Naar archief

UIT: NN #180 van 10 maart 1995   

Dagboek: wegloophuis tegen psychiatrie 

Na een korter of langer verblijf in een psychiatrische inrichting kan het ontzettend moeilijk zijn, om jezelf staande te houden in de "grote" wereld. De eisen die de maatschappij stelt zijn hoog en helaas hebben mensen die in een inrichting hebben gewoond nog steeds te maken met hardnekkige stigmatisering. De medewerkers van het Wegloophuis tegen de Psychiatrie in Amsterdam willen de taboesfeer rondom psychiatrie graag doorbreken.  

In het voormalige kraakpand de Groote Keyser is het Wegloophuis tegen de Psychiatrie (WLH) gehuisvest. Het is in de eerste plaats een opvanghuis voor mensen die weg willen uit een inrichting. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is in reguliere inrichtingen gaan we met de bewoners om op basis van gelijkwaardigheid. We proberen een afhankelijkheidsverhouding tussen ons en de bewoners te voorkomen.  

Dat is lang niet altijd even gemakkelijk, omdat het voor iemand die jarenlang in de inrichting heeft gezeten vaak moeilijk is om zijn of haar zelfstandigheid, verantwoordelijkheidsgevoel en zelfvertrouwen te heroveren; in de inrichting werd altijd alles voor hen geregeld. We stimuleren de bewoners om hun zaken zelf te regelen, zoals een uitkering aanvragen, werk en woonruimte zoeken, het ziekenfonds regelen etc. Ook het huishouden, boodschappen en koken komen zoveel mogelijk voor hun eigen rekening. 

Maandag 13 februari 1995 

Karin: Het is half een 's middags. Met z'n vijven zitten we rond de tafel. Een vrijwilliger leest het logboek door waarin genoteerd wordt wat er gebeurt, hoe het met de bewoners gaat (momenteel wonen er alleen mannen) en wat geregeld moet worden. Het lijkt een rustige dag te worden: we drinken thee, praten wat en lezen informatiemateriaal. Soms blijft het de hele dag zo maar het is heel goed mogelijk dat we binnen een paar minuten druk in de weer zijn met telefoon, bewoners en op te lossen problemen. 

Op 't ogenblik zijn er vijf bewoners. Vorige week vertrok een zesde, met achterlating van een briefje. In zijn kamer treffen we een bende aan: overal vinden we flinterdunne reepjes stof en zelfs het dekbed is opengesneden. Dit is maar een voorbeeld van de vreemde zaken die je in het WLH kunt aantreffen. 

Niet lang nadat de opruimploeg weer beneden is belt de betreffende bewoner op; hij zou graag weer terug willen komen. We weigeren hem opnieuw op te nemen, omdat hij amper drie weken na zijn eerste intake uit eigen beweging is weggegaan en omdat de regel is dat men tenminste zes maanden moet wachten voor men opnieuw wordt toegelaten (dit, om anderen ook een kans te geven). We verwijzen hem naar de WLH's in Utrecht en Den Haag. Ik kan het niet laten om me schuldig te voelen bij dit soort beslissingen, maar helaas is onze ruimte beperkt. 

Een andere bewoner, M., verblijft al ruim zes maanden bij ons; hij doet z'n best om aan woonruimte te komen, maar dat is lot dusver niet gelukt en dat deprimeert hem. Het gaat niet echt goed met 'm; hij vertelde me een nogal apocalyptisch verhaal over de verrotte staat van het ondermaanse, een onderdeel van de waanwereld waarin hij leeft. Ik begrijp er weinig van maar ik tracht te achterhalen wat er in hem om gaat. 

Dinsdag 14 februari 

Marcel: Vandaag heb ik afgesproken om E. op te zoeken in een psychiatrische inrichting in Santpoort-Zuid. E. is een ex-bewoner en ik ga eens kijken hoe het met hem gaat. We doen dit de laatste tijd meer bij het WLH, als een soort nazorg. Ik denk dat we ons op dit punt duidelijk onderscheiden van de professionele hulpverlening. Als je daar weg bent stopt de betrokkenheid, zo die er al is. Ik bel de inrichting nog even van tevoren. E. heeft de gewoonte om regelmatig de benen te nemen en het zou zonde zijn als ik hem misloop. Maar bij navraag blijkt hij nog te zitten waar hij zit, dus neem ik de trein naar Santpoort. 

