Naar archief

UIT: NN #162 van 26 mei 1994   

Tussen angst en verleiding 

Speurtocht naar een progressieve migratiepolitiek 

Door te ontkennen dat Nederland een immigratieland is, vormen alle illegale, maar ook legale migranten een probleem. Vanuit deze optiek is het niet verwonderlijk dat het politieke debat gedomineerd wordt door de vraag: hoe houden we al die mensen buiten de deur? Een progressieve visie op migratie is daarom meer dan ooit noodzakelijk. Maar hoe ziet die er uit? 

Aan de vooravond voor de Tweede Kamerverkiezingen bereikte het 'illegalendebat' een nieuw dieptepunt. Volgens VVD-leider Bolkestein moeten kinderen van de hier illegaal verblijvende ouders het recht op onderwijs worden ontnomen. Deze kinderen moeten wel naar school, maar niet hier! Dit zou bij hun ouders alleen maar de hoop wekken dat in ieder geval voor hun kinderen een toekomst in Nederland mogelijk is. Tijdens dit lijsttrekkersdebat dat de avond voor de verkiezingen op tv werd uitgezonden, moest Bolkestein zich in een direct debat met GroenLinks-lijsttrekster Ina Brouwer voor deze uitlating verantwoorden. Iedereen die zat te wachten op een overtuigende repliek van Brouwer kwam bedrogen uit, die had ze niet. Ze zij alleen dat hij zich zou moeten schamen.  

Hiermee is eigenlijk in het kort de huidige stand van zaken in het migratie- en illegalendebat weergegeven. De voorstanders van strenge maatregelen tegen illegalen en een restrictiever toelatingsbeleid voeren het hoogste woord. Inmiddels wordt bijna algemeen gesteld dat de druk die immigranten op de Nederlandse samenleving uitoefenen, z'n grenzen heeft bereikt. De direct verantwoordelijke staatssecretaris Kosto profileerde zich als overtuigde spreekbuis van deze richting. Het illegalenbeleid dat parallel aan het illegalendebat door o.a. Kosto wordt ontwikkeld heeft veel weg van paniekvoetbal. Aan de hand van incidenten worden discussies gevoerd, terwijl op het moment dat er besluitvorming plaatsvindt de discussies vaak verstommen. Van enige algemene visie op de oorzaken van migratie en het illegalenvraagstuk is al helemaal geen sprake.   

Maar ook 'links' stelt hier in het algemeen weinig meer tegenover dan een opgeheven vingertje en roept dat de voorstanders van een harde lijn racisme en vreemdelingenhaat bevorderen. Tegelijkertijd weten ze ook niet hoe het 'illegalenprobleem' moet worden opgelost en willen ze ook niet zover gaan de grenzen voor  iedereen die hier wil wonen, te openen. Ook in progressief Nederland lijkt een samenhangende overtuigende visie op migratie te ontbreken.  

Mythen 

In de onlangs bij uitgeverij Ravijn verschenen brochure 'Nederland Open U, noodzaak en mogelijkheden van een ander migratiebeleid' wordt na een heldere samenvatting van het huidige migratiedebat een aanzet gegeven tot zo'n progressief tegengeluid. Hiervoor helpen de auteurs Wil van der Schans en Rob Loeffen, respectievelijk medewerker van Buro Jansen & Janssen en staflid van XminY, eerst een aantal mythen omtrent migratie en migranten die het huidige debat beheersen de wereld uit.  

Zo blijkt de stelling dat Nederland een tolerant en gastvrij land is volslagen onzin: "Van de twintig miljoen vluchtelingen in de wereld neemt Nederland er nog geen twee promile voor haar rekening, terwijl Nederland een van de rijkste landen van de wereld is. Bovendien wordt de mogelijkheid tot gezinshereniging aan banden gelegd, is arbeidsmigratie van buiten de EG zo goed als onmogelijk gemaakt en heeft Nederland onder andere met de pas herziene Vreemdelingenwet een steeds effectiever beleid ontwikkeld om de reeds aanwezige migranten zonder verblijfsvergunning van de samenleving uit te sluiten." 

