Naar archief

UIT: NN #152 van 6 januari 1994   

Vrijwilligster in oorlogsgebied 

Veel mensen in Nederland staan machteloos tegenover de oorlog in voormalig Joegoslavië. Verder dan het zenden van voedselhulp komen de meeste niet. Anne werkte deze zomer een aantal weken als vrijwilligster in Pakrac. "Je krijgt een meer algemeen beeld van hoe de situatie is, een inzicht in de problematiek. Om daar echt weer constructief iets op te bouwen, is er meer nodig dan voedselhulp of wapenembargo's". 

Pakrac is een kleine stad in een van de beschermde gebieden van de VN (100 km ten zuidoosten van Zagreb). De grens tussen Servisch en Kroatisch gebied loopt dwars door de stad. Tijdens de oorlog zijn er zware verwoestingen aangericht. Voor de oorlog woonden er ca. 10.000 mensen in Pakrac, tijdens de oorlog zo'n 3300 en inmiddels zijn er nog 1000 anderen teruggekeerd. De mensen proberen hun dagelijks leven weer te hervatten. Sinds juli 1993 helpen internationale vrijwilligers de bewoners met de herbouw.  

De organisatie van de projecten is in handen van de "Anti Ratne Kampanja Zagreb" (Anti Oorlogs Campagne), een Kroatische vredesgroep. De reconstructiewerkzaamheden vinden plaats in nauwe samenwerking met Kroatische en Servische bewoners die zichzelf in werkgroepen hebben georganiseerd. Er worden zowel huizen van mensen, als openbare gebouwen herbouwd. Daarnaast organiseren zij andere activiteiten voor kinderen en jongeren, z.g. sociale reconstructie activiteiten.  

Positieve reacties 

Ook VIA-Nederland (Vrijwillig Internationale Actie) zendt vrijwilligsters uit naar Pakrac. Anne heeft deze zomer in Pakrac gewerkt. Eigenlijk wilde ze in een vluchtelingenkamp werken, maar omdat Suncokret (de Kroatische organisatie waarmee men samenwerkt) op het laatste moment afzegde, is ze naar Pakrac gegaan. 

Anne: "D reis van Zagreb, waar we eerst een driedaagse voorbereiding kregen, naar Pakrac was een vreemde ervaring. Het is een gebied waaraan je echt heel goed kan zien dat daar is gevochten en dat zie je niet dagelijks. Het duurt ook een paar dagen voor je daaraan gewend bent. Voor de mensen in het dorp is het heel gewoon. Hun dorp ligt nu al twee jaar in puin en daar staan ze dus niet meer dagelijks bij stil. Bovendien zien zij behalve de verwoesting ook wat er sindsdien weer opgebouwd is en zijn daar veel meer mee bezig. De winkels en cafe's zijn weer open, daaraan kan je zien dat het al een tijd rustig is. Er zijn nog altijd wel incidenten en je merkt dat er een soort spanning heerst over het dorp. Het is net zo'n situatie als in Berlijn vroeger, er staat geen muur maar er zijn wel heel duidelijke scheidslijnen." 

In Pakrac zijn door de overheid werkbrigades gevormd die puinruimen, huizen schoonmaken of weer opbouwen. De vrijwilligers werkten met de brigades mee. 's Middags was er tijd voor 'sociale reconstructie'.

Anne: "Wij hebben voornamelijk met de werkbrigades gewerkt, dat zijn mensen die zelf in dat dorp wonen en zij zijn bezig met puinruimen, opbouwen, huizen in orde maken voor de winter, waterdicht maken enz. Behalve het puinruimen was er ook `sociaal reconstructiewerk' zoals dat genoemd werd. Dat kwam er op neer dat je bijvoorbeeld met de kinderen uit het dorp spelletjes ging doen, weer een beetje probeerde structuur aan te brengen in het leven in het dorp. Dat was zeker zinnig, de kinderen waren er erg enthousiast over. De reacties op ons was over het algemeen positief, ze zijn heel blij dat er mensen van buiten komen."  

De vrijwilligsters werken alleen aan Kroatische zijde van Pakrac. Aan Servische zijde is niet duidelijk wie de officiële autoriteiten zijn. Het is bezet gebied, maar niet erkend vanuit Belgrado.

