Naar archief

UIT: NN #152 van 6 januari 1994    

Een nieuwe plattegrond van feminisme in links denken 

Het uitdagende feminisme van de utopisch socialisten In de huidige discussie over de te voeren strategieën en uitgangspunten met betrekking tot de positie van vrouwen, staat het dilemma gelijkheid/verschil centraal. Moeten vrouwen nu anders of hetzelfde als mannen gezien worden? Dat vrouwen gelijkwaardig aan mannen gezien moeten worden valt eigenlijk niet binnen deze vraag, maar vreemd genoeg blijkt juist dit laatste uitgangspunt het startsignaal te zijn voor een discussie over of er dan een achterstand in te halen is. Zo ja: wie dat dan zou moeten doen; zo nee: hoe om te gaan met de 'andersheid'? Dat dit dilemma alles behalve nieuw is, laat Saskia Poldervaart zien in haar onlangs verschenen proefschrift over het feminisme van de utopisch socialisten.  

We schrijven, of liever: Saskia Poldervaart schrijft, anno 1830-1850, Frankrijk. Het lijkt een ver verleden misschien, zo op het eerste gezicht. Echter, hoe verder de lezer/es in het boek vordert, des te meer zal de verbazing stijgen over de actualiteit van de vraagstukken die in een andere tijd en plaats afgeschilderd worden.  

De toon van het boek wordt gezet door te openen met een grafitti-citaat uit Parijs 1968: "Wees verstandig, eis het onmogelijke". Waarmee meteen het veelgehoorde verwijt dat utopieën geen realiteitsgehalte zouden hebben, in een ander daglicht geplaatst wordt. Saskia Poldervaart poogt dan ook zichtbaar te maken dat utopisme niets te maken heeft met alleen het dromen over een betere wereld, noch met het geven van blauwdrukken daarvoor. Wel wordt het utopische van de utopisch socialisten gevormd door het formuleren van alternatieven én het pogen daarnaar te leven.  

Wie zijn de utopisch socialisten en waaruit bestaat hun gedachtegoed? Saskia Poldervaart schetst dat de term 'socialisme' voor het eerst door de Engelse Owenistische beweging gebruikt werd in 1827. De Franse socialisten zoals Saint-Simon, de Saint-Simonisten en Fourier gebruikten de term vanaf 1832 en deze laatsten staan in haar onderzoek centraal.  

Deze Franse socialisten zagen zichzelf als sociale wetenschappers en kregen van Marx en Engels het stempel 'utopisch' opgeplakt. Dit vanwege hun afwijzing van het geweld van de klassenstrijd en hun streven om hun maatschappij-idealen in het hier en nu te leven. De naam waarmee ze de geschiedenis in gingen, was dus een scheldnaam. Vreemd genoeg waren het Marx en Engels die niet over een wenselijke toekomstige maatschappij-inrichting wilden denken en die ook niet het belang van een plezierig leven hier en nu onderschreven - alles was immers ondergeschikt aan het belang van de revolutie.  

Hiermee zijn we aangeland bij een andere belangrijke discussie. Die over de relatie tussen idee en beweging, of theorie en praktijk. Poldervaart onderscheidt de één van de ander, doch ontkent een waterdichte scheiding. Haar studie evenwel moet begrepen worden als ideeëngeschiedenis: gebaseerd op teksten en tijdschriften van en over utopisch socialistische bewegingen. Het argument hiervoor is dat ideeën en theorieën belangrijk zijn omdat ze oriëntatie en inspiratie verschaffen en tot handelingen kunnen bewegen.  

Anderzijds is het laten zien van, hoe en in welke context betekenissen werden geproduceerd en hoe deze kunnen veranderen, ook een vorm van politiek bedrijven. Met name voor vrouwen(-studies) is het van belang om te laten zien hoe opvattingen over vrouwen, vrouwelijkheid en sekseverschillen worden gecreëerd, om zo te laten zien dat deze niet 'natuurlijk' zijn.  

