UIT: NN #182 van 7 april 1995
De bom is nog niet voorbij
Balans van 25 jaar non-proliferatieverdrag.
De kernwapens moeten de wereld uit. De grote machtscentra hebben dit devies nooit overgenomen, maar konden niet om het inzicht heen dat kernwapens niet deugen. Dus wordt er naar kernwapenbeperking gestreefd. De voorkeur gaat daarbij uit naar kernwapenbeperking van anderen. Deze maand beginnen in New York de onderhandelingen over een verlenging van het in 1968 gesloten Non-Proliferatie Verdrag dat moest voorkomen dat het aantal kernwapenstaten verder uit zou breiden. Een mogelijkheid om de nucleaire problematiek opnieuw onder publieke aandacht te brengen.
Vanaf de verwoesting van Hiroshima en Nagasaki, in augustus vijftig jaar geleden, zijn de kernwapens doelwit geweest van oproepen en protesten en zijn er acties ondernomen en voorstellen gedaan om de vermindering en de stapsgewijze afschaffing ervan te bevorderen. Hoewel er geen reden is om over het resultaat van dat alles tevreden te zijn, kun je niet zeggen dat het niets heeft opgeleverd. De belangrijkste positieve werking van de anti-kernwapenbeweging is volgens mij het levend houden geweest van het besef dat kernwapens en menselijke beschaving niet met elkaar te rijmen zijn.
Een mijlpaal in het streven naar kernwapenbeperking is het sluiten van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) in 1968 geweest. Het woord 'proliferatie' stamt volgens mijn woordenboek uit de medische wereld en betekent woekering. Het voortwoekeren van de kernbewapening vindt op twee manieren plaats: ten eerste doordat steeds meer landen in het bezit van kernwapens komen - de zogenaamde horizontale proliferatie - en ten tweede door wat men onder verticale proliferatie verstaat: de uitbreiding en de verfijning van de nucleaire arsenalen van de landen die al kernwapens hebben. Bovendien is er sprake van een latente proliferatie in de vorm van de verbreiding van de voor de fabricatie van kernwapens benodigde technologie.
Het Non-Proliferatieverdrag kwam uit de koker van de supermogendheden en was bedoeld om de horizontale proliferatie te stuiten. Hoe vijandig de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie ook tegenover elkaar stonden, het was hun gezamenlijk belang dat de club van de kernwapenstaten, waartoe ook Engeland, Frankrijk en China behoorden, niet verder zou uitdijen. Dat zou immers onvermijdelijk ten nadele van hun greep op de wereldsituatie gaan.
De niet-kernwapenstaten die tot het verdrag toetraden, verplichtten zich om van het vervaardigen van kernwapens af te zien en zich te laten controleren op het naleven van deze overeenkomst. In ruil daarvoor zouden er geen belemmeringen mogen worden opgeworpen tegen de export van nucleaire technologie voor vreedzaam gebruik. De toetredende kernwapenstaten, de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië - Frankrijk en China hebben zich pas in 1992 bij het verdrag aangesloten - beloofden te gaan onderhandelen om tot het opheffen van hun kernwapenarsenalen te komen.
De looptijd van het verdrag werd bepaald op 25 jaar. Omdat het verdrag in 1970 van kracht geworden is moet er dit jaar door de 169 landen die het verdrag inmiddels ondertekend hebben over de verlenging worden onderhandeld. In april begint in New York de hieraan gewijde Non-Proliferation Treaty Extension Conference.
Balans
Het hoofddoel van het verdrag was het tegengaan van de horizontale proliferatie van kernwapens. In de afgelopen 25 jaar zijn er niettemin zeven kernwapenstaten bijgekomen: Israël, India, Pakistan, Zuid-Afrika, Oekraïne, Kazachstan en Wit-Rusland. De laatste twee landen hebben intussen hun kernwapens bij Rusland ingeleverd, en ook het lang tegenstribbelende Oekraïne lijkt nu definitief in die richting over de brug te zijn gegaan. Zuid-Afrika is in 1991 tot het NPV toegetreden en heeft daarna zijn kernwapens ontmanteld.
