Naar archief

UIT: NN #156 van 3 maart 1994   

Feiten tegen vooroordelen 

Hasjgebruik genormaliseerd, coffeeshops gecriminaliseerd 

Half december vorig jaar werd met 570 agenten, afgezette straten, helikopters en stadsbussen voor het afvoeren van illegalen in de Amsterdamse Kinkerbuurt een actie gehouden tegen hasjcoffeeshops. Volgens August de Loor van het Adviesbureau Drugs had de politieactie onder andere tot doel hard- en softdrugs weer te koppelen en zo de hasjcoffeeshops te criminaliseren. Een zinloze weg, die volgens hem zelfs tot grote sociale en raciale spanningen zal leiden. 

22 December 1992 schreef August de Loor namens zijn Adviesbureau Drugs een open brief aan de Amsterdamse gemeenteraad. Aanleiding daarvoor was de grootscheepse politieactie die een week eerder in de Amsterdamse Kinkerbuurt was gehouden. Met 570 agenten, afgezette straten, helikopters en stadsbussen voor het afvoeren van illegalen werd daar een actie gehouden tegen hasjcoffeeshops. Na enig onderzoek ter plekke kwam De Loor tot de conclusie dat de actie in werkelijkheid gericht was tegen drie verschillende fenomenen: harddrugs, illegalen en hasjcoffeeshops. Want niet alleen werden hasjcoffeeshops overvallen, ook Turkse koffiehuizen en een achttal woonadressen moesten het ontgelden. 

De Loor schreef dat het aanpakken van deze drie fenomenen (waarbij niet het fenomeen Turks koffiehuis wordt bedoeld, maar illegalen die zich daar eventueel ophouden) al jarenlang praktijk is. Opvallend aan deze actie was dat het gecombineerd gebeurde terwijl deze drie zaken niets met elkaar te maken hebben. Daarnaast werd er grote publiciteit aan de actie gegeven. Resultaat was dat de getroffen groepen tegen elkaar werden uitgespeeld en elkaar de kwaaie piet toespeelden. De hasjcoffeeshops veroordeelden de koffiehuizen omdat daar illegalen waren en andere verboden spullen werden gevonden. Anderzijds werd vanuit de koffiehuizen verklaard dat zij op een hoop gegooid werden met hasjcoffeeshops en dat de actie een verkapte vorm van illegalenjacht was geweest. 

Politie-offensief 

Bovendien ontstond in de media het beeld dat alle buit (o.a. zeven kilo heroïne) was gevonden in hasjcoffeeshops, waarmee bewezen leek dat het Nederlandse drugsbeleid met haar scheiding tussen harddrugs en softdrugs gefaald had. Iedereen viel over elkaar heen om het falen van het beleid te belijden en de schuld te geven aan de hasjcoffeeshops. 'Het bizarre is', schreef De Loor 'dat de discussie op dit moment wordt gevoerd op basis van gegevens die mede uit andere fenomenen zijn verzameld. Gegevens waarop geen enkele serieuze analyse of beschouwing kan worden gemaakt over het softdrugsbeleid en hasjcoffeeshops.' 

De politieactie had volgens De Loor het doel hard- en softdrugs weer te koppelen. Dit gezien de aanpak van de actie en de presentatie in de media. Hiermee werd door de politie positie gekozen in een lopende discussie over de toekomst van het (soft)drugsbeleid. Terwijl sommigen pleiten voor legalisatie van hasj nam de politie stelling voor meer repressie. Aan het einde van de brief gaf De Loor aan zich met zijn bureau te willen inzetten voor het maken van een goede analyse van de praktijk van de hasjcoffeeshops in Amsterdam zodat op een verstandige manier toekomstig beleid kon worden vormgegeven.  

Resultaat van de brief was een opdracht van het Amsterdamse gemeentebestuur aan het Adviesbureau Drugs voor het maken van een dergelijke analyse. Er werden twee rapporten gemaakt. Hasjcoffeeshops in een veranderende maatschappij was de eerste. Hasjcoffeeshops en hun bezoekers was de titel van het tweede rapport. Onder deze laatste titel is nu een samenvatting van beide rapporten verschenen.  

In het rapport wordt afgerekend met het schimmige beeld dat men vaak van hasjcoffeeshops heeft. Coffeeshops zijn volwassen bedrijven geworden die ondanks enorme moeilijkheden er meestal in slagen een (voor de omgeving) probleemloos bestaan te leiden. De tijd lijkt volgens het adviesbureau rijp voor het verder serieus nemen van de inspanningen die geleverd worden door over te gaan tot de vorming van een brancheorganisatie. De Loor kiest duidelijk voor verdere liberalisering van softdrugs en voorspelt zelfs grote sociale en zelfs raciale spanningen als er voor een repressieve aanpak wordt gekozen. 