Een tweede misvatting die in het migratiedebat steeds vaker opduikt, is de overtuiging dat het steeds scherper wordende restrictieve beleid de migratie naar Nederland zou doen stoppen. Migratie is echter maar zeer beperkt te beheersen. Als bijvoorbeeld gezinshereniging niet meer op legale wijze mogelijk is, zal dat illegaal gebeuren. Bovendien wordt door dit beleid de thuissituatie van vluchtelingen niet verbeterd.  

Een derde waanidee is dat migranten zonder verblijfsvergunning op grote schaal misbruik zouden maken van de verzorgingsstaat. Meerdere onderzoeken hebben duidelijk gemaakt dat het om zeer kleine aantallen gaat. Bovendien blijkt eerder het omgekeerde het geval: "niet de illegalen maken misbruik van de verzorgingsstaat, maar de verzorgingsstaat maakt op grote schaal misbruik van hen. Diverse economische sectoren zoals de tuinbouw, de horeca en de confectie-industrie drijven al jarenlang grotendeels op de goedkope arbeid en rechtloze status van illegale arbeiders", aldus Loeffen en Van der Schans.  

De grootste ellende wordt eigenlijk veroorzaakt doordat men volhoudt dat Nederland geen immigratieland is. Dit is ze immers wel. Alleen op legale wijze komen er al meer mensen Nederland binnen dan dat er uit gaan en daar kan ze moeilijk wat aan veranderen. Door internationale verplichtingen is ze gebonden aan een aantal regels die er toe leiden dat veel mensen naar Nederland zullen emigreren. Zo mag sinds het Verdrag van Maastricht elke EG-burger in principe in elk EG-land verblijven.  

Voorts zal Nederland de gezinshereniging maar in geringe mate kunnen beïnvloeden, omdat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) de rechten van migranten beschermt. Eigenlijk zijn asielzoekers uiteindelijk de enige groep waar de overheid invloed op kan uitoefenen. De laatste jaren probeert ze het aantal asielzoekers met een zeer restrictieve interpretatie van het vluchtelingenverdrag van Genève te beperken (zie ook NN #146). Maar omdat de toestand in de wereld er de laatste jaren niet rooskleuriger op is geworden, voldoet een groot deel van de asielzoekers zelfs aan deze strenge normen.  

Samenhangend verhaal 

Gelukkig zijn er in Nederland ook andere geluiden te signaleren. In Nederland, open U bespeuren de auteurs bij organisaties als de vakbeweging, linkse politieke partijen (waaronder ook delen van PvdA en D66), kerkelijke- en migranten organisaties een mogelijke consensus over een 'humaner' toelatingsbeleid. Zo is men het vrijwel unaniem eens over de onaantastbaarheid van het asielrecht en het recht op gezinshereniging.  

Verder is men tegen het sluiten van onderwijs- en gezondheidszorgvoorzieningen voor illegalen; het aan de grens tegenhouden van asielzoekers; verlaging en vervuiling van het budget van Ontwikkelingssamenwerking; het handhaven van de schuldenlast van Derde Wereldlanden en het opwerpen van handelsbarrières ten aanzien van die landen; en tenslotte is men het er ook over eens dat het gevangen zetten van vluchtelingen stop gezet zou moeten worden, dat de huidige legitimatieplicht te stigmatiserend werkt en dat het actieve illegalen oppak- en uitzettingsbeleid een zeer onrechtvaardig doekje voor het bloeden is. "Toch voldoende aanknopingspunten voor samenwerking", aldus de auteurs, "maar waarom gebeurt dat dan zo weinig?", zo vragen zij zich af. Volgens hen lijkt het zich ook hier "weer te wreken dat een samenhangend verhaal ontbreekt en de organisaties dus snel geneigd zijn zich maar weer met hun eigen thema's bezig te houden."   