Israël, India en Pakistan zijn geen lid van het NPV. Zij waren alleen in staat om kernwapens te ontwikkelen dank zij technologische bijstand vanuit de bestaande kernwapenstaten en andere nucleair geavanceerde staten zoals de Duitse Bondsrepubliek. Dat gebeurde goeddeels illegaal maar wel met hulp van een gebrek aan waakzaamheid of van een meer directe betrokkenheid - in strijd met het NPV - van de regeringen van deze landen.
Onder de niet-kernwapenstaten bevindt zich een groep die bezig is de weg naar het kernwapenbezit af te leggen. Een staat die het einde van die weg nadert 'promoveert' tot drempelstaat. Het is niet altijd duidelijk of het bewandelen van deze weg in het teken van kernwapen-ambitities staat. Omdat de civiele nucleaire technologie en de kernwapentechnologie in elkaar grijpen, ontwikkelen landen die veel werk maken van kernenergie voor vreedzame doeleinden automatisch hun capaciteit om kernwapens te maken. Op die manier kunnen kernwapenambities lang gemaskeerd worden.
Ook omtrent het streven naar kernwapenbezit zijn er gunstige en ongunstige ontwikkelingen te melden. Argentinië en Brazilië, die al vele jaren bezig waren met zich in de richting van drempelstaat op te werken, hebben in 1992 formeel van kernwapenbezit afgezien en onderlinge controle geaccepteerd. Zorgwekkend daarentegen is het kernbom-begerig gedrag van Irak, Iran en Noord-Korea. Deze landen zijn alle drie lid van het NPV. Dat ze er niettemin in geslaagd zijn het bijna ongemerkt tot drempelstaat te brengen is geen aanbeveling voor het controlesysteem van het NPV.
Kleren van de keizer
De controle is inderdaad een van de zwakste punten van het NPV. Bij het tot stand komen van het verdrag werd het toezicht op het naleven ervan in handen van het International Atomic Energy Agency (IAEA) gelegd, dat in 1956 was opgericht met als doel de vreedzame toepassing van kernenergie te bevorderen. De controle werd zodoende de bijbaan van een instituut waarvan de hoofdtaak het bevorderen van de latente proliferatie impliceerde.
Verder mocht er alleen gecontroleerd worden op het weglekken van nucleair materiaal naar het militaire circuit, en niet op nucleaire installaties voor militair gebruik. Daar komt nog bij dat het IAEA financieel zo kort gehouden wordt dat er maar heel beperkt gecontroleerd kan worden. En last nut not least beschikken regeringen over een arsenaal van mogelijkheden om de inspecteurs te misleiden of om hun werk te saboteren.
Noord-Korea en Irak zijn onlangs als boosdoeners ontmaskerd maar er wordt in de media met twee maten gemeten. Zo is er nauwelijks aandacht besteed aan het zoek raken in de jaren 1992-1994 van zeventig kilo plutonium, goed voor tien kernbommen, in een Japanse opwerkingsfabriek. De Japanse regering weigerde de fabriek stil te leggen, zodat er niet naar het vermiste nucleaire materiaal gezocht kon worden. Omdat het IAEA niet over sancties beschikt en Japan een machtig land is moest het zich daarbij neerleggen. Tegenover Noord-Korea wierpen de Verenigde Staten zich wel in de strijd. De Amerikaanse regering sprak dreigende taal maar sloot uiteindelijk met de tegenstander een verdrag waarbij deze zoveel voordeel in de wacht sleepte dat zijn voorbeeld tot navolging zou kunnen leiden.
Versterking van de controle op nucleair materiaal lijkt dus geboden maar de eerlijkheid gebiedt te erkennen dat langs die weg de proliferatie wel enigszins kan worden bemoeilijkt maar niet kan worden tegengehouden. Om te beginnen zijn er al grote hoeveelheden nucleair materiaal in onbekende circuits terecht gekomen, onder andere via smokkelexport uit de voormalige Sovjet-Unie. Verder moeten er bij metingen foutenmarges in acht worden genomen en is het technisch en organisatorisch niet mogelijk om al het nucleaire materiaal in nucleaire installaties exact te lokaliseren. Hierdoor kunnen er jaarlijks vele honderden kilo's plutonium zoek raken zonder dat dat bij zelfs een intensieve controle kan worden vastgesteld. Ook vallen er een aantal belangrijke grondstoffen voor kernwapens buiten de controle.