Raciale ontspanning 

Na het bovenstaande te hebben getypt ben ik even de deur uit gegaan om een stukje stuff te kopen. Daartoe heb ik een coffeeshop bij mij om de hoek (in de Amsterdamse Pijp) bezocht die gerund bleek te worden en voornamelijk bezocht werd door Marokkanen. De sfeer was ontspannen en vriendelijk, Khaleb kwam uit de speakers, en ik werd prima geholpen. Op mijn verzoek kwam een stalenboek (met voorbeelden, net als bij het kopen van gordijnstof, maar dan met hasj) onder de toonbank vandaan en werd mij verteld wat het aanbod was. Ik maakte mijn keus, trok de deur met een anti-racisme-affiche open en vertrok. Stukkie stuff gekocht, en ik had me ook nog eens tussen Marokkanen bevonden....  

De Loor merkt in zijn rapport op dat het roken van hasj, en de rituelen die daarmee samenhangen, de afgelopen vijftien jaar waarin hasj gedoogd is aanmerkelijk zijn veranderd. Was het roken van een stickie of een joint in het verleden een heel gebeuren waarmee allerlei magische gebruiken leken samen te hangen, tegenwoordig is het net zo normaal als het drinken van een biertje. Niet alleen is hasj nu, met naar schatting een half tot driekwart miljoen regelmatige gebruikers, na alcohol het tweede genotsmiddel in Nederland geworden, het gebruik is ook genormaliseerd. Niemand, zeker in Amsterdam niet, kijkt er nog van op.  

Men blowt in alle lagen van de bevolking: discojeugd, voetbalsupporters, muziekfreaks, managers, huisvrouwen of NN-medewerkers, autochtoon of allochtoon. Een vriend van mij ontdekte zo onlangs in het absolute buurthonk coffeeshop K (we maken geen gratis reclame), waar overigens ook propaganda tegen racisme hangt, een ca. vijftigjarige vrouw die zeer netjes gekleed even een geeltje Maroc kwam halen. En in coffeeshop Y. komen vaak de overbuurdames koffie drinken en lijkt het blowen inmiddels zelfs een beetje naar de achtergrond verdreven. Het mag nog maar in een beperkt deel van de ruimte en je kan er nu zelfs eten. In ieder geval lijkt bewezen dat hasj-gebruik uit het criminele circuit is verdwenen en in de samenleving als een normaal verschijnsel is opgenomen.  

Dit kan ik ook uit eigen ervaring beamen. Vijftien jaar geleden kocht ik in mijn geboortestad 'Rode Libanon' bij een huisdealer, waar niet alleen een totaal weirde sfeer hing door het overmatig waterpijpgebruik van de dealer en zijn vriendjes, maar waar je ook zeer makkelijk toegang had tot de aanschaf van coke, speed, of wat dan ook. Ik trof er eens een junk die verklaarde dat hij zich bij gebrek aan heroïne of coke en een overmaat aan afkickverschijnselen desnoods inspoot met jenever. Je zat gelijk midden in een dope-scenetje en iedereen kende mensen die het niet bij hasj-blowen hielden en stepping stoned weggleden in harddruggebruik. Dan zijn wat mij betreft coffeeshops waar je bijna niet meer mag blowen of waar je omringd wordt door swingende Marokkanen een grote stap voorwaarts. 

Toyotisme in de hasj 

In de vorige NN stond een artikel over toyotisme in de kledingindustrie. Diversificatie bleek een belangrijk begrip. De Loor spreekt in zijn rapport ook over de varia-trend die opgang doet in de hasjwereld. In het eerder genoemde stalenboek trof ik naast Maroc in diverse variëteiten en sterkten, in ieder geval ook Nepal aan. Coffeeshop K. heeft tussen de dertig en veertig soorten, en Y. verkoopt een tiental soorten, en dan alleen nog Nederwiet, inmiddels Neerlands landbouwproduct nummer 4.  

