Naar archief

UIT: Ravage #150-151 van 16 december 1993  

Dienstweigeraars veroordeeld 

VN-Commissie tikt Nederland op de vingers  

Het was alweer zo'n anderhalf jaar geleden dat de laatste totaalweigeraars terechtstonden. In verband met een uitspraak van de Human Rights' Committee van de VN werden alle processen opgeschort. Om nu de lijst van totaalweigeraars, welke inmiddels was aangegroeid tot bijna 90 mensen, zo snel mogelijk te verwerken werden de eerste 10 tegelijk veroordeeld. De uitspraak van de VN, de toekomst van de krijgsmacht en de realiteit van de huidige opkomstplicht speelden daarbij nauwelijks een rol. Allen kregen 7 maanden gevangenisstraf. 

"Treurig", verzucht hij. Geduldig ontdoet hij de appel van zijn schil en sneed het in acht ongelijke stukken. Op zijn revers prijkt een button: '50+ tegen kerngeweld'. "Wat is er gebeurd met de vredesbeweging?! Tien jaar terug trokken deze processen honderden mensen. Ze stonden tot buiten de zaal aan toe. En moet je nu zien: een paar vrienden, wat familie en dat is het. Ik ken hier niemand meer!"  

Hij houdt mij een stukje van zijn zojuist geslachte appel voor. Ik weiger. "Het had vandaag niet om tien mensen moeten gaan, maar om honderd. Dán had het misschien effect gehad. Dienstweigeren speelt niet meer. Over een paar jaar krijgen we een leger met vrijwilligers. Dat wordt helemaal gevaarlijk. Mensen die het leuk vinden om te schieten. En leger van fanatici. Zelf heb ik in verschillende oorlogen gevochten, maar laat ik je dit vertellen: na veertien dagen oorlog ben je een beest!"  

Een bescheiden gong doorbrak zijn monoloog. Moeizaam hees hij zich uit zijn stoel en ging terug naar de zaal. De man was oud. Een gemêleerd gezelschap nam plaats in afwachting van het 'requisitoir' van de Officier van Justitie. De verwachte drukte was uitgebleven. Ook aan de oproep van Ton, één van de terecht gestelden, om toeters, bellen en spandoeken mee te nemen was geen gehoor gegeven. De Militaire Kamer van de Arnhemse rechtbank leek hoofdzakelijk bevolkt door familie van de negen, tegen één was verstek verleend, die zich hier moesten verantwoorden. 

Waarschijnlijk was het daarom dat de zitting deed denken aan een slecht toneelstuk, zo eentje waaraan je wel moést meedoen, want het jaar daarna ging je naar de Grote School. Familieleden staken je een hart onder de riem, tussen twee bedrijven door.  

Zojuist hadden de negen hun weigering toegelicht. Zes van hen wezen om principiële redenen iedere dienst van de hand. Rode draad in hun verhaal was dat zij niet in dienst wensten te staan van de staat, omdat deze simpelweg niet de hunne is. Het werkt niet aan de maatschappij die zij prefereren: "Een maatschappij gebaseerd op vriendschap, vrede en liefde," zoals een van hen stelde. Twee andere totaalweigeraars vielen in de categorie 'weigeryuppen'. Zij hadden al een uitgebreide beroepsprocedure achter de rug, en waren wél bereid tot het verrichten van de Vervangende Dienst. Hun bezwaren tegen de Militaire Dienst werden echter niet erkend. 

Eén van hen verklaarde problemen te hebben met het hiërarchische karakter van de Militaire Dienst. De laatste die hier aanwezig was, was al drie dagen in de Militaire Dienst voordat hij besloot totaal te weigeren. Het werd hem te gortig toen men van hem verlangde dat hij zijn oorringen uitdeed. Hij zei moeite te hebben met bevelen opvolgen. 

