Naar archief

UIT: NN #182 van 7 april 1995   

Het offensief van de wanhoop 

Turkse interventie in Vrij-Koerdistan 

In de avond van de 19e maart trokken Turkse troepen bij Zakho de grens met Vrij-Koerdistan over. De troepenmacht verplaatste zich naar het gebied ten noordoosten van Zakho om (vermeende) bases vvan de Turks-Koerdische guerrillabeweging PKK, Arbeiderspartij van Koerdistan, aan te vallen. Gelijktijdig trokken Turkse troepen bij Kani Masi, 40 kilometer ten oosten van Zakho, de grens over. Volgens berichten van de Iraqi Broadcasting Corporation, het persagentschap van de Iraakse oppositie in Vrij-Koerdistan, zou het Turkse leger om drie uur in de morgen al begonnen zijn met huiszoekingen in het vluchtelingenkamp Hezawa. Honderden mannen en vrouwen, Turkse Koerden op de vlucht voor de oorlog in hun eigen land, zouden door het Turkse leger zijn gearresteerd op grond van sympathieën voor de PKK en zijn geporteerd naar Turkije. 

In de loop van de 20e maart werd de omvang van de Turkse interventie pas goed duidelijk. Het betrof een troepenmacht van 35.000 militairen, honderden pantservoertuigen en enkele tientallen tanks, ondersteund door voortdurende luchtaanvallen van F16 straaljagers. Langs de gehele grens van Turkije met Vrij-Koerdistan voerde het Turkse leger operaties uit. Het grootste deel van de Turkse troepen werd ingezet in het westelijk gelegen Badinan-gebied in Vrij-Koerdistan.  

Het zwaartepunt van de Turkse legeracties lag daarbij op de omgeving ten noordoosten van Zakho: het Shiranish- en Haftanin-gebied. In meerdere Iraans-Koerdische dorpen voerde het leger huiszoekingen uit en arresteerde symphatisanten van de PKK. In het Shiranish-genied werden door de Iraqi Broadcasting Corporation (het nieuwsagentschap van de Iraakse oppositie) gevechten gemeld tussen het Turkse leger en PKK guerrillastrijders. Het Shiranish gebied is een moeilijk toegankelijk berggebied en uitermate geschikt voor guerrilla-oorlogsvoering. Hetzelfde geldt voor het Haftanin-gebied, waar vandaan gevechten werden gemeld. Bewegingen van het Turkse leger in Haftanin werden bemoeilijkt door de aanwezigheid van landmijnen.  

De interventie van het Turkse leger beperkte zich niet tot het grensge­bied, waas bases van de PKK zouden zijn. Bij Serseng, 25 kilometer diep op grondgebied van Vrij-Koerdistan, werd gemeld dat Turkse troepen een basis hadden opgezet in een voormalig paleizen-complex van Saddam Hoessein. In het paleizencomplex zouden door het Turkse leger aparte 'verhoor'kamers zijn ingericht. Bij Serseng bevindt zich ook een vliegveld. Eerder waren in de nabij Serseng gelegen dorpen Aradain en Eneshkie Turkse parachutisten geland.  

De redenen van de aanwezigheid van Turkse troepen in het genoemde Serseng gebied is waarschijnlijk om het voor eventuele guerrillastrijders van de PKK onmogelijk te maken zich terug te trekken uit Shiranish en Haftanin. Om dezelfde reden tracht het Turkse leger de grens met Syrië en Iran af te sluiten.

Turkse militaire acties werden ook gemeld in het oostelijk deel van Vrij-Koerdistan. In de Khwakurk-bergen, tegen de grens met Iran, vonden volgens de Iraqi Broadcoasting Corporation gevechten plaats tussen het Turkse leger en PKK-guerrilla's. Ook daar zette het Turkse leger parachutisten in. In het Khwakurk berggebied zou de PKK recent nog veel guerrillastrijders hebben gehad. De guerrillastrijders van de PKK zouden na de interventie van het Turkse leger in oktober 1992 vanuit ondermeer Haftanin naar dit gebied zijn verplaatst.  

In eigen hand 

De Turkse interventie lijkt een kopie te zijn van de eerdere interventie in oktober 1992. Een belangrijk verschil met de Turkse legeroperatie van ruim twee jaar geleden is dat Turkije het initiatief nu geheel in eigen hand genomen heeft. In oktober 1992 was sprake van een gemeenschappelijk offensief van het Turkse leger en Iraaks-Koerdische peshmerga's. Het Turkse leger voerde daar haar manoeuvres uit in het bergachtige grensgebied in Vrij-Koerdistan (het noordelijk front).  

Peshmerga's van de Iraaks-Koerdische partijen KDP en PUK schermden het achterland af (het zuidelijk front), zodat guerrillastrijders van de PKK in de tang genomen werden. Het gezamenlijk offensief van het Turkse leger en Iraaks-Koerdische autoriteiten liep echter stuk op een verschil in strategische doelstellingen. Turkije was uit op een search and destroy van de PKK, de Iraaks-Koerdische autoriteiten wilden een verplaatsing van de PKK-bases. 