Zo'n samenhangend verhaal zou volgens Van der Schans en Loeffen kunnen aansluiten bij het door de socioloog Abram de Swaan naar voren gebrachte en door GroenLinks en de Wiardi Beckman Stichting overgenomen idee van "een soort mondiale verzorgingsstaat, met als economisch stelsel een wereldwijd sociaal en ecologisch verantwoord kapitalisme." In deze mondiale verzorgingsstaat zou iedere wereldburger 'recht' hebben op een pakket basisvoorzieningen. Een versterkte internationale rechtsorde zou deze rechten moeten garanderen. De auteurs denken hierbij vooral aan de Verenigde Naties, maar geven toe dat dit idee nog verder uitgewerkt moet worden.  

Dat lijkt mij een onzinnig en gevaarlijk idee. De verzorgingsstaat is een westerse uitvinding. Het gaat volledig voorbij aan de organisatievormen van andere maatschappijen en ook aan het feit dat de geschiedenis van de verzorgingsstaat evenals die van het kapitalisme allesbehalve 'zachtaardig' is. De verzorgingsstaat heeft juist de traditionele netwerken waarin mensen elkaar verzorging en hulp boden vernietigd. Dit ging regelmatig gepaard met geweld; De Swaan zou dat toch moeten weten, hij heeft er een heel dik boek over geschreven.  

Ook het vertrouwen in de VN lijkt me niet verstandig. Het meest recente voorbeeld, de hulpactie in Somalië belooft wat dit betreft ook weinig goeds. Bestaande overlegstructuren werden volledig genegeerd. De 'hoge' idealen van de VN, lees VS, gingen vá¢áá¢ár alles (zie hiervoor Hans Alles z'n boekje Welzijnsimperialisme). Het was dan ook niet verwonderlijk dat de bevolking van Somalië zich al snel tegen de 'blauwhelmen' keerde.  

In plaats van deze 'sociaal-democratische natte droom' zou er misschien beter kunnen worden nagedacht over hoe je in Nederland een daadwerkelijke open multiculturele samenleving kunt creëren, want dit is toch de voorwaarde voor een draagvlak voor een ruimhartig immigratiebeleid en ook voor de door de auteurs bepleite open wereldsamenleving.  

Restrictief beleid 

Wat dat betreft schetst het boek een triest beeld. Ook de progressieve organisaties zijn vrijwel unaniem van mening dat er een grens zit aan immigratie. Zo kiezen de meeste migrantenorganisaties een positie die tussen de nieuwe migranten en de Nederlandse samenleving in staat. Natuurlijk willen ze de rechten van nieuwe migranten verdedigen en de grenzen openhouden, maar: "Tegelijkertijd proberen ze ook de oude migranten te beschermen".  

Vandaar dat ze ook wel wat voelen voor een beleid dat verdere migratie poogt in te perken. Het Nederlands Centrum Buitenlanders wil geen arbeidsmigratie bevorderen omdat dit ten koste gaat van de kans op werk voor migranten die hier al wonen. Vluchtelingenwerk legt haar prioriteit bij vluchtelingen die in eigen land te vrezen hebben voor hun leven. Zij zien arbeidsmigranten als een soort concurrenten voor asielzoekers en vindt daarom een "effectieve sluiting van het sociale systeem en een effectief oppak- en uitzettingsbeleid noodzakelijk om een ruimhartiger vluchtelingenbeleid te kunnen rechtvaardigen".  

Ook de vakbonden FNV en CNV vinden dat de migratie naar Nederland beperkt moet worden. Om mee te gaan in de economische race met apan en de Verenigde Staten moet Europa haar grenzen sluiten voor economische vluchtelingen (van buiten Europa, welteverstaan). Slechts indien voor een vacature in heel Europa niemand is te vinden, kan iemand van buitenaf worden aangetrokken. In plaats van een Europese buitengrens voor migranten zeggen beide vakfederaties te streven naar open Europese buitengrenzen voor producten. Op die manier kan de internationale welvaartskloof tussen Zuid en Noord en tussen West en Oost worden verkleind.  

