ieder individu zijn eigen doelstellingen heeft en de digitale ontmoetingen naar eigen believen gebruikt. Dat dit niet alleen hoeft te leiden tot utopische verhandelingen, bewijst wel dat academici netwerken gebruiken als wetenschappelijk forum en steeds meer ondernemingen - interne - netwerken benutten als ideeënfabriek en platform voor een coherente en efficiënte organisatie.  

Netwerken als techniek en organisatievorm lijkt het beste aan te sluiten bij het open karakter dat juist veel maatschappelijke organisaties kenmerkt. Waar formele afspraken dreigen te leiden tot bureaucratisering of onoverkomelijke tegenstellingen, biedt netwerken de mogelijkheid tot informele samenwerking. Zo'n informele samenwerking kan als een spontaan gesprek tijdens een ontmoeting in een café of in de trein zijn, waar inachtneming van alle achtergronden de wisselwerking van ideeën zeer waarschijnlijk zou verhinderen. De meeste organisatievormen hebben naast andere doelstellingen tevens hun eigen voortbestaan op het oog. De organisatiestructuur en vaste procedures moeten het voortbestaan garanderen.  

Netwerken als organisatievorm behoeft deze formele basis niet en gedijt het beste zonder enige formaliteit. Waar het bij netwerken om gaat is het proces en niet het protocol. De binnen organisaties zo vaak noodzakelijk geachte harmonie en consistentie zijn bij netwerken meestal ver te zoeken. Dialectiek en confrontatie vindt men er des te meer. Organisaties communiceren vooral met de buitenwacht via officiële publicaties, netwerken kennen voornamelijk informele berichten die veelal in gedrukte vorm ondenkbaar zouden zijn. 

Permanente onderhandeling 

Het moge duidelijk zijn: netwerken als sociale activiteit doe je in de kroeg, op de gang of in de lift, maar dankzij de pc kun je ook netwerken vanachter het toetsenbord op de werkplek of thuis. En waar persoonlijk netwerken meestal het persoonlijk welbevinden beoogt, biedt netwerken voor een organisatie, zowel intern als in relatie met anderen, vaak hetzelfde positieve resultaat. Immers, middels netwerken kun je snel en goedkoop een groep collega's en hun informatiesystemen raadplegen. 

Meestal heb je op dezelfde werkdag reeds antwoord op dringende vragen, of het antwoord nu uit Sydney, Nijmegen of Rio komt. Veel meer dan met een individuele vraag aan een specifieke persoon richt je je met netwerken op iedereen, alsof je het woord voert in een grote vergadering. Je weet dus niet wie zal reageren en waarmee, maar dat je snel en veel resultaat hebt is gangbaar.  

Veel reacties zijn echter niet zonder meer bruikbaar, omdat ze verwijzen naar andere contacten en bronnen; desalniettemin kun je door te netwerken antwoorden vinden op problemen die in het verleden slechts door langdurig zoeken of communiceren oplosbaar waren. Reageren op informatieverzoeken is een vanzelfsprekendheid, want wie niet zelf helpt, kan ook niet op veel ondersteuning van anderen rekenen.  

Organisaties die functioneren als netwerken volgen niet de mechanistische visies en wetmatigheden die vaak de basis vormen van een strakke hiërarchische organisatievorm. In de dagelijkse praktijk is netwerken een cultuur van ideeën en begrippen in beweging, een permanente onderhandeling tussen verschillende gezichtspunten. De ogenschijnlijke chaos die hier het gevolg van is, is als geheel onbegrijpelijk en ongrijpbaar. Maar voor een netwerker is het de juiste voedingsbodem voor vernieuwing en verandering.  

Maatschappelijke organisaties 

In de jaren zeventig en tachtig ontstonden een groot aantal themagerichte organisaties en bewegingen. Deze nieuwe maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen werkten steeds nauwer samen en richtten daarvoor hun eigen platforms op. Tientallen platforms en samenwerkingsverbanden zijn hierdoor ontstaan, elk met hun eigen thema, achterban en informatiestructuur. Er zijn verbanden rond milieu, consumentenrechten, arbeidsvraagstukken, bewapening, positie van de vrouw, inheemse volkeren en vrede. Samenwerking en frequente informatie-uitwisseling zijn steeds belangrijker geworden, zowel binnen die organisaties als in de onderlinge samenwerking tussen maatschappelijke organisaties.  