Ideeëngeschiedenis 

Het boek handelt dus over een speurtocht naar het feminisme van de utopisch socialisten van 1830-1850. Poldervaart wil laten zien dat er een socialistische wijze van denken heeft bestaan die de verandering van de sekseverhoudingen evenveel prioriteit gaf als de verandering van de klassenverhoudingen. In dit socialisme werd ervan uitgegaan dat beide verhoudingen niet los van elkaar gedacht konden worden. Om dit aan te tonen, zet ze het feminisme (de betekenis van sekseverschillen in samenhang met andere utopisch socialistische thema's) van de utopisch socialisten af tegen de betekenissen die Marx en Engels aan sekseverschillen geven.  

Om het specifieke van de utopisch socialistische maatschappijkritiek aan te kunnen geven, stelt ze de volgende vraag: op welke punten verschilt het utopisch socialisme van andere kritieken (in die tijd) op 'het' Verlichtingsdenken? Hiertoe wordt de kritiek van enkele conservatieven (liberalen) en romantici op een aantal centrale Verlichtingsbegrippen vergeleken met de utopisch socialistische kritiek op diezelfde begrippen. (Het gaat hier om het befaamde trio vrijheid, gelijkheid en broederschap, en ook om rationaliteit en individualisme.)  

Om dan uiteindelijk het specifieke van het utopisch-socialistische feminisme weer te geven, wordt tenslotte nog de volgende vraag gesteld: hoe verschillen de betekenissen die in het utopisch socialisme aan sekseverschillen worden toegekend van de betekenissen die in andere feministische tradities hieraan worden gegeven? Hiertoe worden drie feministische tradities onderscheiden: die waarbinnen vrouwelijke waarden worden benadrukt boven gelijkheid met mannen, die waarin wordt uitgegaan van de abstracte (potentiële) gelijkheid tussen mensen (geworteld in het rationele Verlichtingsdenken), en de derde waarin kritiek op het privégezin wordt verbonden met een pleidooi voor bepaalde vormen van gemeenschappelijk leven.  

Deze laatste traditie heeft haar wortels in het utopisch socialisme en verschilt van beide anderen omdat hierin aan het (romantische en religieuze) gevoel even veel waarde wordt toegekend als aan het verstand, zónder gevoel aan vrouwen en verstand aan mannen te verbinden. Het blijkt dat in deze derde feministische traditie het persoonlijke reeds politiek gemaakt wordt, lang voordat dit in de jaren '70 van deze eeuw een bekende leuze werd. Het bijzondere is dat juist in deze traditie economische verandering en sociaal-politieke kritiek altijd verbonden zijn met kritiek op het 'normale gezin' en met het doorbreken van seksuele taboes. Dit gaat vaak gepaard met een praktijk van anders wonen en werken, waardoor bijvoorbeeld kraakpanden en woon-werkpanden ook weer prettig in historisch perspectief geplaatst worden.  

Diverse discussies 

Naast de feministische discussies passeert een groot aantal onderwerpen de revue en wordt er aan de hand van die onderwerpen een landkaart van alternatieve en/of kritische werelden geconstrueerd. De reis verloopt, in opvallend gewoon Nederlands zonder extreem wetenschapsjargon, langs zijwegen, over hoofdwegen, naar structurele knooppunten en van daar naar uitvalsbases. Vragen en hartstochtelijke uitspraken ten aanzien van vrijheid worden gekoppeld aan die van socialiteit, via een pleidooi voor onzekerheids-wetenschappen en een durf om te genieten van het leven.  

Het recht op gelijkheid of de dwang hetzelfde te zijn, wat betekent broederschap met betrekking tot vrouwen? De discussie over recht op werk (met 'sociale werkplaatsen') en de fijne lijn die dit onderscheidt van werkplicht komt ook uitgebreid aan bod, evenals uiteenlopende ideeën over de al dan niet 'betere' moraal van vrouwen en of dit een vrouwelijk iets is, of slechts alleen bij vrouwen duidelijker zichtbaar aanwezig. Hoe verliep het de eerste autonome vrouwenorganisatie en wat werd er geschreven in de eerste feministische (dag)bladen?  

Een aantal citaten om de strekking van de discussies aan te stippen: "De bescherming door mannen is nog slechts een ijdel woord, sinds lang gebruiken onze beschermers de macht die die titel hen verleent slechts om ons te verleiden, ons te be- en veroordelen; op onze eigen krachten aangewezen als wij zijn om hun immoraliteit te weerstaan, slepen wij hen slechts mee in het kwaad na er zelf door hen ingesleept te zijn".  