Maar ook controle op de fabricage van kernwapens kan geen sterke dam tegen de proliferatie opwerpen. Om te beginnen kunnen de installaties die daarvoor nodig zijn langzamerhand van zo'n geringe omvang zijn, dat er gespeculeerd kan worden over het vervaardigen van kernwapens door criminele organisaties. Bovendien zie je dat steeds meer landen hun nucleaire technologie hebben ontwikkeld tot het punt waarop ze in staat zijn om zich in betrekkelijk korte tijd, een half jaar bijvoorbeeld, tot kernwapenbezitters op te werken.
Discriminatie
Het meest omstreden onderdeel van het NPV is de ongelijke behandeling van kernwapen- en niet kernwapenstaten. Het draagt de kernwapenstaten op te werken aan de opheffing van hun nucleaire arsenaal, maar geeft hun tegelijk alle vrijheid om dit uit te breiden en te verfijnen, zonder daarbij door pottenkijkers van buitenaf gehinderd te worden. De kernwapenstaten zijn na 1970 ook volop met de kernwapenwedloop doorgegaan. Na het einde van de koude oorlog hebben weliswaar de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie/Rusland via de Start I en Start II akkoorden tot een drastische reductie van hun kernwapenvoorraad gesloten. In feite is dit het opruimen van een absurde overkill, waarbij nog vele malen meer kernkoppen overblijven dan voor een algehele wederzijdse vernietiging nodig zijn. En terwijl er aan de ene kant diverse kernwapenprogramma's zijn stopgezet blijft men aan de andere kant aan modernisering werken.
Bij de voorbereidingen van de NPT Extension Conference is al gebleken dat deze discriminatie een heet hangijzer is. De Verenigde Staten en hun bondgenoten dringen aan op een onbeperkte verlenging van het verdrag in zijn huidige vorm. Deze opstelling roept hevig verzet op van de kant van de ongebonden landen. Deze willen waarschijnlijk wel afzien van pogingen om de verdragtekst gewijzigd te krijgen omdat het gevolg daarvan zou zijn dat de conferentie in verdeeldheid ten onder gaat. Maar ze zullen wel duidelijke toezeggingen van de kernwapenstaten verlangen over hun eigen nucleaire ontwapening, en willen slechts met een beperkte verlenging van bij voorkeur vijf jaar akkoord gaan. In dat tijdsbestek zal er aan een herziening van het gedrag gewerkt moeten worden.
Een belangrijk geschilpunt tussen de kernwapenstaten en de niet gebonden niet-kernwapenstaten is sinds lang het al dan niet beëindigen van de kernproeven. In 1993 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aangenomen die op een algeheel testverbod (Cromprehensive Test Ban Treaty) aandringt. De onderhandelingen verlopen, o.a. door de tegenwerking van Frankrijk zo moeizaam dat het niet gelukt is om dit verbod voor de verlengingsconferentie van het NPV rond te krijgen. Intussen is de waarde van het CTBT sterk verminderd door verbeteringen in de computersimulatie van de werking van nieuwe kernwapens.
Er zijn dus grote controverses in New York te verwachten, met de kans dat de conferentie mislukt, zodat er geen verlenging tot stand komt, waarna de onderhandelingen over een nieuw verdrag zich nog jaren zouden kunnen voortslepen.
Kernwapenmacht Europa?
De Amerikaanse kernwapens die vanaf 1953 in Europa geplaatst werden, hadden behalve het afschrikken van de Sovjet-Unie ook tot doel West-Europese landen en vooral Duitsland af te houden van het zelf ontwikkelen van kernwapens. Ook het NPV-initiatief was niet in de laatste plaats ingegeven door de vrees van de supermachten voor een Duitse kernbewapening. De West-Duitse regering werd zwaar onder druk gezet om het te ondertekenen, wat uiteindelijk ook gebeurde, maar niet nadat ze een aantal verzwakkingen van de verdragsbepalingen had weten af te dwingen.
Sindsdien heeft de Duitse Bondsrepubliek zich consequent beijverd om zichzelf zo ruim mogelijk van de voorwaarden voor het maken van kernwapens te voorzien. Het is blijkbaar de bedoeling van de Duitse politiek om de vrees voor een Duitse Alleingang op kernwapengebied te gebruiken om zich op te werken tot een dominant lid van een Europese kernmacht. Hierbij hanteert zij de wonderlijke redenering dat het oprichten van zo'n Europese kernmacht geheel en al overeenkomstig de bedoelingen van het NPV zou zijn, want terwijl West-Europa nu twee kernmachten telt, zal er dan nog maar een overblijven.