Daarnaast draagt communiceren, in de vorm van uitwisseling van ideeën, voorstellen, meningen en elke andere informatie, bij aan het formuleren of realiseren van tegenstromen, alternatieven of beleidsaanpassingen. Meer communiceren betekent meer stof - en noodzaak - tot nadenken, wat misschien weer kan leiden tot een evenwichtiger perspectief en een meer betrokken houding van mensen bij de problemen van de samenleving.  

Maatschappelijke organisaties zien - evenals vele politieke activisten - informatie vaak als hun dagelijkse product en communicatie als een instrument. Al dan niet gericht op een breed publiek - of op elkaar - worden dagelijks honderden notities, artikelen, voorstellen of rapporten rondgestuurd op diverse wijzen. Daarbij worden omroepen, publicaties, de post, maar ook moderne media zoals de fax of elektronische post benut om zo goedkoop, efficiënt en gericht mogelijk de beoogde doelgroep of ontvanger te bereiken. 

Maatschappelijke organisaties maken zich in hoog tempo elektronisch netwerken eigen. Nog voor er massale aandacht voor deze nieuwe media was ontstaan bij de massamedia, het grote publiek, overheid en bedrijfsleven netwerkten niet-voor-profijt en niet-gouvernementele organisaties onderling en met iedereen die met hen deze media wil gebruiken.  

De nieuwe media in de vorm van elektronische netwerken, die interactieve communicatie met informatieproducenten mogelijk maken, veroorzaken een wisselwerking die traditionele informatie- en bewustwordingscampagnes te boven gaat. Normaal kunnen alleen seminars en conferenties de gerichte aandacht en communicatie tot stand brengen die de nieuwe media continu in stand houden. De traditionele campagnes worden stapsgewijs permanente thematische discussies, niet alleen tussen maatschappelijke organisaties en hun achterban, maar ook binnen organisaties en in de achterban.  

Het uitbrengen van periodieke publicaties en het organiseren van frequente vergaderingen of bijeenkomsten zijn de meest gangbare vormen van communicatie tussen een organisatie en haar achterban. Maar de betrokkenheid van veel leden van verenigingen of bewegingen gaat verder, men wil het liefst dagelijks nieuwe informatie ontvangen en actief participeren. Leden van Amnesty International of Vluchtelingenwerk reageren liever per dag op de laatste ontwikkelingen dan via een maandelijks toegezonden nieuwsbrief of campagneschrijven. 

Een aanzienlijk deel van hen lijkt vaker en uitvoeriger betrokken te willen zijn. Permanente deelname en betrokkenheid van grote aantallen leden van dit soort organisaties is mogelijk door elektronisch netwerken. En als toegang tot informatie en communicatie tussen mensen houdingen kan veranderen en beleid kan beïnvloeden, dan kan een maatschappelijke organisatie door elektronisch te netwerken op efficiënte en effectieve wijze verande­ringen mede helpen bewerkstelligen.   

Publieke toegang 

Een absolute voorwaarde om een dergelijk proces op gang te brengen is publieke toegang tot een horizontale en decentrale informatievoorziening waarin iedereen ook zijn eigen mening kenbaar kan maken. Deze voorwaarde lijkt in schril contrast te staan met de gangbare cultuur binnen overheid en bedrijfsleven, waar informatievoorziening en communicatiemogelijkheden hiërarchisch en centraal worden geregeld als essentieel onderdeel van hun aard en werkwijze.  

Voor overheden en bedrijfsleven is ongecontroleerde horizontale informatie-uitwisseling een directe bedreiging voor de bedrijfsvoering en organisatiecultuur. Stel je eens voor dat elke ambtenaar en werknemer vrij met iedereen binnen en buiten de organisatie essentiële informatie kan uitwisselen. Het zou niet alleen het einde kunnen betekenen van de bureaucratie, maar waarschijnlijk ook van vele overheidsorganisaties en bedrijven, omdat zonder een controleerbaar proces van informatiedistributie dit soort organisaties onbestuurbaar wordt.  

