Naar archief

UIT: NN #140 van 8 juli 1993   

Weiger te betalen! 

Voortgaande groei van de materiële productie is een belangrijke oorzaak van de huidige milieucrisis: daar waar milieumaatregelen worden getroffen, worden ze ingehaald door een steeds maar voortgaande groei. Als oplossing lijkt dan beperking van die groei of zelfs krimp voor de hand te liggen. Maar dan ontstaan er direct grote problemen: Werkloosheid, dalende inkomsten, economische crisis, waarbij het milieu als eerste het slachtoffer zal zijn. Milieumaatregelen worden veelal op de lange baan geschoven wanneer die de economische groei bedreigen. 

Het thema is volgens Frank Biesboer, redacteur van het op initiatief van Aktie Strohalm tot stand gekomen boek Greep op Groei, actueler dan ooit: "Het komt terug in de discussies over Schiphol, de Rotterdamse haven, het vervoer over de weg: Beleidsmakers, ministeries en belanghebbenden maken glashelder dat de capaciteit moet worden uitgebreid willen we mee blijven doen in de concurrentiestrijd, wil Nederland z'n functie als distributieland, als gateway van Europa behouden".  

Het spreekt voor zich dat deze uitbreiding schadelijke gevolgen heeft voor het milieu. Maar, zo vraagt Biesboer zich af: "Zijn de directies van Schiphol, het Rotterdams havenbedrijf of Hoogovens dan ongevoelig voor de milieuproblemen? En hoe zit het met de leden van ondernemingsraden, vakbonden en politici? Een aantal van hen geven vast wel geld aan Greenpeace of het Wereld Natuurfonds. Zorgen over de toekomst van de aarde zullen ze zich best maken, maar ze hebben ook een andere zorg: het economisch overleven."  

In de praktijk blijken economisch overleven en ecologisch overleven maar al te vaak met elkaar te botsen. We willen allemaal werken aan de verbetering van het milieu, maar tegelijkertijd willen we niets aan onze levenswijze veranderen. Wanneer we moeten kiezen, kiezen we toch elke keer weer voor economische groei en komt er van een verbetering van het milieu niets terecht.  

Er zijn wat dit betreft ook nauwelijks verschillen waar te nemen tussen de opstelling van de vertegenwoordigers van de productiefactor arbeid en de productiefactor kapitaal. Beide groepen hebben belang bij een ongehinderde voortgang van de productie.  

Volgens Jan van der Straaten, docent milieu-economie aan de Universiteit van Tilburg, kun je vanuit een historisch perspectief het volgende stellen: "Arbeid en kapitaal zijn tot een bepaalde hoogte de laatste honderd jaar in staat geweest hun controversen 'op te lossen', (...) door alle conflicten af te schuiven op de derde, ongeprijsde en niet-machtige productiefactor natuurlijke hulpbronnen. Op dit punt liepen en lopen de belangen van arbeid en kapitaal parallel: Uitbreiding van de productie ten koste van het milieu. Door de economische groei wordt het conflict tussen arbeid en kapitaal deels uitgesteld. De meeste mensen in het Westen zijn tevreden met wat ze nu hebben. Maar wanneer de groei afneemt ontstaan er direct problemen: De werkloosheid neemt toe, financiële instellingen verliezen hun vertrouwen, bedrijven gaan failliet, regeringen moeten fors beknotten op hun sociale programma's. En omdat arbeid en kapitaal zich de macht in de staatsorganen hebben toegeëigend, is het een illusie er op te vertrouwen dat de staat de milieuproblemen dient op te lossen".  

De vraag zou dus eigenlijk moeten luiden: Wie dan wel? Aan het beantwoorden van deze vraag komen de verschillende auteurs van Greep op Groei echter nauwelijks toe. Maar eerlijk is eerlijk, dat werd ook niet direct van hen verlangd. Aktie Strohalm vroeg aan zeventien 'bekende milieu-economen en mensen die hun sporen op het vlak van milieu en maatschappij reeds ruim verdiend hebben', slechts de volgende vraag te beantwoorden: "Hoe zou er greep op groei verkregen kunnen worden en wat moet men daartoe veranderen in de economische sturingsmechanismen en in onze cultuur?" 

Dogma 

Tuur Mol en Bert Scholtens, werkzaam bij respectievelijk vakgroep sociologie Landbouwuniversiteit Wageningen en vakgroep macro-economie van de Universiteit van Amsterdam, vinden echter dat de economische groei op zichzelf helemaal niet verantwoordelijk is voor de milieuproblemen. Ook de stelling dat het huidige economische systeem een soort dwang tot groeien oplegt, is eerder een hardnekkig dogma dan het resultaat van analyse. De economie dwingt of stuurt niet, het zijn de mensen met hun voorkeuren en belangen die de richting van de economie bepalen.  