De diversificatie blijkt ook uit de verscheidenheid aan mensen die hasjcoffeeshops bezoeken. En waren vroeger de blowers tegen alcohol of tegen andere middelen, nu schrijft De Loor: 'Tussen twee pilsjes door wordt een trek van een joint genomen. En na de opkomst van cocaïne (1978) en XTC (1988) waren er veel hasjconsumenten die op deze nieuwe trend inhaakten. Kortom, na een aantal decennia is het gebruik van hasj ontdaan van zijn exclusiviteit. Uiteraard is er een groot deel van de consumenten dat het louter bij hasjgebruik houdt, de zogenaamde mono-hasjrokers: Van al diegenen die 'chemische' drugs en/of alcohol afwijzen (de nieuwe generatie 'blauwe knopen') tot de etnische groepen, die om religieuze of sociale redenen alcohol niet consumeren. Voor hen is hasjgebruik een gerichte keus, waarbij alle andere genotsmiddelen afgewezen worden.' 

Voor het onderzoek werden 115 hasjcoffeeshops in Amsterdam centrum en wat oude wijken bezocht. Elk bezoek duurde minimaal één uur. Terwijl er grote verschillen zijn tussen de verschillende zaken bleek er een overeenkomst: tijdens voetbalwedstrijden zaten de shops vol. Maar verder is diversiteit troef. De onderzochte coffeeshops vielen op 'door een bonte mengeling van trendy, oud-hippie, hardrock, chic, Turks, India-look, USA-look, Surinaams, Acid House, Postmodern, Rasta, Afro, buurtcoffeeshop.'  

Ook de verkochte attributen vertonen deze verschillen. In Hard Rock coffeeshops zijn waterpijpen verkrijgbaar met doodskoppen. 'In andere hasjcoffeeshops is de gerichtheid op de toerist onmiskenbaar: T-shirts met een vette knipoog naar blowend (rokend) Amsterdam of hasjpijpjes in de vorm van Amsterdammertjes. T-shirts, ja zelfs boxershorts met het weedblad-embleem zijn te koop.'  

Het probleem voor coffeeshophouders bij het verdwijnen van de exclusiviteit van hasjgebruik, is dat men veel meer op klanten moet letten. Mensen komen halfdronken binnen en verpesten de sfeer of proberen stiekem in een hoekje een snuif coke te nemen. Vooral met het laatste zit er voor de coffeeshops een gevaar in. Met de beoogde scheiding tussen soft- en harddrugs wordt het door de politie absoluut niet getolereerd dat er harddrugs in coffeeshops aanwezig zijn.  

Dus terwijl de coffeeshophouders proberen harddrugs te weren, vooral ook om de sfeer prettig te houden en de hasjconsumenten niet weg te jagen, is de politie er bij een geconstateerde overtreding als de kippen bij om de tent te sluiten. Het is een voorbeeld van de moeilijke positie die hasjcoffeeshops hebben. Omdat ze half illegaal zijn kunnen ze bij geconstateerde problemen nergens aankloppen. Ze moeten het allemaal zelf oplossen, terwijl de overheid dan ook nog bij geconstateerde problemen de repressieve weg kiest. Dus de tent sluiten i.p.v. in overleg de problemen oplossen. 

Met één been in de illegaliteit 

Door het Nederlandse gedoogbeleid bestaat er een tamelijk schizofrene relatie met de overheid. Er zijn lastige regeltjes zoals het voorschrift dat het slechts toegestaan is 30 gram in voorraad te hebben. Een onmogelijke opgave, als je veertig soorten verkoopt. In het rapport wordt duidelijk gemaakt dat de hasjcoffeeshops in hun functioneren verder een normale branche lijken te zijn. Steeds wordt een vergelijking gemaakt met cafés om dat aan te tonen. De varia-trend is ook te zien bij cafés waar tegenwoordig ook tig verschillende soorten bier of cocktails worden verkocht.  

Waar echter wel een nog groot verschil met cafés zit is in de manier van inkoop van de waren. Een café kan gewoon de groothandel bellen waarna de bestelling in een vrachtwagen wordt voorgereden. In de hasjcoffeeshop gaat dit wel even anders.  

De Loor: 'Zoiets als een reguliere hasjgroothandel bestaat er niet. Het lukt niet met een eenvoudig telefoontje om alle soorten hasj kant en klaar voorgereden te krijgen. Om de gewenste soorten in huis te hebben, dient de hasjcoffeeshopeigenaar over een groot aantal contacten te beschikken: Ko, de eigenaar van hasjcoffeeshop 'X` betrekt van tussenhandelaar Jaap zijn Maroc en van Piet zijn Afghaanse hasj. En dit zijn dan nog de gangbare soorten (de bulkpartijen). De meer exclusieve soorten in huis krijgen kost grotere moeite. Zo liggen de speciale weedsoorten uit Ghana of Colombia niet voor het grijpen, daar is veel speurwerk voor nodig. Om dan te ontdekken dat de voorraad net op is, de connectie uitverkocht, de tussenpersoon onbereikbaar, of de aangeboden kwaliteit niet goed genoeg is. En dat zijn nog niet alle problemen. Bij producten die van voren moeten komen verloopt de aanvoer nooit constant. Net als een eigenaar een goed contact heeft en de aanvoer gegarandeerd lijkt wordt de tussenhandelaar gearresteerd en ligt de connectie weer op zijn kont. Kortom, de hasjcoffeeshop eigenaar ziet zich voor een enorme berg werk geplaatst waar vaak extra personeel voor aangenomen moet worden. Deze extra onkosten kunnen niet doorberekend worden naar de klant, want door onderlinge concurrentie kan de verkoopprijs van hasj en weed niet ongelimiteerd verhoogd worden. Trouwens, de prijzen liggen al op de grens van wat de consument acceptabel vindt.'  