Santpoort is een oude inrichting, verscholen tussen het groen in 'the middle of nowhere', zoals dat lange tijd gebruikelijk was. E. zit op de afdeling Intensive Care (IC). Waarom dat hier IC heet en niet Opname is voor mij een raadsel. Aangekomen op IC blijkt E. te zijn verplaatst naar de afdeling MGS, dat bij navraag blijkt te staan voor Matig Gestructureerd. E. is blij me te zien. Hij zegt het niet zo goed te kunnen vinden met zijn psychiater. Helaas heeft zij geen tijd om met mij en E. daarover te praten. Ik spreek met E. en met zijn psychiater af dat ik hen opbel voor een afspraak. Eens kijken of het lukt om voor E. een andere psychiater te regelen. 

Woensdag 15 februari 

Marcel: Als ik terugkom van de bank staan er drie politieagenten voor de deur. Ze bestuderen aandachtig een briefje op de deur met onze openingstijden. Ze verbazen zich erover dat er in het weekend geen medewerkers aanwezig zijn. Ik leg hen uit dat er voor weekendopvang andere instellingen bestaan. Bovendien zijn we nooit helemaal onbereikbaar voor de bewoners, omdat er altijd bij tourbeurt twee medewerkers met een pieper lopen, voor noodgevallen. 

Een van de agenten vraagt me of we ook mensen toelaten die gedwongen opgenomen zijn in een psychiatrische instelling. Ik vertel hem dat wij de enige instelling zijn die dat doen. Als deze mensen weglopen worden ze op de telex gezet en iedere andere opvanginstelling zal hen melden bij de politie; dat doen wij dus niet. 

Als ik het kantoor binnenloop heerst daar grote opwinding; op dit moment hebben we namelijk iemand in huis die weggelopen is en een rechterlijke machtiging (gedwongen opname) heeft. Even dachten we dat de politie voor hem kwam. M. krijgt zijn zakgeld voor vandaag. Dat wordt door zijn bewindvoerder (dat is iemand die de financiën van een bewoner beheert) voor hem op onze rekening gestort. Hij komt echter geld tekort om zowel shag als wat hasj te halen. De hele dag blijft hij om geld zeuren. Ik geloof dat hij uiteindelijk een lege fles wegbrengt om met het statiegeld aan zij rookbehoefte te voldoen. 

Vandaag gaat een grote groep medewerkers naar stichting PS, een dagbestedingscentrum dat al twintig jaar bestaat. Opgericht door professionele hulpverleners heeft het zich ontwikkeld tot een vrijwilligersorganisatie waar de lekenhulpverlener een belangrijke plaats inneemt. Voor het WLH is het belangrijk dat we ons verbinden met organisaties met een min of meer dezelfde werkwijze, dit onder andere ook met het oog op subsidie. Het is goed om gezamenlijk ervaringen uit te wisselen; we doen er veel goede ideeën op. 

Karin: Iedere woensdagavond vergaderen wel met z'n allen. We spreken af wie wanneer werkt, bespreken afspraken en gebeurtenissen en hebben het over de bewoners: hoe gaat het met hen, zijn er problemen, hoe is de sfeer in huis, enzovoorts. Daarna praten we met de bewoners zelf om te vernemen of er klachten of moeilijkheden zijn en hoe ze zich voelen. Vervolgens duiken we meestal de kroeg in om informeel te kletsen. Dat kan over van alles zijn, maar uiteindelijk praten we vaak over de bewoners. Er gebeuren soms confronterende dingen en met bewoners die al langere tijd in het WLH zitten krijg je in zekere zin wel een band.  