Met andere woorden: wij zijn niet hun zondeval en ook niet aan 'verheffing' toe: "[...] zij zijn niet onze bevrijders, op die eervolle titel hebben zij alleen recht als zij hem met ons delen, niet als zij hem alleen voor zichzelf willen". En ook al voelden veel vrouwen zich verbonden met de socialistische mannen: "Veel mannen hebben de theorie van seksegelijkheid overgenomen zonder zich bewust te zijn van de consequenties van dit principe. [...] Ze begrijpen niet welke plaats we in kunnen nemen zonder dat zij hun rechten verliezen".  

Weer anders: "Nee, ik heb nooit in de 'christelijke' moraal geloofd. Voor mij die snakt naar plezier, houdt deze moraal alleen lijden in. Voor mij, die evenveel in het vlees als in de geest gelooft, overdrijft deze moraal de laatste maar veroordeelt zij de eerste. [...] In naam van het gevoel roep ik vrouwen bijeen die van dansen en feesten houden, die de moed hebben om de openbare mening te lachen, vrouwen die ook hun plichten weten, die respect willen en die weten dat het de liefde is die hen tot grote daden brengt".  

Dat vrouwen ook een grotere taak in de wereld hadden en het politiek-begrip met sekse-relaties uit moesten breiden, werd aldus verwoord: "Het is aan de vrouwen om het vage geschrijf waarachter onze parlementaire tovenarij zich verschuilt, uiteen te rafelen. Het is aan de vrouwen om de gouden draden waaraan de marionetten hangen te ontwarren, want de revolutie in de relaties tussen de seksen vindt niet (alleen) plaats op de hoeken van de straten  of op andere openbare plaatsen [...] maar op ieder uur, op iedere plaats: in de theaterloges, tijdens de spelletjes in de winter en de wandelingen in de zomer, tijdens de lange nachten die vaak en steeds meer in het echtelijke bed voorbijgaan. Deze revolutie ondergraaft onophoudelijk het grote gebouw van onze maatschappij die in het voordeel van de sterkere is opgezet". Maar toch, ondanks hun afkeer en ideeën over het tijdverspillende parlementaire systeem: "De vrouw moet eindelijk haar kiesrecht opeisen [...] in het bestuur van de stad en van het koninkrijk.  

In drie opzichten eisten de vrouwen van het blad Tribune des Femmes haar bevrijding: in de moraal, in het geestelijke en in het materiële leven. Maar voor alles wilden ze dat vrouwen zich bevrijdden van de toestand van schaamte en dwang waarin de samenleving hen houdt en dat zij met alle oprechtheid van het hart durven te zeggen wie zij zijn en wat ze voor de toekomst willen."  

Inspirerend 

Saskia Poldervaart toont aan dat het utopisch socialisme als een zelfstandige intellectuele traditie beschouwd kan worden, dus niet slechts als voorloper in kinderschoenen van diverse linkse politieke denksystemen. En ook niet als een zweverige traditie van dromers over een perfecte toekomst. Hun specificiteit moet gezocht worden in de vorm waarin ze hun kritiek op het Verlichtingsdenken goten: er werd naar gestreefd dat zowel 'vrouwen' als de 'werkende klasse' hun eigen stem zouden laten horen, terwijl ze tegelijkertijd poogden het dualisme tussen gevoel en ratio, mannelijk en vrouwelijk te overstijgen.  

Of zoals Saskia het in haar slotzinnen verwoord: "Het inspirerende van het utopisch socialisme en het hieraan verbonden feminisme is mijns inziens dat hierin het verlangen tot uitdrukking wordt gebracht het op het eerste gezicht onmogelijke te combineren, zoals het creatieve individu met maatschappijverandering, rationaliteit met gevoel, zorgzaamheid met mannen, allerlei toekomstbeelden met een plezierig leven hier en nu. De door de utopisch socialisten gevoerde debatten hoe de kwaliteit van het bestaan voor zoveel mogelijk mensen verbeterd kan worden lijken me actueler dan ooit. Juist omdat hun verlangen geen harmonie veronderstelt: het utopisch-socialistische en -feministische verlangen heeft een open einde... 