Door de toegenomen populariteit van hasj in het rijke Westen is de geldstroom die de hasjhandel binnenbrengt een belangrijke inkomstenbron voor Derde Wereldlanden geworden. Daarmee in tegenspraak lijkt dat in de jaren '80 veel landen zijn gedwongen meer nadruk te leggen op bestrijding van drugshandel en gebruik als voorwaarde voor het verkrijgen van IMF/Wereldbank leningen. Het gevolg is dat de handel in handen is gekomen van half criminele organisaties en dat de prijzen die voor de inkoop hier betaald moeten worden enorm zijn gestegen.  

De Loor signaleert een genotsmiddelen-imperialisme, in het kielzog van de bestrijding van (illegale) drugs. De landen die kozen voor de IMF/Wereldbank leningen moesten het inheemse, eeuwenoude, gebruik van lokale genotsmiddelen als hasj onderdrukken. Maar na tien, vijftien jaar blijkt 'dat hun economie er nog steeds beroerd uitziet en dat ze ook nog opgezadeld zijn met een nieuw probleem: een toenemend aantal verslaafden aan een genotsmiddel geïmporteerd uit het rijke westen: Alcohol. Een ontwikkeling die het 'genotsmiddelenimperialisme' genoemd kan worden: De teloorgang van lokale culturen en tradities, inclusief de genotsmiddelen die daarbij een rol spelen met daarvoor in de plaats een westerse leefstijl in zijn meest ordinaire variant: McDonald's hamburger en HEINEKEN BEER.' 

Opmerkelijk neveneffect van de zogenaamde oorlog tegen drugs is dat hoe groter de inspanningen om drugs internationaal aan te pakken zijn, hoe groter en professioneler de criminele organisaties worden die zich er nog mee bezig houden. De hoge prijzen die voor hasj betaald worden betekenen wel dat de winstmarge voor de hasjcoffeeshops klein is geworden. Veel zaken redden het dan ook alleen maar door extra inkomsten uit de verkoop van sapjes, eten, snoep of uit gokkasten te krijgen. Het beeld van superwinsten klopt niet.  

Criminele of anderszins marginale coffeeshops bestaan natuurlijk wel. Het hoofd boven water houden is als gezegd moeilijk, en vooral eigenaren die dachten even snel binnen te kunnen lopen met de verkoop van hasj kunnen van een koude kermis thuiskomen. Om te kunnen blijven draaien gaan sommigen over tot heling, koppelbaaspraktijken of illegale gokkasten. Maar zo zijn er ook marginale kroegen, dus ook hier is weer niet echt iets bijzonders aan de hand.  

Ook het gemeentelijke harddrugs(opjaag)beleid is niet gunstig voor hasjcoffeeshops. Hasjcoffeeshops in wijken met (harddrugs) straatoverlast hebben het moeilijk deze problematiek buiten de deur te houden. En in sociaal zwakke wijken is de neiging ontstaan om de buurtproblemen (met name overlast door harddrugverslaafden) toe te dichten aan de lokale hasjcoffeeshops. 

De klok terug 

De onderzoeksresultaten laten zien dat de praktijk van hasjcoffeeshops een heel andere is dan in de beeldvorming wordt gesuggereerd. Daarnaast slaan overheidsdiensten, politiek en justitie de plank mis. 'Buiten dat de overheid en haar uitvoerende diensten de resultaten van het softdrugsbeleid überhaupt niet inzien, wordt het beleid op geen enkele manier aangepast aan de eisen van de moderne tijd. Integendeel, als men naar de politiek luistert wordt eerder de klok teruggedraaid. In plaats van mee evalueren is er de laatste jaren sprake van een conservatief en repressief beleid. Een beleid dat alleen maar leidt tot verdere stigmatisering en criminalisering van de hasjwereld en ook geen antwoord geeft op de marginale processen binnen de hasjcoffeeshop-branche. Integendeel, door het huidige beleid heeft het marginaliseringsproces zich verder te ontwikkelen', aldus De Loor.  

