Naar archief

UIT: NN #156 van 3 maart 1994   

Schone Kampagne versus Vuile Kleren 

Al een aantal jaren probeert de Schone Kleren Kampagne de arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie aan de kaak te stellen. Een van de instrumenten is het door haar ontwikkelde Eerlijk Handels Handvest voor kleding, waarin minimale normen staan waaraan de productie zou moeten voldoen. Dit handvest zal binnenkort ter ondertekening voorgelegd worden aan de Vereniging Grootwinkelbedrijven in de Textiel. Het stuit echter op veel verzet. 

Dat er nog steeds veel mis is met de arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie blijkt uit een onderzoek dat Marijke Smit van SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) in opdracht van de Schone Kleren Kampagne (SKK) heeft verricht(1). Voor het onderzoek bezocht zij fabrieken in Hong Kong, China en Indonesië. Het onderzoek concentreerde zich op bovenkleding, geproduceerd voor de grootste kledingverkopers in Nederland. 

"Nederlandse kledingdetaillisten plaatsen meestal de (qua hoeveelheid) omvangrijke opdrachten voor de productie van niet al te modegevoelige kleding in het Verre Oosten, terwijl kleine series kort-modische kledingproducten dichterbij de markt (al dan niet in illegale ateliers) worden geproduceerd." Marijke Smit deed onderzoek naar de arbeidsomstandigheden bij de productie, zowel in ateliers hier als in het Verre Oosten. In het rapport worden alleen de omstandigheden in dit laatste gebied beschreven.  

De case studies in de fabrieken verrichtte ze in Hong Kong, China en Indonesië. De namen van deze 'modelfabrieken' kreeg ze van de kledingdetaillisten zelf. In totaal bezocht ze vijf fabrieken: twee spijkerbroekfabrieken van de onderneming Easey, twee jassenfabrieken van de onderneming Loyaltex en één overhemden- en blouses-fabriek van de onderneming Wearwel. C&A en P&C werkten met twee van deze producenten, Kreymborg, V&D, M&S Mode, De Bijenkorf en Hema elk met één. Daarnaast vond ze Berghouse-jassen in China en Levi's overhemden bij Easey in Indonesië.  

Smit kreeg een rondleiding door de fabrieken, keek rond en sprak nu en dan met arbeidsters. In deze fabrieken werken voornamelijk vrouwen. In haar rapport concludeert ze dat de fabrieken het predikaat 'model' niet waarmaken. De arbeidsomstandigheden en ªvoorwaarden in de fabrieken zijn in vergelijking met die bij andere kledingfabrieken in de regio niet de slechtste, maar er valt nog wel het een en ander op aan te merken.  

Behoorlijk veel gebruiken en regelingen in de fabrieken zijn in strijd met internationale conventies, waaronder met name die van de Internationale Arbeids Organisatie (ILO, een organisatie van overheden, werkgevers- en werknemersorganisaties). Misstanden die op dit vlak werden aangetroffen waren: geen vrijheid van associatie en organisatie, geen mogelijkheden voor collectieve onderhandelingen, geen arbeidszekerheid en discriminatie van vrouwen.  

Vooral de bezochte fabriek van Loyaltex in China is warm en broeierig: de ventilator wordt niet gebruikt om energie van de eigen generator te sparen. Bij de Easey fabriek in China worden de arbeidsters om 12 uur 's avonds in slaapzalen opgesloten. De wasafdeling in met name de spijkerbroekenfabriek in Hong Kong -  waar met chemicaliën wordt gewerkt- is nat en glibberig. Arbeidsters van de Indonesische Wearwel-fabriek verdienen ongeveer het minimumloon van fl. 2,60 per dag, maar hiervan wordt zo'n fl. 0,45 per keer ingehouden voor toiletbezoek. 

Schone Kleren Kampagne 

De SKK is eind 1990 van start gegaan op initiatief van Konsumenten Kontakt. De voornaamste aanleiding waren de gebleken misstanden in de kledingproductie, zoals die naar voren kwamen in het mede door Marijke Smit geschreven boek C&A, de stille gigant. De campagne wil bijdragen aan de verbetering van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van kleding arbeid-st-ers (hoofdzakelijk vrouwen) in het Zuiden en Noorden. De SKK wordt ondersteund door organisaties als XminY, Inzet, Bangladesh People's Solidarity Centre, de Landelijke India werkgroep, TIE en ook SOMO.  

Een van de campagne-instrumenten van de SKK is het door haar ontwikkelde Eerlijk Handels Handvest (EHH) voor kleding, dat gebaseerd is op resoluties van de ILO. In het EHH staan de minimale normen waaraan kledingdetaillisten bij de inkoop zouden moeten voldoen, zoals de vrijheid van organisatie, het recht collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten en geen gedwongen overwerk. Het EHH wijst de kledingdetaillisten op hun medeverantwoordelijkheid voor de arbeidssituatie in het productieproces waarin -in hun opdracht- kleding wordt geproduceerd. Het EHH is nadrukkelijk ook van toepassing op uitbestedingsrelaties en op productie waar ook ter wereld.  