Grenzen 

In het boek geeft Poldervaart de blinde vlekken of begrenzingen aan van de theorieën van Marx, Engels, de conservatieven en romantici, met name waar het hun blindheid ten aanzien van de positie van vrouwen betreft. Het lijkt haast alsof het utopisch socialisme perfect is, in de zin van dat het alles meeneemt en bespreekbaar houdt. Ik vroeg aan de schrijfster of ze werkelijk geen grenzen gevonden heeft? 

Saskia Poldervaart: "Jawel, en die heb ik ook wel genoemd in het boek, zij het misschien met wat minder nadruk. Enfantin, een van de belangrijkste discipelen van Saint-Simon, vond dat vrouwen zichzelf moesten organiseren. Toen zij dit deden en haar eigen blad oprichtten, wilde hij toch wel graag de eindredactie, c.q. de eindverantwoordelijkheid hierover houden. Dat klopt natuurlijk niet." 

"Een ander punt om kritiek op te hebben zou je kunnen vinden bij de theorie van de twaalf hartstochten van Fourier. In zijn denken laat hij wel zien dat de betekenis van het gezin voortdurend veranderd, dat dit dus geen 'natuurlijke' constante is, terwijl hij tegelijkertijd ervan uitgaat dat de hartstochten van de mens nooit veranderen. Dat wil zeggen dat hij toch een a-historisch beeld schept. Er wordt ook een vrouwelijke messias geschapen, waar men op wacht, zoals men als marxist op de revolutie wachtte. Daarna zou alles anders worden... Tja."  

"Wat de vrouwelijke utopisten betreft; zij zochten naar een manier om vrouwen onderling te verbinden en tegelijkertijd uit te gaan van individuele verschillen van mensen. Zij deden dit vervolgens door de de 'noodgreep' van het potentiële moederschap van vrouwen. Dat vrouwen deze potentie in zich droegen, verbond hen als het ware. Daar kan je ernstige kritiek op hebben, hoewel gezegd moet worden dat ze geen bepaalde kenmerken zoals bijvoorbeeld zorgzaamheid met moederschap (en dus met vrouwen) verbonden. In de tijd van het blad La Femme Libre ging het vooral om een soort abstracte verbinding, later in de tijd dat het dagblad Voix des Femmes bestond, waren de drie feministische tradities ook meer samengegaan en werd er meer over concreet moederschap gesproken. Misschien ook omdat het Victorianisme langzaam zijn intrede deed; dit had ook uitwerking op het seksuele vrijdenken van de tijd ervoor." 

Er werd nogal wat geschreven over seksuele vrijheid voor mannen én vrouwen. In die tijd moet dat toch ook tot consequenties hebben geleid; zwangerschappen. Werd er bijvoorbeeld ook geschreven over abortus? 

"Nee, dat kwam pas rond 1900 in de publiciteit. In de tijd van de utopisch socialisten werd dit niet, althans in de bladen, besproken. Fourier verwijst wel naar 'een toekomstig soort medicijn' tegen zwangerschap, volgens Enfantin waren alle kinderen van de gemeenschap zeer welkom, maar dat dit voor vrouwen een andere betekenis had en vooral een andere praktijk betekende, daar sprak hij weer niet over. In de Owenistische groepen werden wel tips beschreven, sommigen meer werkzaam dan anderen, om niet zwanger te worden. Ook werd daar gesteld dat het mede een taak van mannen was rekening te houden met het gegeven dat vrouwen zwanger kunnen worden." 

Je onderscheidt drie feministische tradities, kort gezegd: gelijkheid voorstaand, of juist verschil, en een tussenpositie. Is het onderscheid tussen de eerste twee niet een theoretische constructie, en de tussenpositie een altijd in de praktijk aanwezige of door de dagelijkse leef-praktijk afgedwongen positie? 