Het streven naar een West-Europese kernmacht heeft door het verval van de NAVO de wind in de zeilen gekregen. Er zou wel eens een algeheel einde van de militaire aanwezigheid van de VS in Europa kunnen komen. Dus kan het geen kwaad de nucleaire kaarten alvast opnieuw te schudden. Binnen de West-Europese Unie is de toekomstige Europese kernmacht op het ogenblik een belangrijk gespreksthema. Als de Nederlandse regering daar al bedenkingen tegen heeft, waakt zij er zorgvuldig voor het uitspreken daarvan.
De stem van de burger
De verlenging van het NPV zal vermoedelijk niet de belangstelling van een breed publiek trekken. Het zou echter bedenkelijk zijn wanneer de gedachtevorming hierover tot een klein kringetje van politici, deskundigen en organisatiemensen beperkt bleef. Vanuit die overtuiging hebben het Transnational Institute (TNI) en de World Information Service on Energy (WISE), twee in Amsterdam gevestigde internationale organisaties, een project opgezet om de hele nucleaire problematiek opnieuw in de publieke aandacht te brengen.
Een van de bedoelingen van het project is om het thema Non-Proliferatie tot inzet te maken van een discussie tussen vredesbeweging, milieubeweging en Derde Wereld beweging. Deze drie bewegingen hebben vanuit hun eigen invalshoek uiteenlopende benaderingen van dit thema. Globaal genomen vindt de vredesbeweging dat het bestaande verdrag en de uitvoering ervan grote gebreken vertonen maar dat het niettemin beter is dan niets.
De milieubeweging verwerpt NPV vanwege de erin ingebouwde bevordering van het gebruik van kernenergie, en de Derde-Wereldbeweging wijst het af op grond van zijn discriminatoir karakter. Uitwisseling van ervaring en kennis en een levendige onderlinge discussie zijn echter nuttig voor het verruimen van het gezichtsveld van de deelnemers aan deze bewegingen en voor een meer effectief optreden in de publieke meningsvorming en tegenover de politiek.
Ik wil hier nu niet ingaan op de vraag hoe we ons zo'n effectief optreden moeten voorstellen. Er bestaat hierover in het linkse kamp geen helderheid en ik merk dat ik evenmin over een uitgekristalliseerde visie beschik. De gemakkelijkste kans op tegenspel tegen de Westerse politiek - want daar zullen we ons in eerste instantie op moeten richten - ligt volgens mij in het aanspreken van de politici op de factor eigenbelang.
De kernwapens van de erkende kernwapenstaten hebben geen directe afschrikkingsfunctie meer en veronderstellingen over de mogelijke terugkeer van die functie zijn meer speculatief dan waarschijnlijk. De actuele en te voorziene toekomstige dreiging gaat uit van de rol van kernwapens in het kader van machtsambities en/of veiligheidsbehoeftes in regionale conflicten. Op dit moment zijn dat de tegenstellingen in het Midden-Oosten, tussen India en Pakistan, tussen Noord- en Zuid-Korea.
Verder is er de kans dat atoomwapens in het bezit van criminele of terroristische organisaties zullen komen. Het is irrationeel om de kans op het opbouwen van een zo breed mogelijke samenwerking in het tegenwerken van gevaarlijke ontwikkelingen te verprutsen, door vast te houden aan machtsposities zonder een duidelijke gebruikswaarde.
Toch is dat het beleid van de Westerse landen; militaristisch veiligheidsdenken, nationalistische geldingsdrang plus commerciële belangen leggen het gezond verstand het zwijgen op. De Nederlandse delegatie zal zich beijveren om in de pas te lopen. Het minste wat we kunnen doen is de politici hierover lastig vallen en dat voor een zo groot mogelijk publiek.
Clemens Raming
De auteur is medewerker van AMOK-Nijmegen
Gebruikte literatuur:
Kernwapens op hun retour, Bart van der Zijde; uitgegeven door het Studiecentrum Vredesvraagstukken van de Universiteit Nijmegen
Kernwapenspreiding onder controle? Geschiedenis en betekenis van het Non-Proliferatie Verdrag, Joop Boer & Karel Koster