Uitspraak VN 

De zitting had aardig wat belangstelling opgeroepen bij de pers. Het was inmiddels zo'n anderhalf jaar geleden dat de laatste totaalweigeraars terecht stonden. Wellicht konden de laatste ontwikkelingen uit politiek Den Haag een rol spelen bij deze zaak. Zo wordt de diensttijd per 1 januari '94 teruggebracht tot negen maanden en wordt mogelijk in de toekomst over gegaan op een vrijwilligersleger. Verder speelde de vraag hoe Justitie de zogenaamde 'weigeryuppen' denkt aan te pakken. Dit zijn veelal goed opgeleide jongeren die door zich herhaaldelijk beroepen op de Wet Gewetensbezwaren proberen zich aan de dienstplicht te onttrekken.  

Echter, het meest belangrijke bij deze zaak was een uitspraak van het Human Rights' Committee van de Verenigde Naties. De Nederlandse totaalweigeraar Brinkhof had bij deze commissie een zaak aanhangig gemaakt tegen de Nederlandse Staat. Brinkhof stelde dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschaad wanneer het gaat om de behandeling van degenen die om principiële redenen de Militaire Dienst weigeren en geen beroep doen op de Wet Gewetensbezwaren. Een totaalweigeraar zal zich voor de rechtbank moeten verantwoorden. Hierop is echter een uitzondering. Leden van het Wachttoren Gezelschap, Jehova's Getuigen, zijn op grond van dit lidmaatschap automatisch vrijgesteld van iedere dienst. Een aanzienlijk onderscheid. De bezwaren van een Jehova's Getuige zijn altijd superieur aan die van andere totaalweigeraars.  

De VN-Commissie boog zich langdurig over de zaak. De uitspraak liet zo'n 8 maanden langer op zich wachten dan was verwacht, waardoor alle nog op stapel zijnde totaalweiger-processen, 90 in totaal, bijna een jaar werden opgeschort. In zijn uitspraak oordeelde de commissie dat vrijstelling van slechts een groep van gewetensbezwaarden en geen vrijstelling voor de andere gewetensbezwaarden niet als redelijk kan worden beschouwd en beval aan dat de Nederlandse Staat haar regelingen in dezen herziet, teneinde "elke discriminatie weg te nemen".  

Oprechtheid 

Het woord was nu aan de officier van justitie. Gespannen luisterde men naar zijn betoog. Dit keer kon hij niet volstaan met het opdreunen van een kopie van de eis van zo'n anderhalf jaar geleden. De officier moest ingaan op de uitspraak van het Human Rights' Committee. Hij leek echter niet onder de indruk. In zijn betoog stelde hij dat de Nederlandse Overheid zich zal moeten bezinnen op deze situatie, maar gaf verder de troeven uit handen. Als een totaalweigeraar zich wil beroepen op ongelijke behandeling zal hij aannemelijk moeten maken dat hij zich onmogelijk zou kunnen verenigen met de Vervangende Dienst. Hij meende dat er absoluut geen sprake meer kon zijn van ongelijke behandeling als eenmaal een beroep werd gedaan op de Wet Gewetensbezwaren. Je zou dan hebben aangetoond geen bezwaren te hebben tegen die Vervangende Dienst.  

Verder verschool hij zich achter de uitspraken van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Deze had zich hier al eerder, in 1984 en 1989, over uitgesproken. Het vond het onderscheid tussen Jehova's Getuigen en andere gewetensbezwaarden redelijk, daar het lidmaatschap van een dergelijke religieuze sekte een "objectief feit" zou zijn. "Jehova's Getuigen moeten zich houden aan uitgebreide gedragsregels die vele aspecten van het alledaagse leven beslaan. Naleving van deze regels is onderhevig aan strikt informele sociale controle onder de leden van de gemeenschap," aldus de commissie.  

Door lid te zijn van het Wachttoren Gezelschap lever je het bewijs 'oprecht religieus overtuigd' te zijn. Een andere overtuiging, die ook de dienstplicht rigoureus van de hand wijst, zou je niet hard kunnen maken zonder lid te zijn van een gemeenschap met soortgelijke kenmerken. Verder achtte deze commissie het onwaarschijnlijk dat iemand Jehova's Getuige wordt teneinde zich te kunnen onttrekken aan de dienstplicht en vond derhalve hun uitzonderingspositie terecht.  