De PvdA stelt duidelijk dat Nederland voor arbeidsmigranten geen immigratieland behoort te zijn. Ook GroenLinks vindt dat ten aanzien van de arbeidsmigranten een restrictief beleid moet worden gevoerd. Eventueel zou voor dit doel met internationaal vastgestelde quota gewerkt kunnen worden. Op het Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland (OKIA) en de Turkse zelforganisatie HTIB na blijkt op dit moment nauwelijks enige organisatie openlijk te pleiten voor het slechten van de grenzen. Integendeel, alle organisaties lijken het op de een of andere manier redelijk te kunnen vinden met het feit dat men anderen van directe toegang tot onze welvaart kan uitsluiten. En als ze het niet redelijk vinden, kiezen ze toch voor een pragmatische houding: onbelemmerde toelating van vreemdelingen zal discriminatie en rassenhaat bevorderen. Nu is dit misschien waar, maar door hier rekening mee te houden gun je extreem-rechts en racisten de overwinning; angst lijkt me wel de slechtste leidraad voor een progressief verhaal over migratie.  

Nationaal cultuurgoed 

Daarom is het volgens mij op dit moment belangrijker de open multiculturele samenleving nu eens echt vorm te geven, dan te streven naar zoiets als een mondiale verzorgingsstaat. Maar hoe?  

Jan Pronk, een van de belangrijkste vertolkers van een open samenleving, betoogde in een essay in de Groene Amsterdammer van 14 juli 1993 dat migratiepolitiek niet alleen moet bestaan uit een ruimhartig toelatingsbeleid, maar ook uit een integratiebeleid en een daarop afgestemde cultuurpolitiek. Een groot deel van het debat over vreemdelingen en migranten wordt immers gevoerd in termen van cultuur. Niet alleen Janmaat en kornuiten, maar ook Bolkestein werpt zich op als beschermer van ons nationale cultuurgoed.  

In het laatste nummer van het tijdschrift voor filosofie Krisis, dat aan het thema Vreemdelingen is gewijd, betoogt Michiel Leezenberg echter dat de westerse en Nederlandse cultuur niet bestaat, maar wordt geproduceerd. Want wat is eigenlijk die nationale cultuur, die nu in gevaar zou komen? Bolkestein verwijst daarbij enerzijds naar een normatief ideaal van westerse waarden (democratie, mensenrechten, vrije markt) en mag graag Shakespeare of een van de andere grote westerse literaire meesters citeren, maar anderzijds ook naar de materiële producten en gewoontes van ons Nederland: kortom de 'typische' cultuurproducten als Hollandsche kaas en spaarzaamheid (en geen hoofddoekjes).  

Beide cultuuropvattingen zijn volgens Leezenberg echter misleidend. De cultuur-als-ideaal opvatting verbergt de vraag om wiens idealen het eigenlijk gaat en voor de volkscultuur van Hollandsche kaas en spaarzaamheid geldt dat ze vooral onderdeel zijn van een premoderne folklore. Dat wil zeggen een dwangmatig in stand gehouden oudere cultuurfase, die vooral toeristen moet lokken.  

Volgens Leezenberg slaan deze 'romantische' cultuurbegrippen de plank mis. Volgens hem zijn nationale culturen niet op te vatten als een normatief ideaal of de gewoontes van een groep mensen, maar het product van sociale en politieke verhoudingen. De moderne staat met een homogene bevolking en homogene cultuur is het resultaat van een langdurige en gecoördineerde inspanning van bepaalde politieke en economische elites. De bevolking van de huidige Europese staten werd niet met een 'nationale identiteit' geboren, maar moest deze tijdens het proces van nation building aanleren. Dit verliep via "de effectieve verspreiding van een homogene nationale cultuur via onderwijs en massamedia en de onderdrukking of zelfs vernietiging van concurrerende nationalismen die aan (delen van) de bevolking kunnen appelleren." 