De al eerder genoemde Jan van der Straaten stelt: "Vragen als groei of geen groei, groeidwang of geen groeidwang leiden de aandacht alleen maar af. Waar het op aan komt is heel concreet te stellen: Economische activiteiten die slecht zijn voor het milieu moet je aanpakken en verminderen, activiteiten die het milieu niet aantasten of verbeteren kun je bevorderen. Of dit al of niet leidt tot een vermindering van de groei is van secundair belang. Deze auteurs vinden daarom dat de aandacht veel meer uit moet gaan naar de beperking van die activiteiten en productie die slecht zijn voor het milieu." 

Mol en Scholtens pleiten voor het opleggen van ecologische randvoorwaarden aan de economie. Dat kan via tal van instrumenten, zoals voorschriften, verboden, milieuheffingen, milieuaansprakelijkheid en het bevorderen van milieutechnologie. Het voordeel is dat binnen deze randvoorwaarden de markteconomie in alle vrijheid kan blijven functioneren. Dat moet volgens hen ook, want het huidige economische systeem is uiterst effectief en efficiënt in de omgang met schaarse middelen. De heilige werking van de vrije markt lijkt ook in milieuland boven alle twijfel verheven.  

Er is echter een probleem, het milieu is niet schaars. Van der Straaten stelt daarom dat de oplossing moet worden gezocht in het toerekenen van negatieve milieukosten door er een prijskaartje aan te hangen. Hierdoor worden water, lucht, bomen en planten, schaarse goederen en onderdeel van de wetten van vraag en aanbod. Helemaal nieuw is dit niet. Ook nu moet je vaak betalen om van de 'natuur te mogen genieten' en bedrijven moeten geld betalen om bijv. het water te mogen vervuilen.  

In een aantal bijdragen in dit boek worden hiervoor nog wat nieuwe mechanismen zoals ecotax (zie NN #130) en verhandelbare emissierechten (rechten op vervuiling) ontwikkeld. Bob Goudzwaard, Hoogleraar economie in Amsterdam, vraagt zich terecht af of het wel zo wenselijk is de natuur een prijskaartje te geven. "Zodra je de werking van geld en markt op de natuur toepast, wordt tegelijkertijd de kwestie wie toegang heeft tot het geld en tot de markt erg belangrijk. Wie voldoende koopkracht heeft, of wat nog belangrijker is, zelf koopkracht kan scheppen via geldcreatie, kan zich de toegang verzekeren tot het gebruik van het milieu. Anderen die geen stem hebben in de geldcreatie of niet over koopkracht beschikken, moeten genoegen nemen met de positie dat ze zich moeten inkopen om toegang tot het milieu te krijgen."  

Daarnaast wordt volgens Goudzwaard en Willem Hoogendijk, medewerker Stichting Milieu Educatie te Utrecht, door mensen als Mol en Scholtens de groeidynamiek van het kapitalistische systeem volledig onderschat. De expansiedrang gaat onmiddellijk met die ecotax of emissierechten aan de haal, wanneer het een geïsoleerde maatregel betreft. Dat soort instrumenten heeft alleen zin wanneer zij zijn ingebed in een breed pakket maatregelen, waarin de expansiedrang zelf wordt aangepakt. 

Cultuur 

De volgende vraag is dan: Waar komt die expansiedrang vandaan? De heren economen die zich daar in Greep op Groei over buigen zijn het zoals gewoonlijk niet eens met elkaar. De bijdragen vereisen ook vaak nogal wat kennis van de economische theorieën en blijven hangen in technisch-economische begrippen en oplossingen.  

Henk Tieleman, econoom, antropoloog en hoogleraar in Utrecht, stelt dan ook dat de discussie over groeidwang te veel nadruk legt op de economie. Als een buiten de mensen staand systeem, terwijl alles wat er in de economie gebeurt veeleer het resultaat is van menselijke keuzes. Deze keuzes worden vaak bepaald door niet-economische drijfveren en daarom is er veel meer aandacht nodig voor de betekenis die mensen hechten aan hun sociale en fysieke omgeving, voor de normen en waarden en het mensbeeld dat daarbij wordt gehanteerd. Als je wilt weten waarom het milieubeleid niet van de grond komt dan moet je niet zozeer naar de economische belemmeringen kijken als wel naar de culturele barrières.  

In de cultuur ziet Tieleman ook het aangrijpingspunt om tot verandering te komen. Want wie iets aan het economische systeem wil veranderen, stuit onmiddellijk op de waarde die mensen hechten aan productie- en consumptiegroei. Je zult dus in eerste instantie moeten zorgen dat materiële groei in de zingeving van mensen een minder dominante rol speelt.  

Bob Goudzwaard vraagt zich af of je economie en cultuur wel kan en moet scheiden. Volgens hem is deze scheiding van efficiëntie en ethiek een poging om alle elementen van het verantwoordelijk stellen van mensen uit de economie te bannen. De huidige economie en eigenlijk onze hele cultuur wordt beheerst door een doelmatigheidsdenken waarin abstracte, kwantitatieve monetaire waarden en materiële welvaart de doorslag geven.  