"Ja, het onderscheid gelijkheid/verschil is een analytisch onderscheid, in de praktijk zal het altijd door elkaar lopen. Hoewel je wel kunt zeggen dat bepaalde groepen meer of minder aan de kant van de ene of de andere zitten. Wat ik zo bijzonder vind aan het feminisme van de utopisch socialisten is het volgende:  de consequente gelijkheid tot in het privéleven doorgetrokken. Dat wil zeggen dat ze de arbeidsdeling tussen de seksen serieus op de korrel namen. Daarnaast behielden en propageerden ze het vrouwelijke als norm. Zoals je nu ziet met zorgzaamheidsethiek en de debatten daaromheen, vonden ze toen dat mannen ook moesten leren om zacht en aardig te zijn. En dit moest natuurlijk allemaal hier en nu geleefd worden. De intellectuelen van 1970 gingen massaal in de fabrieken werken om te ervaren hoe arbeiders leefden; die van 1900 gingen het land op om communes te stichten en zich te verbinden met de landarbeiders. Die gekke Saint-Simonisten gingen het huishouden doen om te weten wat het betekent vrouw te zijn, dat vind ik altijd nog erg leuk." 

Wat zie je als je naar de vrouwenstudies kijkt op de universiteit, waar het dilemma 'gelijkheid/verschil' bediscussieerd wordt. Gaat het hier om louter discussie-problemen? Met andere woorden, hoe zie je dit verbonden met een praktijk? 

"Wat ik zie is dat er binnen vrouwenstudies gezocht wordt naar een positie op theoretisch niveau waarbij dit dilemma van gelijkheid/verschil overbrugd wordt; een positie ongeveer zoals de utopisch socialisten die verwoordden. Dit vooral om de politiek te veranderen en te beïnvloeden. Dit is vaak een soort worsteling. Bij het lesgeven merk ik dat veel studentes ook worstelen; ze willen haar eigen leven leiden, haar verschillende ervaringen verbinden, leren formuleren wat jezelf wilt, hoe je wilt leven. Daarvoor is het nodig tegen heersende opvattingen in te gaan, en die dus ook te kennen en leren herkennen. Ik zie dat veel mensen bezig zijn met het zoeken naar manieren om dit dilemma te overstijgen; hoe kan je gelijkheid overstijgen zonder dat er aan anderen schade berokkend wordt? En natuurlijk is het nu in deze geëmancipeerde tijd belangrijk om de vraag te stellen: moeten we ons er nog mee bezig houden, en hoe dan? Zelf denk ik dat de wetenschappelijke wereld ingrijpt in het leven, in de maatschappij. Je kan natuurlijk vragen, wat heb je aan abstractie? Dan zeg ik: daarmee kan je het voortouw nemen om erop te hameren en te onderzoeken of er geen oude vooroordelen of wantoestanden ongemerkt gereproduceerd worden binnen nieuw ideeëngoed. Dat is een directe maatschappelijke binding." 

Het utopisch socialisme beschrijf je als een soort onderstroom, een traditie die niet altijd uitdrukkelijk zichtbaar is, maar die af en toe de kop op steekt. Wat zijn de voorwaarden om zo'n idealisme verbonden met een leefpraktijk naar buiten te laten komen. Hoe moet de tijdgeest eruit zien? 

"Als je mensen vraagt over de jaren '70 zeggen ze: het zat in de lucht. Dat is weinig substantieel. Je deed gewoon met alles mee en van alles tegelijk. Er was niet een enkele unificerende kracht, maar alles was in beweging.  

"Het gebeurt wanneer er kritiek geuit wordt op de zelfgenoegzaamheid van het liberale denken en de leefpraktijk die daarbij hoort. Deze kritiek richt zich op de hypocrisie en het gebrek aan moraal en ideologie. Dan komt de aardbeving: er is nog wel ideologie, er is nog wel iets (nieuws, anders) om voor te vechten. Dit zijn intensieve tijden; het is zwaar om dit verzet te leven. Daarna volgt dus vaak een tijd van rust, waarin de extremen weer twee verschillende lijnen worden. Nu zie je dat met betrekking tot vrouwen in de praktijk duidelijk: er zijn carrière-vrouwen, positieve actie-programma's en dergelijke, waar  'het' mannelijke tot norm is verheven. Daarnaast is er een stroming die zorgethiek en moederschap en 'het' vrouwelijke tot norm heeft.  