Tijdens het gesprek met de bewoners zat bewoner M. te schilderen met olieverf. Toen ik kwam kijken en me liet ontvallen dat ik het mooi vond, bood hij het me prompt aan. Ik wist niet of ik het moest aannemen omdat ik me afvroeg of ik niet een zekere afstand van de bewoners moest nemen om te vermijden dat we teveel van elkaar zouden gaan verwachten. Uiteindelijk besluit ik het schilderij aan te nemen om M. niet te kwetsen (dat vind ik minstens zo belangrijk). 

Donderdag 16 februari 

Raymond: Een intake-gesprek met een mevrouw die uit een dependance van de Willem Arntzstichting in Utrecht komt. Hoewel er in Utrecht ook en WLH is wil zij liever naar Amsterdam komen, omdat ze hier in haar vroege jeugd heeft gewoond en er nog familie heeft.  

Bewoner G. is te kennen gegeven dat hij hier voor 't laatst kan zijn. G. is heel moeilijk benaderbaar; hij praat niet, eet niet en laat zich amper zien. Sinds hij is gestopt met zijn medicijnen is hij hard achteruit gegaan. We kunnen hem echter niet dwingen. Hij lacht maar wat. M. komt zijn verhaal doen en geeft aan hoe hij z'n huidige situatie ervaart. Ik probeer te begrijpen wat hij erover zegt. Gisteren leek het iets beter met hem te gaan; hij was helder. 

Maarten: Ik heb een tijdje met twee bewoners zitten praten in de woonkamer. Over muziek, racisme, hun eigen problemen enzovoorts. W. vertelde dat hij wacht op de lijst met boetes die hij bij het openbaar vervoer heeft wegens zwartrijden, hij wil namelijk alle boetes in één keer in de gevangenis uitzitten, zodat hij zonder schulden over ongeveer drie maanden zijn nieuwe woning kan betrekken. Even schoon schip maken dus. T., een jongen van Turkse afkomst, heeft me uitgelegd hoe het zit met de verschillende religies in zijn land en dat traditionele Turkse namen zich onderscheiden van islamitische. Hij zegt hier in het WLH weer een beetje tot rust te komen, wat ook zijn doel was toen hij bij ons aanklopte. Hij vindt het prettig dat hij hier wordt vrijgelaten en dat hij niet verplicht wordt om over zijn problemen te praten.

Verder is hij hard bezig met het zoeken naar woonruimte en het verkrijgen van een uitkering. 

Vrijdag 17 februari 

Karin: Bewoner E. (een ander dan voornoemde E.) belde met de mededeling dat hij ziek was en bij zijn moeder bleef. Maandag zou hij er weer zijn. Deze jongen heeft een uitzonderlijk symbiotische relatie met zijn moeder en hij wil dan ook het liefst bij haar blijven wonen. We vragen ons af of dat wel zo gezond is? Hij is achter in de twintig en nauwelijks in staat om voor zichzelf te zorgen, maar hij ziet niets in een project voor beschermd of begeleid wonen, waar hij kan leren op eigen benen te staan. 

Vandaag werd er aangebeld door A. die hier ook een tijdje gewoond heeft. Hij is zo iemand die we liever niet binnen laten; we staan geen harddrugs, alcoholmisbruik en agressie toe en wie deze huisregels overtreedt, vliegt eruit, ook alom de rust voor de overige bewoners te bewaren. A. bleek binnen onze muren doodleuk in cocaïne te handelen. 

Er lijkt vandaag niet veel te gebeuren; het is babbelen rond de tafel en thee drinken. Ik informeer hoe het is afgelopen met G., die er afgelopen woensdag uit moest. Marloes vertelt dat hij zonder al te veel problemen naar buiten is gegaan maar dat hij wel een tijdje achter medewerkers die naar huis gingen is aangelopen.

Zijn bezittingen worden opgeruimd en in zakken gestopt; misschien komt hij ze na verloop van tijd ophalen. Ik moet zeggen dat ik me zorgen om hem maak. Ik vraag me af of het hem zal lukken om elders woonruimte te vinden.  