De Officier merkte nog op dat de mensenrechtenorganisaties een eventueel geconstateerde schending slechts als een soort advies aan het betreffende land voorleggen en het verder "volledig afhankelijk is van de bereidwilligheid van die Staat". Overigens maakte hij geen onderscheid tussen de tien terecht gestelden bij het eisen van de straf. Wel merkte hij ten aanzien van de 'weigeryuppen' op dat als je gewetensbezwaren niet worden erkend, het ondemocratisch is om wederom een beroep op de Wet Gewetensbezwaren te doen, "terwijl men zich nu juist beroept op de regels van die democratie".  

Vastberaden eiste hij een gevangenisstraf van negen maanden. Hij achtte dit gerechtvaardigd "ten opzichte van al die goedwillende dienstplichtigen en vervangende dienst verrichters. Het betreft hier een ernstig feit, ook in vergelijking tot andere delicten".  

Vreemde redenaties 

Het monotone geluid van zijn stem had de zaal murw gemaakt. Dankbaar verliet men de zaal toen de rechtbank besloot de zitting te schorsen. Er was veel te overdenken. De Officier vond dat als je je eenmaal hebt beroept op de Wet Gewetensbezwaren je aangetoond hebt je te kunnen verenigen met die vervangende dienst. Een vreemde redenatie, dunkt me. Sowieso is de vervangende dienst een verlengstuk van de militaire dienstplicht en heb je dus niet veel keus wanneer je die van de hand wijst.  

Het lijkt me wat voorbarig te stellen dat zij die de vervangende dienst verrichten zich ermee kunnen verenigen. Verenig je je dan ook met de dienst wanneer je op de keuring verschijnt? Verder gaat de Officier voorbij aan het feit dat de gewetensbezwaren die je aangeeft een momentopname weergeven. Het is dus zeker niet ondenkbaar dat je later alsnog besluit totaal te weigeren.  

Ook de stelling van de Officier dat een weigeryup `ondemocratisch' handelt is niet geheel op zijn plaats. De wet biedt hiertoe de mogelijkheden. Niet voor niets is het leeuwendeel van de huidige totaalweigeraars 'weigeryup'. En hoe kun je nu door het spel volgens de regels te spelen `ondemocratisch' handelen?  Overigens leek de toekomst van de dienstplicht nauwelijks een rol te spelen bij de eis. De Officier had aangegeven dat hij de preventieve werking van 9 maanden gevangenisstraf zeer belangrijk vond, om zo te voorkomen dat het aantal totaalweigeraars juist in deze tijd enorm zal toe nemen.  

Indubio proreo 

Drie raadslieden stonden de totaalweigeraars bij. Kernpunt van hun verweer was natuurlijk de uitspraak van de VN-Commissie. Onderscheid tussen Jehova's Getuigen en totaalweigeraars wordt meerdere malen gemaakt, waardoor Mr. Pen sprak van een discriminatoir beleid. Zo hoeft een Jehova's Getuige zich niet eens te verantwoorden voor de rechtbank. Zij ontvangen geen dagvaarding, terwijl de Officier van een totaalweigeraar verlangt dat hij eerst aannemelijk maakt dat hij zich niet verenigen kan met de Vervangende Dienst. Als dat hem niet lukt, is zijn situatie nooit vergelijkbaar met die van een Jehova's Getuige en is het gelijkheidsbeginsel niet geschaad, zo redeneerde hij.  

Mr. Pen merkte op dat de woorden 'Jehova's Getuige' vervangen zouden kunnen worden door 'kraker' in de uitspraak van de Europese Commissie: een kraker leeft ook volgens gedragsregels welke onderhevig zijn aan sociale controle door andere leden van de gemeenschap. En wanneer er redelijke gronden voor een uitzonderingspositie zouden bestaan, zou de rechtbank moeten bezien of ook andere groepen mensen aanspraak kunnen maken op een uitzonderingspositie. De rechtbank zou zich moeten verdiepen in de motieven van de terechtgestelde jongeren en de verklaringen die zij afleggen niet moeten reduceren tot een formaliteit.  