De Koerden in Turkije kunnen je hier alles over vertellen. Deze culturele homogeniteit, met name op het gebied van de landstaal, is een vereiste voor efficiënte communicatie en een op groei van productie en kennis gebaseerde industriële maatschappij. Het nationalisme is dan ook geen voorbijgaand fenomeen, maar een blijvende kracht, aldus Leezenberg. Een homogene nationale cultuur is een essentieel onderdeel van de economische infrastructuur en dit geeft het nationalisme als politieke factor haar kracht, ondanks de steeds hechtere inter- en transnationale economische vervlechtingen. (Vanuit deze visie is het ook te begrijpen waarom in veel landen, zoals voormalig-Joegoslavië en – Sovjet-Unie een verwoede strijd om de nationaliteit gaande is.)  

Eenrichtingsverkeer 

Door culturen op te vatten als producten van concrete sociale en politieke verhoudingen wordt volgens Leezenberg hun veranderende en veranderbare karakter beter zichtbaar. Het begrip 'nationale cultuur' wordt door Bolkestein en anderen dus ten onrechte als een vanzelfsprekende grootheid gehanteerd; het is niet vanzelfsprekend en kan ook worden veranderd.  

Op dit moment verstoort echter de 'romantische' visie op cultuur in een drietal opzichten de discussie over vreemdelingen en blokkeert ze de mogelijkheden van een multiculturele samenleving. Zo wordt in een aantal Westeuropese landen staatsburgerschap gedefinieerd in termen van afstamming, niet van bijvoorbeeld geboorte en verblijfsduur. In Duitsland krijgen 'Volksduitsers' van wie de voorouders soms al honderden jaren in Polen of Rusland geleefd hebben, en die soms geen woord Duits spreken, automatisch een Duits paspoort, maar kinderen van Turkse arbeidsmigranten die in Duitsland geboren en opgegroeid zijn blijven 'vreemdelingen' zonder Duitse nationaliteit of stemrecht. Ook in Nederland blijft het stemrecht voor migranten een heikele kwestie. Dit onderscheid tussen eerste- en tweederangsburgers is een heel slecht vertrekpunt voor een multiculturele samenleving.  

Ten tweede is de 'nationale' cultuur de afgelopen 150 jaar zo sterk in het onderwijs en de massamedia geworteld geraakt, dat de inrichting meer als een bijna natuurlijk gegeven wordt opgevat dan als iets dat veranderd kan worden. Hier komt nog bij dat migranten relatief weinig toegang hebben tot onderwijs en massamedia, uitgezonderd hun 'eigen uurtjes' op TV en het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC), na de 'Nederlandse' schooltijd.  

In de derde plaats arriveren migranten in West-Europa met een 'eigen nationale identiteit' die eveneens het product is van nation building. Daarbij wordt het proces van 'nationale integratie' van het land van herkomst vaak doorgezet in het land van migratie. Zo kan een Turk in Nederland Turkse kranten kopen, deelnemen aan Turkse organisaties en culturele evenementen en sinds enkele jaren ook zes uur per dag programma's van de Turkse staatstelevisie ontvangen. Ook het Nederlandse minderhedenbeleid biedt migranten de mogelijkheid hun eigen cultuur te behouden. Daar is natuurlijk niks op tegen, integendeel. Maar wat Nederland in feite doet, is dat ze de cultuurpolitiek van de herkomstlanden gewoon doorzet. Zo wordt aan Marokkaanse kinderen als 'eigen' taal standaard Arabisch onderwezen terwijl ze zelf thuis Marokkaans Arabisch of Berbers spreken.  