Goudzwaard pleit er voor de concrete omgang met en zorg voor de natuur centraal te stellen. Ons handelen moet niet louter worden beoordeeld naar de maatstaf van financieel-economische doelmatigheid, maar vooral door de manier waarop we omgaan met de natuur, hoe we het draagvlak van het leven en daarmee de grondslag van ons menselijk bestaan weten te versterken. Er is een maatschappelijke omwenteling nodig waarin de bredere doelmatigheid uitgangspunt voor ieders handelen wordt.  

De vraag die Frank Biesboer in zijn inleiding terecht stelt is, hoe zo'n omwenteling maatschappelijk en economisch te organiseren. Juist deze machtsvraag komt in Greep op Groei nauwelijks aan de orde.  

Weiger te betalen 

Hans-Dirk van Hoogstraten, universitair hoofddocent sociale ethiek in Nijmegen, stelt terecht vast dat een andere ethiek nog niet vanzelf leidt tot een ander politiek en economisch gedrag en beleid. "Het gaat immers om de vraag welke mensen op grond van welke belangen en overtuigingen beleid maken". "Willen we met elkaar praten over een effectieve controle op de groei, dan zal de vraag naar de machtsconcentratie scherper aan de orde moeten worden gesteld dan tot nu toe in milieukringen gebruikelijk is. En dan niet op abstract niveau, maar in actu".  

Van Hoogstraten onderkent dat het moeilijk is om de machtsverhoudingen in een door geld beheerst systeem precies aan te wijzen. "Probleem is dat het niet in de eerste plaats gaat om aanwijsbare, zich ten onrechte verrijkende individuen of elkaar de bal toespelende klassen.(...) Wel kunnen we spreken over posities die, vaak tegen wil en dank, door geldelijke mogelijkheden en verplichtingen worden bepaald; het handelen en zelfs morele principes worden erdoor in een bepaalde richting gedwongen. Als we de hierop gebaseerde machtsuitoefening kunnen betrappen, kan er naar mijn idee ook een verrassend licht worden geworpen op mogelijke, onvermoede tegenmacht." 

Van Hoogstraten laat bijvoorbeeld zien hoe door het systeem van kredietverlening de rijke landen de armen in de wurggreep van de schuldenlast houden, maar ook hoe op kleine schaal schuldeisers een verlammende macht uitoefenen, zodat iedereen wel mee moet doen aan de instandhouding van de groei-economie, ook al gaat die dan ten koste van natuur en mensen. "Het gaat er om dat talloze mensen die wel anders willen maar niet weten hoe, een verband gaan zien tussen de schulddwang waaronder ze staan en de voortgaande natuur-exploitatie en vervuiling en wel in de vorm van hun eigen persoon als schuldenaar dan wel schuldeiser (of beide tegelijk).  

Centraal staat dan de vraag wat belangrijker is: Te voldoen aan de financiële verplichtingen of selectief te weigeren, omdat het geld dat vereist wordt opgebracht moet worden door exploitatie van mensen en natuur".  

Hoewel Van Hoogstraten dus ook de economie en met name het geldsysteem centraal stelt, denkt hij dat pleidooien van Strohalm voor de afschaffing van de rente, maar ook voor een andere levensstijl niet zoveel aan de machtsstrijd bijdragen. Zelf ziet hij meer in acties die te vergelijken zijn me de beweging 'Weigering Defensiebelasting'.  

Van Hoogstraten: "Vooral op macrogebied kan dit zoden aan de dijk zetten. De weigering om geld te verdienen aan de aanslagen op de natuur, de ontzegging van het recht aan de rijke landen hun wurgende claims te handhaven en gelijktijdig daarmee de beredeneerde opschorting van de schuldenvereffening. Deze acties vinden reeds plaats, meestal door de nood gedwongen, maar soms ook met een zekere trots en principieel verdedigd."  

Volgens Van Hoogstraten is het van groot belang dat juist dit soort acties door milieugroepen in de rijke landen ondersteund worden. Daarvoor is een hoop creativiteit nodig maar het belangrijkste is dat acties steeds zeer nauwkeurig met redenen omkleed worden. "Voor niets is het systeem gevoeliger dan voor niet-betalen".  

Jammer genoeg is dit voorstel van Van Hoogstraten vrijwel het enige concrete idee uit Greep op Groei waar een niet op de staat gerichte milieubeweging iets mee zou kunnen. De meeste andere auteurs zijn te zeer 'wetenschapper', of te nauw verbonden met het geïnstitutionaliseerde milieuoverleg om te komen met concrete ideeën voor een radicale milieustrijd. Misschien iets voor een volgend boek. 

Freek Kallenberg 

Greep op Groei: Het thema van de jaren negentig. Frank Biesboer (red), uitgegeven door Aktie Strohalm bij uitgeverij Van Arkel, Utrecht. ISBN: 90-6224-282-0

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1993