Overheden ervaren het als hun taak om geld-, goederen- en informatiestromen te beheersen en te reguleren. Bedrijven ondernemen met deze stromen omwille van het profijtbeginsel. Maatschappelijke organisaties zien echter informatie en communicatie eerder als vorming, waar individuen het vaak ook zien als amusement. Deze organisaties en individuen beogen niet informatie te beheersen, maar gaan ernaar op zoek of verspreiden deze. Voor hen is vrijheid van informatie-uitwisseling en communicatie dan ook een belangrijke voorwaarde voor deelname aan netwerken.  

Netwerken op zich - al dan niet elektronisch - zijn van nature al decentraliserend en zeer moeilijk te reguleren. Zij vormen eerder een dynamisch en organisch geheel dan een statisch model dat iemand bedachtzaam kan controleren of behoedzaam kan dirigeren. Reguleren van discussies en gesprekken leidt al gauw tot stagnatie ervan. Informatiestromen die geleid moeten worden verzanden vaak in een moeras van procedures en protocollen. Alleen waar begeleiding als gewenst ervaren wordt, ziet men in netwerken enige besturing optreden.  

Buiten deze uitzonderingen zijn de regels van netwerken permanent in beweging. Wat vandaag wel en niet geaccepteerd is, is morgen mogelijk veranderd, omdat voortdurend nieuwe invalshoeken en concepten worden aangedragen.   

Politiek persoonlijk 

De elektronische netwerken bieden nieuwe mogelijkheden voor mensen om deel te nemen aan de processen die nu nog door de politiek worden beheerst. Deze nieuwe mogelijkheden sluiten aan bij de veranderingen in de beleving van de politiek door veel mensen. Bij elektronisch netwerken geven mensen zelf richting aan de media en de technologie. Ze bepalen zelf wat ze ermee willen of kunnen doen: mensen geven de nieuwe concepten een persoonlijke - vaak zelfs unieke - invulling.  

Dat sluit aan bij een maatschappelijke trend: politieke ideologieën als leidraad voor maatschappelijk handelen en politieke partijen of bewegingen als geëigende organisatievorm lijken sterk in betekenis af te nemen. Kiezers keren zich af van traditionele politieke partijen en richten zich steeds meer op specifieke thema's.  

Inmiddels zijn er meer mensen lid van een milieu- of mensenrechtenvereniging dan van een politieke partij of beweging. Het Wereld Natuur Fonds, Greenpeace, Amnesty, Natuurmonumenten, Vluchtelingenwerk, Artsen zonder Grenzen, elk van deze verenigingen beschikt over honderdduizenden leden en dona­teurs. De politieke interesse van de mensen lijkt versplinterd, maar de persoonlijke betrokkenheid neemt toe.   

Op deze wijze gaat iedereen steeds meer zijn of haar eigen politieke agenda samenstellen. We voelen ons door deelproblemen van de samenleving aangesproken en reageren er persoonlijk op of ageren ertegen. Dat kunnen we doen door deel te nemen aan publieke discussies, maar ook door gericht contact met politieke ambtsbekleders of belangenbehartigers. Waar de een geraakt wordt door vluchtelingen of laagvliegende straaljagers, voelt een ander zich betrokken bij biotechnologie of huurverhogingen of is weer een ander enigszins geïnteresseerd in de problematiek van ruilverkaveling. Waar vroeger actieve participatie in een politieke beweging noodzakelijk was en identificatie met complete wereldbeschouwingsmodellen, is nu gepaste verontwaardiging of menselijke betrokkenheid voldoende. Waar in de jaren tachtig nog 'het persoonlijke in de politiek' gepropageerd werd, lijken de jaren negentig een tijdperk in te luiden waar de politiek persoonlijk is geworden. Daarmee lijkt politieke actie haalbaar geworden voor meer mensen, en meer deel uit te maken van het dagelijks leven.   