Pen meende dat het probleem zeer simpel is op te lossen door gewoonweg voortaan Jehova's Getuigen op te roepen. Echter, hij begreep de behoedzaamheid op dit punt bij de overheid: "Er zal een extra gevangenis bij gebouwd moeten worden".  

Verder gaf raadsman Versteeg aan de term `weigeryup' te hekelen, zeker uit de mond van de Officier van Justitie. Hij wees op de dynamiek van gewetensbezwaren en achtte het zeker niet ondemocratisch je meerdere malen te beroepen op de wet, zoals de Officier stelde. De drie raadslieden vroegen de rechtbank de Officier niet-ontvankelijk te verklaren. Indubio proreo. De rechtbank toonde niet veel interesse in de zitting. Eén rechter zat onderuit gezakt, de hand onder het hoofd. Een ander, gehuld in een imposant uniform, vertoonde geen enkele emotie en keek strak voor zich uit. Aan hen de taak `recht te spreken'...  

Ernstig feit 

Het vonnis van de rechtbank, anderhalve week later, was nogal raar gemotiveerd. Alle tien werden tot 7 maanden gevangenisstraf (iets minder dan was geëist i.v.m. de verkorting van de diensttijd) veroordeeld, omdat de rechtbank vond dat de tien de op hun rustende verplichting aan anderen overlaat wat het totaalweigeren tot een ernstig feit maakt. Maar aan welke anderen dan? Slechts een klein deel van de bevolking wordt daadwerkelijk opgeroepen voor de militaire dienst, zeker in deze tijd. De meesten worden afgekeurd, krijgen vrijstelling of worden buitengewoon dienstplichtig verklaard. Is er dan een reden om je om morele redenen schuldig te voelen wanneer je totaalweigert?  

De rechtbank is nauwelijks ingegaan op de vermeende rechtsongelijkheid tussen Jehova's Getuigen en totaalweigeraars en legde de uitspraak van de VN naast zich neer. Volgens de rechtbank is het oproepingsbeleid een taak van de overheid en heeft de Officier van Justitie daar geen invloed op. Bovendien was het oproepingsbeleid niet ter toetsing aan de rechtbank opgedragen.  

Het lijkt erop dat het wachten is op iemand die zich in de juiste situatie bevindt om wél het oproepingsbeleid aan de kaak te stellen. Het is frustrerend dat de rechtbank om dergelijke formele redenen weigert in te gaan op de uitspraak van de VN. De advocaten van de tien overwegen tegen het vonnis in beroep te gaan. De Vereniging Dienstweigeraars is verontwaardigd over het vonnis. Ze stelt dat "de Arnhemse rechtbank haar ogen sluit voor de grove rechtsongelijkheid in het oproepingsbeleid van de overheid en met haar vonnis deze ongelijkheid sanctioneert."  

"Heeft u nog wat toe te voegen," vroeg de voorzitter van de rechtbank aan de totaalweigeraars aan het einde van de zitting. "Ja, dat ik dit maar een rare vertoning vind," antwoordde een van hen. En zo was het maar net. Voor hem was alles allang zonneklaar. Mannen in lange zwarte gewaden probeerden een dag lang elkaar te overtuigen van hetgeen die 'totalo's' nou precies op hun geweten hebben. Nou, op hun geweten niets. Dat maakt de stap naar het totaalweigeren nu juist een integere.  

Zij weigerden dienst in een klimaat waarin het totaalweigeren een steeds marginalere rol gaat spelen. Mensen denken er niet eens meer over na maar blijven liever zo lang mogelijk studeren, in ieder geval tot 1998, wanneer wellicht de dienstplicht wordt afgeschaft. Anderen denken de eindstreep te halen door eindeloos te vervallen in allerlei procedures om zo de opkomstdatum een flink eind op te schorten. In dat klimaat wordt het moeilijk iemand te overtuigen van jou oprechte motieven. Omdat het zo makkelijk is de confrontatie in de rechtszaal te vermijden.  

Guido Zijlstra

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1993