Nog schrijnender is het dat van de tientallen talen die in Turkije worden gesproken er binnen het OETC slecht drie worden erkend. Behalve Turks wordt in enkele steden ook Aramees of Armeens gegeven, op grond van het belang dat deze talen voor het behoud van de (christelijke) identiteit van de Assyriërs en Armeniërs zouden hebben. Beide groepen zijn echter relatief erg klein, vooral vergeleken met de grootste niet-Turkse etnische groep in Turkije, de Koerden. Maar deze kunnen in Nederland als 'moedertaal' alleen Turks leren, waardoor Nederland de Turkse assimilatiepolitiek onverminderd voortzet. Ook werden vaak klakkeloos uit Turkije geïmporteerde lesboekjes gebruikt; pas in 1989 kwam het extreem-nationalistische karakter van dit materiaal onder de aandacht.  

Het grootste probleem is volgens Leezenberg echter het eenrichtingsverkeer van de voorzieningen. Het OETC bijvoorbeeld is alleen voor migrantenkinderen bedoeld en heeft dan ook nooit de bedoeling gehad een multiculturele samenleving te creëren. In plaats daarvan zouden we onszelf en de vreemdelingen een dienst bewijzen door ons die culturen wat meer eigen te maken. Waarom wordt het bijvoorbeeld nog steeds zo belangrijk gevonden dat we Grieks en Latijn leren en niet Arabisch, Turks of Chinees. Want wat hebben we aan Grieks en Latijn, behalve dat het nuttig is voor het bestuderen van 'onze westerse cultuur', terwijl kinderen dagelijks omgaan met Turks of Arabisch sprekende kinderen?  

Fobie of xenofobie? 

In feite heeft het Nederlandse minderhedenbeleid ook nooit tot doel gehad een multiculturele samenleving te creëren, maar was primair op integratie gericht. Maar omdat het Nederlandse beleid er altijd vanuit ging dat immigranten wel weer terug zouden gaan naar hun land van herkomst, is zelfs de integratie nooit van de grond gekomen. Integendeel, Nederlanders zijn nog 'Nederlandser' geworden en de buitenlanders nog 'buitenlandser'. Want hoewel de allochtonen in staat werden gesteld en gesteund in het opbouwen van hun eigen organisaties, ging het Nederlandse beleid er minder van uit wat minderheden zelf willen dan wat hun overheden graag willen. Daardoor worden 'Turken', dat wil zeggen Koerden, Armeniërs, Assyriërs en nog veel anderen in Nederland gedwongen zich Turk te voelen, hun individuele geschiedenis doet er niet meer toe. Allochtonen worden evenals autochtone Nederlanders in de eerste plaats gezien als onderdeel van een groep en niet als individu.  

In die zin is het onlangs verschenen boek De Wereld is van Iedereen een goed initiatief. In dit boek vertellen acht vluchtelingen uit evenzoveel verschillende landen ieder hun eigen verhaal. Uit deze verhalen blijkt dat ze elk hun eigen reden hadden om te vluchten of te migreren. De uit Tsjechoslowakije afkomstige Jirka wilde gewoon zichzelf zijn en kon dat daar niet; Carmen uit Chili moest vluchten omdat ze door haar man's en haar eigen politieke activiteiten voortdurend werd bedreigd en zelfs verkracht (seksueel geweld wordt echter nauwelijks erkend als reden voor politiek asiel); en Willis moest Nigeria ontvluchten als gevolg van zijn politieke activiteiten tegen de corrupte deelstaatleider.  

Met deze verhalen proberen Marlie Hollands, Aly Lubberink en Hans Wilschut "tegenwicht te bieden aan een beeldvorming die vluchtelingen alleen laat zien als grote groepen mensen, arriverend bij overvolle asielzoekerscentra, ontdaan van een persoonlijke identiteit. Deze fixatie in de media op groepen en aantallen zegt meer over de angst voor vreemdelingen hier ten lande, dan over hen die moesten vluchten", aldus de auteurs in hun voorwoord.  