Anne: "Het is heel jammer dat er alleen aan Kroatische zijde vrijwilligers werken omdat de Kroaten heel snel denken dat we speciaal voor hen komen. Zo van 'wat leuk dat jullie speciaal voor de Kroaten hier naar toe zijn gekomen'. Je moet erg uitkijken dat je niet in de politieke polarisatie wordt meegetrokken. Ik heb ook wel eens meegemaakt dat mensen expliciet vroegen of ik ook aan Servische kant wilde werken. Wanneer ik dan enthousiast ja zei, werden zij een stuk minder enthousiast. Maar er wonen ook nog Serviërs in Pakrac, die gewoon geaccepteerd worden." 

Dienstweigeren 

Veel jonge mensen in voormalig Joegoslaviá‰á willen weg, naar het buitenland. Door de beroerde economische omstandigheden en de dreiging van de oproep voor het leger. In Pakrac is dat ook zo.  

Anne: "Pakrac kun je vergelijken met een Nederlands plattelandsstadje. Jonge mensen willen naar de grote stad om te studeren. Er zijn nu allerlei initiatieven, het dorp wordt weer opšgebouwd, dat maakt het wel interessant. Maar of ze er lange tijd zullen blijven is vaag. Het is niet zo dat ze allemaal staan te trappelen om weg te gaan. Jongens in de leeftijd dat ze kunnen worden opšgeroepen voor het leger, willen weg om een andere reden. Die willen echt het land uit en dat is heel moeilijk. Ze worden heen en weer geslingerd tussen loyaliteit ten opzichte van hun familie en omgeving en het idee dat dit een krankzinnige oorlog is en ze geen zin hebben om daarin betrokken te raken. Er is veel druk uit de omgeving, de situatie is ontzettend gepolariseerd. Iedereen is vreselijk anti-Serviërs, of anti-Chetnics wat alle Serviërs in hun ogen zijn. De druk voor die jongens om voor het 'heilige' Kroatië te vechten is ontzettend groot, vanuit familie, vrienden enz. Dat is erg triest. Echte concrete oplossingen kun je natuurlijk niet bieden, je bent maar een buitenstaander en over drie weken ben je weer weg. Je kunt die jongens wijzen op groepen die proberen jongens op grond van juridische foefjes uit het leger te houden. Die mogelijkheid bestaat. Dat is nog niet eens zozeer het probleem, het probleem is dat ze in die loyaliteitscrisis komen. Als ze daar eenmaal een besluit over hebben genomen dan kun je ze op die concrete mogelijkheden wijzen. Het probleem blijft dat ze dan toch in Kroatië blijven wonen. Ze kunnen dienstweigeren, maar worden binnen de Kroatische samenleving een dropout en dat vereist heel veel moed natuurlijk."  

Veel mensen in Nederland staan machteloos tegenover de oorlog in voormalig Joegoslavië. Verder dan het zenden van voedselhulp komen de meeste niet.

Anne: "Wat ik nu merk is dat mensen vanuit een soort simplisme naar de situatie kijken. Het is gewoon krankzinnig wat daar gebeurt en daar is de kous mee af. Het ligt allemaal ingewikkelder dan dat je aan de buitenkant kan zien. Waar ik ook vreselijk kwaad om kan worden is mensen die zeggen: zet er maar een hek omheen en laat ze het maar uitvechten en tegen de tijd dat het schieten ophoudt, komen we wel weer eens kijken wat er van over is. Om wat aan de oorlog te doen zijn langlopende projecten nodig. Om daar echt weer constructief iets op te bouwen, is er meer nodig dan voedselhulp of wapenembargo's.

In alle bescheidenheid over wat dit project voor effect heeft, kun je goed merken, dat het heel belangrijk is dat er weer contact komt met mensen van buiten, andere Europeanen, die er op een andere manier tegen aan kijken. Het is voor mezelf heel nuttig geweest dat ik er ben geweest, dat staat voorop. Je krijgt een meer algemeen beeld van hoe de situatie is, een inzicht in de problematiek. En wat je daar doet kan zinvol zijn, of niet. Het is maar een kleine bijdrage, het zijn maar drie weken, of ze nou echt geholpen zijn met het feit dat ik daar was, dat weet ik niet. Je moet niet de illusie hebben dat het snel op te lossen is. De oorlog, de haat is echt iets dat zeker een nog paar generaties in de botten van mensen zit."

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1994