Faxisme 

De nieuwe media bieden kiezers en belangengroepen nieuwe mogelijkheden om hun mening kenbaar te maken. Demonstraties via de massamedia lijken steeds minder effectief en private lobby is meestal voorbehouden aan een kleine kern van pressiegroepen. Daarentegen kunnen deelnemers aan netwerken dagelijks hun spontane commentaar ventileren richting politici, waaronder (in de VS) niet alleen Senaat, Congres en regering, maar ook burgemeesters, wethouders, officieren van justitie, rechters en iedere andere politieke of openbare functionaris. Per staat en per stad staan voorgeprogrammeerde fax- en e-mailberichten gereed om automatisch te worden verzonden. Ook in Nederland is het, binnen De Digitale Stad van Amsterdam, al mogelijk om e-mail aan sommige politici te sturen, al moet soms nog wel een tussenpersoon de mail aan de betreffende politicus doorfaxen, omdat hij of zij nog niet zelf e-mail gebruikt.   

Zo dient het gemak de verontwaardigde burger die 's morgens na het lezen van de krant zijn gram middels zijn pc in digitale petities vertaalt. In de VS is deze vorm van actievoeren middels e-mail zeer succesvol. De burger roept zelf de vertegenwoordiger of overheidsbeambte ter verantwoording. Men is politiek bij iets betrokken en wil iets met dat gevoel. Politieke actie is niet alleen een afweging van belangen ingegeven door maatschappelijke analyse, maar ook een emotionele actie. Emoties in de politieke actie zijn niet nieuw. De beweegredenen van de gemiddelde activist uit de jaren zeventig waren deels ook emotioneel. Wat wel anders is, is dat men niet via publiciteit of demonstraties politieke besluitvorming tracht te beïnvloeden, maar veel meer als individu van­achter een toetsenbord.   

Via dat toetsenbord voelen die individuen zich overigens wel persoonlijk betrokken, en maken ze deel uit van gemeenschappen. Net zoals je bij een demonstratie opeens kunt ontdekken met velen te zijn, kan een digitale discussie of petitie ineens een grote groep mensen samenbrengen. Uiteraard is deze uitingsvorm nu nog slechts voorbehouden aan een kleine groep binnen de samenleving welke zich toegang tot computernetwerken kan veroorloven en de bediening beheerst. Het toekomstige succes van de digitale petitie als actievorm zal sterk afhangen van een brede deelname. Alleen als de toegang tot elektronisch netwerken goedkoop en gebruiksvriendelijk wordt, kunnen veel mensen deelnemen.  

Mogelijk ontstaat in de toekomst een openbare en voor iedereen toegankelijke permanente onderhandeling over politieke besluiten via elektronische netwerken. Vergelijk het met het teruglopen van centrale loonafspraken en arbeidscontracten ten faveure van permanente onderhandelingen binnen bedrijven. Een permanente onderhandeling over politieke besluitvorming via elektronische netwerken zou kunnen leiden tot minder regelgeving en controle van de overheid ten gunste van grotere flexibiliteit en innovaties inzake procedures.  

Politieke besluitvorming is nu vaak gericht op het verder differentiëren en corrigeren van procedures, om bestaande regelgeving aan te passen aan gewenste politieke veranderingen of verschuivingen. Men zou in plaats van vaste regels voor elke procedure meer mogelijkheden kunnen scheppen om procesmatiger regels aan te passen en te herijken aan de hand van een veel frequentere onderhandeling met sociale partners, belanghebbenden of kiezers. Dit zou een meer directe band tussen politiek en samenleving op kunnen leveren en wordt daardoor wellicht als democratischer ervaren.  

Het is echter ook niet ondenkbaar dat hierdoor slechts de oude politieke elite wordt vervangen door een nieuwe, net als bij zovele andere politieke veranderingen. Democratisering kan alleen worden bewerkstelligd indien brede publieke betrokkenheid en actieve participatie in politieke besluitvorming mogelijk zijn. Vooralsnog ontbreken in Nederland zowel de infrastructuur als de politieke cultuur die daarvoor nodig zijn.  