PKK-guerrillastrijders die in het gebied waren en niet konden ontkomen werden uiteindelijk door de Iraaks-Koerdische autoriteiten naar bases in het zuiden van Iraaks-Koerdistan verplaatst. Dit tot groot ongenoegen van de Turkse legerleiding die eiste dat de gevangen genomen PKK-strijders zouden worden uitgeleverd. Om een aftocht van de guerrillastrijders te voorkomen dreigde het Turkse leger met het sturen van troepen naar het zuidelijk front. Hiervan werd uiteindelijk afgezien, waarschijnlijk een combinatie van operationele moeilijkheden en het probleem van een mogelijke confrontatie met Iraaks-Koerdische peshmerga's die hiervan het gevolg zouden kunnen zijn.  

In het huidige lente-offensief van maart 1995 is de gehele operatie in handen van het Turkse leger. Getracht wordt de PKK te omsingelen door zelf het noordelijk en zuidelijk front te openen. Dit verklaart deels de omvang en de diepte waarmee de Turkse troepenmacht op het grondgebied van Vrij-Koerdistan is doorgedrongen. De omvang van de invasiemacht van Turkije is echter ook een gevolg van de duur waarmee Turkije militair aanwezig wil zijn.  

Over de lengte van de militaire operatie bestond de eerste dagen van de interventie grote onduidelijkheid. Pas op 26 maart liet de Turkse president Demirel, die bekend staat als een havik, weten dat "als je 35.000 militairen inzet, (je) ook resultaten wilt zien". Het duurt geen jaar, maar ook geen paar weken, verklaarde Demirel verder. "De bergen moeten gezuiverd worden."  

Op 31 maart maakte Turkije bekend niet naar de oude situatie van een Vrij-Koerdistan terug te willen keren. De Turkse regering liet weten dat zij zich niet uit het gebied zou terugtrekken, tenzij Vrij-Koerdistan weer onder controle komt van het Iraakse regime. Hiermee heeft Turkije gekozen voor een opheffing van de 'status apart' van Vrij-Koerdistan.  

Mogelijk gaat het om de uitkomst van een strategisch onderzoek dat het Turkse ministerie van buitenlandse zaken in 1994 liet uitvoeren naar de relatie met Vrij-Koerdistan. Hoewel de houding van Turkije ten aanzien van Vrij-Koerdistan in het verleden ambivalent was, wordt het bestaan ervan in de strijd tegen de PKK klaarblijkelijk als een te grote last ervaren.  

Successen 

In het offensief tegen de PKK meldt de Turkse legerleiding grote successen te hebben geboekt. Enkele honderden strijders van de PKK zouden bij de interventie zijn gedood. De oorlogsretoriek over Turkse successen is hoofdzakelijk gericht op het thuisfront en in het verleden meermalen onjuist gebleken. In 1983 viel Turkije met toestemming van Bagdad Iraaks-Koerdistan binnen.  

Aanleiding voor de interventie was een eerdere confrontatie tussen aanhangers van de PKK en het Turkse leger, waarbij meerdere militairen om het leven kwamen. Het Turkse leger maakte bij de inval meer dan 2.000 gevangenen, die trots aan de media werden getoond, en later Iraaks-Koerdische burgers bleken te zijn. Het offensief in 1992 bleek evenmin het door Turkije geclaimde succes te zijn. De bombardementen waren volgens militaire deskundigen weinig succesvol in het onherbergzame gebied met zijn vele natuurlijke grotten. Tanks en pantservoertuigen zijn van weinig nut in de bergen en de PKK, die het offensief had zien aankomen, had zijn basis ontmanteld en zich opgesplitst in kleine, beweeglijke eenheden.  

Ook het huidige offensief zal ondanks de grote troepenmacht waarschijnlijk weinig successen opleveren. Luchtbombardementen, tanks en pantser­voertuigen zijn weinig effectieve middelen tegen een guerrilla-organisatie. Het bergachtig grensgebied is daarentegen uitermate geschikt voor de PKK guerrillastrijders. Bovendien is de PKK-aanwezigheid in Iraaks-Koerdistan volgens diverse bronnen uit Iraaks-Koerdistan minder als voor de interventie in oktober 1992. Tenslotte is de PKK met name een interne kracht in Turks-Koerdistan, en niet afhankelijk van enkele bases in Vrij-Koerdistan. Met het 'zuiveren van de bergen' is voor het Turkse regime nog geen enkel zicht op een militaire overwinning.  

Een verklaring voor het offensief van Turkije lijkt te zijn ingegeven de escalerende oorlog in Turks-Koerdistan niet langer meer te kunnen beheersen. De vele aangekondigde eindoffensieven hebben Turkije niet de gewenste resultaten opgeleverd. Integendeel, PKK-acties lijken eerder in omvang te zijn toegenomen. De ondragelijke oorlogsbegroting, over 1994 al meer dan acht miljard dollar, heeft geleid tot een economische ontwrichting. Internationaal, en dan met name vanuit Europa, neemt de kritiek op de Turkse oorlogspolitiek langzaam toe, hoewel concrete maatregelen tegen Turkije nog zijn uitgebleven.  