De aanpak van het HIT-team, verantwoordelijk voor de massale Kinkerbuurt actie en de landelijke roep om het aantal hasjcoffeeshops drastische terug te dringen dient ook met de nodige scepsis te worden bekeken.  

De Loor schrijft: 'Het is niet alleen gebaseerd op onjuiste veronderstellingen maar ook op een fundamentele denkfout. De overheid beziet hasjcoffeeshops louter en alleen als plaatsen waar hasj verkocht wordt. De sociaal-culturele functie die hasjcoffeeshops de afgelopen decennia ontwikkeld heeft wordt volledig ontkend. Een terugdringing van het aantal hasjcoffeeshops doet hier onrecht aan en zal ongetwijfeld tot maatschappelijke spanningen leiden. Dat zal zich niet uiten in ludieke protestmarsen van hasjrokend Nederland richting politiek Den Haag (die "luxe" protestvorm heeft de politiek op veel meer terreinen verspeeld), maar in opgekropte agressie, frustratie en miskenning waarbij het niet ondenkbaar is dat het tot sociale en raciale uitbarstingen zal leiden in individuele, groeps- of 'gang'vorm.' 

Aanbevelingen 

De Loor pleit als voor het tolereren van een belangenvereniging van hasjcoffeeshop-eigenaren. Al jarenlang wordt gewerkt aan het opzetten van een dergelijke clup maar tot nu toe heeft de overheid elk initiatief afgewezen en als criminele vereniging afgeschilderd. 'Het is van het grootste belang dat de overheid een andere houding aanneemt. Het accepteren van een belangenvereniging is een eerste stap als bevestiging dat meer als 500.000 hasjconsumenten in Nederland met hasjcoffeeshops als ontmoetings- en distributie-functie een volwassen overleg structuur verlangd.' 

De vereniging kan dienen als aanspreekpunt voor de overheid, er kunnen zaken besproken worden over het te voeren bezoekersbeleid, training van personeel, service verbetering etc. Hiernaast kan een belangenvereniging dienen om in overleg een drugspreventiebeleid gericht op de bezoekers te voeren en kan informatie over veranderingen in het gebruik worden uitgewisseld. 

Verder moet het softdrugsbeleid in algemene zin worden bijgesteld alhoewel het in z'n algemeenheid volgens De Loor goed functioneert. In ieder geval moet de dertig grams regeling over boord. Daarnaast moet er een op feiten gebaseerd beleid ontwikkeld worden omtrent de 'echte' problemen die in hasjcoffeeshops spelen; bijvoorbeeld door 'zwakke' hasjcoffeeshops die in de marge dreigen te verdwijnen te helpen met professionele adviezen.  

Resumerend stelt het Adviesbureau Drugs dat de overheid dient in te zien dat het 'oude' van bovenaf denken geen nut heeft. 'Het opentrekken van een 'blik' agenten of andersoortig politionele of justitiële aanpak is niet het juiste antwoord. Het oproepen van een nieuwe moraliteit wat steeds vaker vanuit de Nederlandse politiek doorklinkt is ook geen goede richting. Er moet ingezien worden dat hasj na alcohol het tweede genotsmiddel in Nederland is geworden en dat hasjcoffeeshops een aantal belangrijke maatschappelijke functies vervullen. Vanuit deze invalshoek dient  de politiek, haar uitvoerende diensten en de hasjwereld rond de tafel te gaan zitten. Binnen deze samenhang kan het Nederlandse softdrugsbeleid optimaal uitgebuit worden, uiteraard met de nodige beperkingen, want de internationale 'War on drugs' trekt een zware wissel op de Nederlandse situatie. Een optimaal uitbuiten van de beperkte mogelijkheden is dan het minste dat nagestreefd kan worden.'  

Alle aanbevelingen die het Adviesbureau doet blijven binnen de Nederlandse opiumwet en roepen geen internationale repercussies uit. Er wordt dus niet gepleit voor legalisering. De Loor ziet als eerste stap 'dat de direct betrokken rond de tafel gaan zitten. Mijn advies is dat de overheid daartoe het initiatief neemt. Als de overheid die durf niet heeft, dan voorspel ik dat het Nederlandse softdrugsbeleid zal afglijden naar een utopie van een paar ambtenaren en nog slechts een zaak voor politie en justitie.'  

Rik den Braber

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1994