Dit vormt wellicht de grootste uitdaging, hoe kan de xenofobie omgezet worden in een fobie? Hoe kan vreemdelingenangst of zelfs -haat worden omgezet in een nieuwsgierigheid naar die vreemdeling? In ieder geval niet door ze op te sluiten in strengbewaakte kampen, afgesloten van de 'Nederlandse' bevolking. Monica uit Roemenië werd de eerste maanden ondergebracht in een pension. "We hadden een heel goed contact met sommige families daar. Veel mensen uit Oosterbeek kwamen in het pension langs. Wij gingen in het dorp naar de kerk. We hebben er zulke aardige mensen ontmoet en het was er zo mooi om te wandelen". Na vier maanden werd ze echter overgeplaatst naar een asielzoekerscentrum in Emmeloord. "Dat was heel moeilijk voor ons. Het centrum stond helemaal geïsoleerd. Er was in de hele omgeving geen huis te bekennen." In de zes maanden dat ze er heeft gewoond, heeft ze met de plaatselijke bevolking geen enkel contact gehad.  

Meer mooie dagen 

Het Nederlandse overheidsbeleid lijkt er meer en meer op gericht de contacten tussen vluchtelingen en de 'eigen' bevolking te vermijden. In de Aanmeld Centra (AC) die als het aan de regering ligt per 1 juli a.s. operationeel zouden moeten zijn, worden vluchtelingen direct aan de grens opgevangen en zo mogelijk, na een razendsnelle procedure, binnen 24 uur weer uitgezet.  

Als het aan de ambtelijke werkgroep onder leiding van secretaris-generaal Geelhoed van het Ministerie van Economische Zaken ligt, komen de vluchtelingen ons land helemaal niet meer binnen. Vreemdelingen zouden alleen nog een asielverzoek kunnen indienen bij een Nederlandse vertegenwoordiger in het buitenland of bij een grenspost aan een buitengrens van het Schengengebied. Volgens deze werkgroep is 'de balans tussen ontmoediging en humanitaire gastvrijheid al jaren zoek'. Als het toelatingsbeleid niet verder wordt aangescherpt, rijzen de kosten voor de opvang van asielzoekers de komende jaren de pan uit, aldus werkgroep die haar bevindingen onlangs aan beveelde bij de regering. De asielzoeker als kostenpost en wie luistert er dan nog naar zijn verhaal?  

Alle verhalen over een open multiculturele samenleving ten spijt, de deur gaat voor migranten en vluchtelingen steeds verder dicht. Een 'samenhangend verhaal' over een mondiale verzorgingsstaat brengt daar geen verandering in. Laten we beginnen eens naar de verhalen van vluchtelingen en migranten zelf te luisteren en de volgende boodschap van de Iranese Zohre in het boekje 'De wereld is van iedereen' ter harte nemen: "Ik wil graag deze boodschap meegeven aan de Nederlandse mensen, want ik woon nu hier in Nederland. Ik ben weliswaar geen Nederlandse, maar ik probeer me hier net als Nederlandse mensen verantwoordelijk te voelen en te doen wat in mijn vermogen ligt. In sommige situaties is het moeilijk elkaar te begrijpen, maar het is goed om het in elk geval te proberen. Dan krijgen we minder problemen en meer mooie dagen." 

Freek Kallenberg 

De wereld is van iedereen: vluchtelingen in Nederland aan het woord. Marlie Hollands e.a. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht. ISBN 90-6224-325-8.

Nederland, open u: noodzaak en mogelijkheden van een ander migratiebeleid. Rob Loeffen, Wil van der Schans. Uitgeverij Ravijn, Amsterdam. ISBN 90-72768-34-5.

Krisis 54, maart 1994. Themanummer Vluchtelingen.

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1994