"Aan de andere kant: op theoretisch gebied is er nu ontzettend veel losgemaakt: onder andere door de 'postmoderne crisis van het subject', waardoor identiteiten niet meer zo strak vast liggen. Op de universiteit, in ieder geval bij vrouwenstudies is te merken dat er nu veel verschillen tegelijk gedacht kunnen worden, waardoor er veel beweging is in het denkgoed. Tegelijkertijd zie je in de kraakpanden en de kraakbeweging ook hoe ideeën nu heel concreet geleefd worden, althans gepoogd wordt dit te doen en de discussie daarover steeds levend gehouden wordt." 

Jij hebt zelf de feministische golf en woelige jaren van eind zestig en zeventig meegemaakt. Nu werk je op de universiteit; hoe is in jouw eigen leven die verbinding tussen theorie en praktijk? Ben je meer denkster of schrijfster of docente? 

"Lesgeven alleen zou voor mij niet genoeg zijn; ik hou erg van de uitdaging van andere theoretische constructies. Ik zie mezelf niet als voorloopster op theoretisch niveau, ik ben wel erg nieuwsgierig en probeer creatief te zijn door andermans/-vrouws gedachtegoed toe te laten in het mijne en zo nieuwe mogelijkheden te doordenken. Maar van lesgeven en van je studentes kan je ook erg veel leren.   

"Wat schrijven betreft: het brainstormen doe ik samen met anderen; ik sluit me niet af of op, om één begrip langdurig te overdenken. Soms lijkt me dat wel heerlijk, maar het is niet mijn manier. Na het brainstormen ga ik schrijven. Wat de praktijk aangaat, ik ben natuurlijk naast mijn baan nog meer, ook moeder, met kinderen en dieren. In het dagelijks leven probeer ik zoveel mogelijk mijn idealen te leven. Ik denk altijd: je moet jezelf recht in de ogen kunnen kijken. Soms is dit best moeilijk: als denkster denk ik over veel na, en vaak over alles tegelijk. Dit impliceert dat je het ook allemaal zelf moet kunnen, zelf wilt doen; de woongroep, klussen, milieubewust zijn..." 

Kun je tot slot de volgende woorden onderscheiden of verbinden: Vrouwenbeweging, vrouwenstrijd, vrouwenemancipatie, vrouwenstudies? 

"Ik wil dan beginnen met te zeggen wat ik onder feminisme versta: dat is het veranderen van de positie van vrouwen en/of het denken over vrouwen. Dit is dus breder dan de vrouwenbeweging, want het omvat ideeën/denken en het sluit mannen niet uit. Ik zie de vrouwenbeweging als iets wanneer er sprake is van een brandende kwestie die nu echt onduldbaar is en dan worden er alternatieven geboden. Er kunnen dus vrouwenorganisaties zijn, zonder beweging; dan is er geen brandpunt, maar werken vrouwen wel samen. Vrouwenstrijd overlapt voor een groot deel met vrouwenbeweging. De strijd gaat al snel tegen mannen, ik zou liever zien dat die tegen mannelijkheid als norm ging. Dan is het ook open voor mannen. Mannelijkheid als concept is iets dat voortdurend moet veranderen, dat heeft ook overal een andere invulling.  

"Toen feminisme als begrip nog niet bestond was er vrouwenemancipatie; het kon van alles betekenen. Nu betekent het de achterstelling opheffen; dit is een zeer beperkte opvatting van feminisme. Je stelt dan namelijk het mannelijke als norm. Vrouwenstudies abstraheert, neemt wetenschappelijke distantie van de vrouwenbeweging waar ze uit voortgekomen is. Het kán samenvallen met feminisme, als het gaat om het veranderen van ideeën. De distantie is nodig om kritisch te kunnen kijken naar de vrouwenbeweging, om te kunnen zien of er niet weer bepaalde verhoudingen of vooroordelen gereproduceerd of herbevestigd worden. Tussen vrouwenstudies en vrouwenbeweging speelt natuurlijk ook een soort relatie als tussen wetenschap en politiek; dit is een aparte discussie op zichzelf." 

Soraya 

Saskia Poldervaart. Tegen Conventioneel Fatsoen en Zekerheid. Het uitdagend feminisme van de utopisch socialisme. Van Gennep, Amsterdam.

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1994