Het EHH zal binnenkort door een delegatie onder leiding van de Dienstenbond FNV ter ondertekening voorgelegd worden aan de organisatie van de grote detaillisten, de Vereniging Grootwinkelbedrijven in de Textiel (VGT) en vervolgens aan de afzonderlijke ondernemingen, waarbij eerst de groten benaderd worden en daarna de kleinere. Bij het EHH hoort een voorstel voor de opzet van een controlemechanisme, zodat er een garantie is dat aan het Handvest wordt voldaan.  

De controle is in beginsel gebaseerd op steekproeven en klachten. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat kledingdetaillisten hun relaties met producenten, waar onder slechte arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden wordt gewerkt, meteen verbreken. Het is juist de bedoeling dat de kledingdetaillisten hun invloed gebruiken om tot verbetering van de arbeidssituatie te komen. Kledingdetaillisten die het EHH ondertekenen en meewerken aan het controlesysteem zullen een sticker op de winkeldeur krijgen, zodat consumenten weten waar 'schone kleren' te koop zijn. 

Verbetering van omstandigheden? 

In het rapport van Marijke Smit wordt aangetoond dat de arbeidssituatie in fabrieken die voor Nederlandse kledingverkopende bedrijven produceren niet goed zijn. De inkopers van bedrijven letten nauwelijks op de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, terwijl ze wel in staat zijn afdoende kwaliteitscontroles uit te voeren en voor hun juiste prijzen af te spreken. Een C&A-voorlichter definieerde ooit dat kwaliteit van kleding betekent dat je tevreden klanten hebt. Waarmee geldt dat als consumenten niet meer tevreden zijn met slechte arbeidssituatie of slechte milieuomstandigheden deze onderdelen in de bepaling van de kwaliteit van de te kopen kleding worden meegenomen.  

Veel bedrijven beginnen de vraag van consumenten naar kleding die onder goede omstandigheden en/of milieuvoorwaarden is gemaakt te onderkennen. Veel grote detaillisten werken aan een 'eco-lijn', waarbij hier aanhalingstekens staan omdat het eco-karakter meestal niet gecontroleerd wordt. Het gaat dan om labels van kleding die garanderen dat geen giftige stoffen in de kleding aanwezig zijn.  

Smit vroeg aan de grote kledingverkopende bedrijven hoe ze tegenover het EHH van de Schone Kleren Kampagne stonden. C&A en V&D wilden niet meewerken, de eerste wellicht vanwege de eerder genoemde publicatie 'C&A, de stille gigant', waartegen het bedrijf indirect juridische stappen ondernam. C&A probeert de bedrijfsgegevens zo veel mogelijk binnenshuis te houden. Het is daarom niet waarschijnlijk dat ze instemmen met een controle-instituut en de daarbij behorende openheid van zaken. In eigen uitgaven zegt het bedrijf "tegen elke vorm van uitbuiting te zijn", waarmee ze de uitgangspunten van het EHH onderschrijven.  

Kreymborg volgt de discussies over omstandigheden en milieu op de voet. De heer Suidman waar Smit mee sprak is het niet eens met de invoering van een label voor 'schone kleren'. Hij vindt dat daarmee andere kleren of bedrijven gediscrimineerd worden. Daarnaast lijkt het hem onmogelijk een wereldwijd controlesysteem op te zetten. De gesprekspartner bij M&S Mode vindt het Eerlijk Handels Handvest een loffelijk streven, maar gespeend van realisme. Deze directeur wil ondertekening wel overwegen als het realistisch is, daarbij vooral doelend op een goed controlesysteem. Bovendien vindt hij dat de aandacht eerst gericht moet worden op illegale ateliers. Het Verre Oosten komt later wel. 

De Bijenkorf bevindt zich in een duur marktsegment en beweert daarom fatsoenlijk te kunnen opereren. Ondertekening van het EHH en controle door een onafhankelijke instantie wordt afgewezen. De P&C Groep wijst bij monde van directeur Van der Veer ondertekening van het EHH niet bij voorbaat af. Hij erkent de verantwoordelijkheid "als burger" en vindt dat productieprocessen, ook het verven van kleding, onder zo goed en milieuvriendelijk mogelijke omstandigheden moet plaatsvinden. Na nadere bestudering zou hij het willen ondertekenen maar vraagt zich toch af of het werkt: "Je tekent, je draait je om en wat doet de fabrikant?" 

Rik den Braber   

Inkooppraktijk van vier grote Nederlandse kledingdetaillisten; Case studies in Hong Kong, China en Indonesië. SOMO-Werkdocument 15, februari 1994 (98 pagina's).

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1994