Aan het einde van de middag, wanneer ik op het punt sta om naar huis te gaan, zie ik G. op een brug ijsberen, vlak bij het WLH. Uit voorzorg is er een nieuw slot op de voordeur gezet...    

Met medewerking van Jolanda, Marloes, Jorg, Tijs, Marcel, Raymond, Maarten, Peter, Marianne, Barbara, Jacqueline en Karin     

HET WEGLOOPHUIS 

Het Wegloophuis (WLH) is opgericht in februari 1980 als onderdeel van een tegenbeweging die was geïnspireerd op ideeën uit de anti-psychiatrie. Deze beweging is opgekomen in de jaren '60 als een protest tegen de hiërarchische structuur binnen de psychiatrische inrichtingen. Men wilde een meer democratisch georganiseerde gemeenschap waarbinnen onder meer plaats was voor inspraak voor cliënten. De anti-psychiatrie stond een sociaal-structureel model voor om een tegenhanger te creëren van de toen heersende - en inmiddels weer opgang makende - biologische psychiatrie (die wil zoveel zeggen als: een geestesziekte wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld een verstoring van chemische processen die zich in de hersenen afspeelt. 

Het grote bezwaar van dit biologisch denkmodel is dat hierbij psychiatrische problemen worden teruggebracht tot storingen aan een apparaat, de hersenen, die alleen met medicijnen verholpen kunnen worden). De omstandigheden die in veel inrichtingen heersten waren mensonwaardig; met name verschillende vormen van dwangbehandeling (elektroshock, isoleercel, vastbinden, gedwongen medicatie, sondevoeding toedienen etc. Overigens noemt de Inspectie der Geestelijke Gezondheidszorg dit droogjes "Middelen & Maatregelen") en overmatig medicijngebruik hebben veel stof doen opwaaien. 

Het zou een grote misvatting zijn om uit het feit dat je er nu niet zoveel meer van hoort de conclusie te trekken dat de situatie verbeterd is; nog altijd wordt het individu verpletterd onder een overdosering van regeltjes, ziekte-etikettering, afhankelijkheid van cliënten van het verplegend personeel, grootschaligheid en betutteling of juist het ontbreken van persoonlijke aandacht. Het zijn dergelijke zichtbare en onzichtbare misstanden die maken dat wij tegen de huidige vorm van psychiatrie gekant zijn. We hebben felle kritiek op de manier waarop mensen die met de psychiatrie in aanraking komen behandeld worden en we verzetten ons tegen de eerder genoemde misstanden middels acties, informatie-verstrekking en het bieden van onderdak aan maximaal zeven personen die uit de inrichting zijn vertrokken. 

De antipsychiatrie heeft inmiddels z'n beste tijd gehad. Men realiseerde zich dat men van het ene extreme naar het andere geschoten was; van strenge regels, naar helemaal geen regels is zeker van invloed geweest. De gewenste democratisering is tot op zekere hoogte doorgevoerd, de psychiatrische inrichtingen werden kleinschaliger en kwamen uit de duinen en bossen tevoorschijn en dankzij de opkomst van de regionale ambulante hulp (o.a. de RIAGG'S)hoeft niet iedere cliënt te worden opgenomen. 

Maar het idealisme had een keerzijde: men verloor uit het oog dat door de sluiting van grote inrichtingen veel cliënten op straat terechtkwamen, waar ze verwaarloosden en aan het zwerven raakten. Sinds de laatste jaren gebeurt dit weer maar dan door de bezuinigingen in de gezondheidszorg. Men lijkt te vergeten dat veel psychiatrisch patiënten het niet zonder een of andere vorm van begeleiding redden: er is niemand die controleert of iemand zijn medicijnen slikt, die luistert als men zijn verhaal kwijt wil en niemand die alarm slaat wanneer het mis dreigt te gaan. Een tragisch voorbeeld hiervan is h.et incident in de Amsterdamse Vrolikstraat, waar een ernstig gestoorde man een Turks meisje doodsloeg. Zo zijn er ook gevallen die de publiciteit niet halen...  

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1995