Deelname aan elektronische netwerken heeft nog nauwelijks maatschappelijke betekenis gekregen. De digitale publieke tribunes bieden aan nog weinig mensen een plaats, laat staan dat politici de nieuwe media al zo serieus nemen, dat ze zichzelf aansluiten bij een digitaal netwerk om kennis te nemen van de daar aanwezige publieke discussies. Vooralsnog lijkt de politieke interesse eerder gekoppeld aan de journalistieke aandacht voor het fenomeen elektronisch netwerken.  

Culturele aspecten 

Stromingen die de nieuwe netwerken aanprijzen als de ultieme revolutie welke de mens nieuwe kansen biedt op een grotere humaniteit die mensen verbindt in een groot collectief bewustzijn en die in een kennisbank voorziet die groter is dan een mens kan overzien, gedijen goed. Nooit tevoren leek een economische goudmijn, sociale vernieuwing en emancipatie binnen één model mogelijk. Maar het lot van veel onbegrepen technologie is vaak dat zij als 'deus ex machina' voor het oplossen van maatschappelijke knelpunten wordt opgevoerd. De industrie zoekt een nieuwe kip met gouden eieren, de actievoerder een nieuw ideaal en op zoek naar wat meer humaniteit en zingeving zijn we toch allemaal?   

De euforie neemt in nauwe samenhang met gedreven stukjes van journalisten groteske vormen aan, wat verdere elitevorming rond deze nieuwe media stimuleert. Er is echter geen fictieve werkelijkheid in de maak en zeker geen nieuwe werkelijkheid. We staan niet aan de vooravond van de ontdekking van een nieuw 'digitaal heelal', hoe graag de computerindustrie en menig computerfanaat dat ons wil laten geloven.   

Computernetwerken zijn netwerken van door mensen gevormde contacten en met door mensen opgeslagen kennis. De virtualisering is al even onbelangrijk als dat middels een PIN-code digitaal wordt betaald of dat men luistert naar digitale informatie als men een cd opzet. Het blijven nog altijd de toepassing en de directe relatie met menselijk handelen die informatie of communicatie zinvol maken.  

Er is en komt geen opzichzelfstaande nieuwe virtual reality als postindustrieel multimediawalhalla waar gelijkheid, broederschap en vrijheid de boventoon voeren. Er is alleen een 'global reality' die zich dagelijks in toenemende mate aan ons opdringt, omdat valuta, goederen, culturen en mensen massaal over de globe bewegen. De technologie is daar een onderdeel van en biedt ons nieuwe mogelijkheden om als individu met die mondialisering om te gaan. De sociaal-culturele en sociaal-economische context van alles wat mensen doen breidt zich uit, terwijl de mogelijkheden om als individu aan deze mondiale processen deel te nemen ook groter worden.  

Het nieuwe werelddorp en de informatiesnelwegen zijn ogenschijnlijk krachtige nieuwe concepten: een twaalfjarige kan nu even gemakkelijk als een kleine organisatie de Wereldbank, de VN of de president van de Verenigde Staten bereiken. Echter, een aanzienlijk deel van de wereldbevolking kan lezen noch schrijven, beschikt niet over elektriciteit of toegang tot een telefoonlijn, laat staan een computer. Weliswaar zijn er met zonlicht gevoede computers die met een eenvoudige amateurzender via polaire satellieten met behulp van een tv-antenne mondiaal kunnen communiceren, toch is het gepast stil te staan bij degenen aan wie dit alles voorbij zal blijven gaan en voor wie de kloof met de informatiemaatschappij alleen maar groter zal worden. Het is ook goed zich te realiseren dat tot op heden het gebrek aan educatie en alfabetisatie nog nooit door technologie werd opgelost.  

Post-marxistische sociale wetenschappers herontdekken de multinationale conglomeraten als de 'Grote Broederschap' die uit is op onze hersendood en totale afhankelijkheid van pulpinformatie. De Springers, Murdochs en Berlusconi's komen als mediatyconen in de aandacht, maar net als de overheid zijn ook zij niet bij machte enige sturing of controle uit te oefenen over de informatie die via de netwerken vloeit.  