De reactie van de Turkse regering op de steeds ongunstiger wordende perspectieven is een opvoering van de oorlogshandelingen, waarbij de eigen uitgangspunten echter steeds verder verslechteren. De PKK lijkt sterker te zijn dan ooit tevoren. Het huidige offensief is in dit licht te beschouwen als een wanhoopsdaad van een (oorlogs)regering die langzamerhand alle zicht op de realiteit aan het verliezen is. Het zijn de eerste tekenen van een overgang van een staat in crisis naar een staat van ontbinding.  

Reactie Koerden 

Met het langer voortduren van de aanwezigheid van de Turkse troepenmacht in Vrij-Koerdistan, die in dat geval de vorm gaat aannemen van een bezettingsmacht, is het de vraag wat de reactie zal zijn van de Iraaks-Koerden. Iraaks-Koerdische dorpen worden door de Turkse luchtmacht gebombardeerd. Zowel Turkse- als Iraaks-Koerden trachten het strijdtoneel te ontvluchten en melden zich in vluchtelingenkampen van de UNHCR. Het exacte aantal vluchtelingen is nog onbekend. Meldingen worden gemaakt dat Iraaks-Koerdische burgers, die het Turkse leger nader wil verhoren, onder meer naar het voormalige paleizencomplex in Sereng worden gebracht.  

Peshmerga's van de KDP en PUK hebben zich uit de gebieden teruggetrokken waar het Turkse leger is binnengevallen. De vraag is echter hoe de partijen zullen reageren op de langdurige aanwezigheid van de Turkse interventiemacht.  

De Iraaks-Koerdische partijen KDP en PUK hebben de inval van Turkije veroordeeld. De KDP heeft bij de VN geprotesteerd en verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van de militaire interventie. Het is echter onwaarschijnlijk dat de partij de aan de interventie voorafgaande troepenopbouw niet heeft opgemerkt. Ook de PUK heeft de militaire interventie van Turkije veroordeeld en de KDP beschuldigd met Turkije samen te werken. De interventie brengt zowel KDP als PUK in een moeilijke positie. Onduidelijk is hoe de situatie zich verder zal ontwikkelen. Meerdere scenario's zijn mogelijk. In alle scenario's wordt er van uit gegaan dat Turkije voor langere tijd in het gebied aanwezig blijft.  

De Turkse aanwezigheid ondermijnt het gezag en de geloofwaardigheid van KDP en PUK. In een groot deel van Iraaks-Koerdistan heeft het Turkse leger de Koerdische autoriteiten aan de kant geschoven en de controle overgenomen. Hoe langer Turkije in het gebied aanwezig blijft, hoe ernstiger het gezichtsverlies van KDP en PUK.  

De partijen zijn verder in het nauw gebracht door de verklaring van Turkije zich niet te willen terug trekken, tenzij het gezag van Irak over het gebied hersteld wordt. Het is om deze redenen niet uitgesloten dat het tot confrontaties zal komen tussen peshmerga's en het Turkse leger. De Islamitische Beweging heeft tijdens een congres in de Verenigde Staten, waaraan ook de KDP en PUK deelnamen, verklaard tegen de Turkse interventiemacht ten strijde te trekken als Turkije in het gebied blijft. De Islamitische Beweging is in grootte de derde partij in 'Vrij-Koerdistan'.  

Zowel KDP als PUK onderhouden echter relaties met Turkije, de PUK en daarnaast ook met de PKK. Het is met name de KDP die tot nu toe de beste contacten onderhield met Turkije. Het is mogelijk, en hiermee komen we op het tweede scenario, dat de KDP zal trachten de aanwezigheid van Turkije in Vrij-Koerdistan als militair-strategisch voordeel te benutten en de positie ten opzichte van de PUK te versterken. Dit zou kunnen leiden tot een alliantie tussen Turkije en de KDP, waarbij de KDP steun geeft aan Turkije tegen de PKK en Turkije de KDP steunt in diens strijd tegen de PUK.  

Het derde scenario is dat de KDP en PUK het grensgebied aan Turkije laten en zich terugtrekken in wat dan nog rest van Vrij-Koerdistan. Gezien de onderlinge gevechten, die nu al bijna een jaar voortduren, is het waarschijnlijk dat beide partijen elkaar in dit gebied om de macht zullen blijven bevechten.  

Het eerste scenario waarbij een verenigde Iraaks-Koerdische oppositie ontstaat heeft het meeste politieke perspectief. De overige twee scenario's leiden immers tot een desintegratie van Vrij-Koerdistan, een dieptepunt in de inter-Koerdische betrekkingen en een nieuwe Iraaks-Koerdische tragedie. Het is echter ook de meest theoretische mogelijkheid, hoewel niet uit te sluiten vanwege de door Turkije gegeven verklaring dat de enige twee mogelijkheden een langdurige aanwezigheid van het Turkse leger of herstel van de Iraakse controle zijn. Het uitbreken van gevechten tussen KDP en PUK op 27 maart, na een door de KDP gestart offensief op de door de PUK gecontroleerde stad Arbil, is echter een slecht teken.  

Joost Jongerden 
Stichting Azadi, Wageningen

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1995