Tien jaar geleden werd deelname van microcomputers aan het backbone(*) netwerk van mainframes(**) en Unixworkstations voor onmogelijk gehouden. Inmiddels nemen simpele pc's op grote schaal deel aan Internet. Daarom is het onwaarschijnlijk dat de mediamonopolies staande blijven. Andere informatiestromen, uit simpele pc's met hun decentrale en horizontale karakter, kunnen de mediamonopolies eenvoudig omzeilen. William Gibson, een belangrijk auteur van romans over cyberspace, gaf al eens aan dat mensen zo hun eigen toepassingen van technologie bedenken en realiseren. De 06-lijnen in Nederland en het succes van Minitel in Frankrijk zijn daar goede voorbeelden van.  

Massacommunicatie lijkt in de toekomst steeds minder massaal te worden, immers iedereen kan dan kiezen uit vijfhonderd tv-kanalen of naar believen films en documentaires opduikelen uit de digitale videotheek of bibliotheek. Daarnaast zullen steeds meer kanalen, diensten en omroepen de mensen kunnen bereiken en is een privé-vertoning van welke aard dan ook mogelijk. En in plaats van in het theater of achter de buis passief toe te kijken wordt de kijker de mogelijkheid geboden interactief en via meerdere zintuigen deel te nemen aan het gebodene.  

Eigenlijk is het beter te spreken van een persoonlijk, zelf samengesteld kanaal dan van vijfhonderd kanalen. Uitgaan en andere sociale contactpatronen – zoals een gesprek met de buurvrouw - zullen daardoor veranderen. Ieder richt zo zijn eigen 'buurt' en zijn eigen marktplein in, niet gehinderd door geografische beperkingen. Men kijkt tv in Latijns Amerika, neust voor boeken in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en chat lange wachten met een vriend die in Hongkong woont. Maar voor een pilsje gaat men toch naar de kroeg op de hoek en voor vers brood kan men evenmin op het net terecht. De 'virtuele buurt' is dan ook geen nieuwe realiteit, die de oude volledig vervangt, maar een aanvulling op de bestaande leefsituatie. Een aanvulling die opgaat in het dagelijks leven. 

Nieuwe fenomenen, oude gewoontes 

Het ideaal van een harmonisch model van natuur en cultuur lijkt vervlogen. Een coherent en universeel model van waarden en normen is in de mondiale samenleving steeds minder denkbaar, maar misschien ook minder noodzakelijk. Tegenstrijdige opvattingen, minder strakke gedragslijnen kunnen evengoed leefbaar zijn. De poel van culturele invloeden en tegenstellingen is een bruisend vat waaruit sociale en culturele vernieuwing kan voortkomen. Uit orde komt nooit verandering voort.  

De versplintering van interesses, informatie, cultuur of politiek die zo kenmerkend is voor deze tijd, hoeft daarom niet negatief te zijn. Netwerken bieden iedere deelnemer de mogelijkheden een eigen palet van contacten, (sub)culturen, bronnen en amusement te definiëren en dit vervolgens dagelijks aan te passen. Elektronisch netwerken maakt een belangrijk deel uit van de nieuwe informatie- en communicatiecultuur.  

Daarbij gaat het vaak om meer informatie in plaats van nieuwe informatie, en om meer communicatie in plaats van betere communicatie. Meer informatie betekent echter niet meer kennis of wijsheid, evenmin betekent meer communicatie meer participatie of democratie. Om meer kennis, wijsheid, participatie en democratie te bereiken is het noodzakelijk dat mensen vanuit hun eigen betrokkenheid bewust deelnemen aan de veranderingsprocessen die gepaard gaan met de opkomst van de informatiemaatschappij en zich actief opstellen met de zich eigen gemaakte mogelijkheden. Hierin hoeft niemand alleen te staan, want elektronische netwerken zijn bij uitstek geschikt voor het vormen van gemeenschappen.    

Michael Polman en Peter van der Pouw Kraan  

Bovenstaande tekst is een ingekorte versie van hoofdstuk 3 van het boek Van Bolwerken tot Netwerken, Datacommunicatie door maatschappelijke organisaties. Michael Polman en Peter van der Pouw Kraan. Redactie: Bas Raijmakers. Uitgeverij Ravijn, 1995. 

Noten

(*) Basisnetwerk van vaste digitale verbindingen met een grote transportcapaciteit. (**) Zeer grote centrale computers.    

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1995