Naar archief

UIT: NN #132 van 18 maart 1993   

SNNFF, SNNNNNFFFFF, SSSSSNNNNNNFFFFFFFF 

Van Andesplantje tot neusgat 

In 1900 verrees aan de Schinkelkade in Amsterdam de 'Nederlandsche Cocaïnefabriek', die later in het AKZO-concern zou overgaan. Sherlock Holmes spoot het en in Rotterdam is het tegenwoordig goedkoper dan in Amsterdam. En de kwaliteit. Prima! NN bezocht een conferentie, las over de geschiedenis en hoorde bajesklanten erover. De Witte Motor, oftewel cocaïne. (Wat dus iets heel anders is als coca). 

In één van de zalen van de penitentiaire inrichting het Oostereiland in Hoorn kijken zes gevangenen naar de televisie. De EO zendt een item uit over de conferentie De Wereld van de Kook die gedurende twee dagen in Amsterdam plaats vond. In vogelvlucht wordt de problematiek met één van de organisatoren van de conferentie doorgenomen. Deze komt tot de conclusie dat zolang het cocablad verward blijft met het product cocaïne. de positie van dé arme plattelandsbevolking in de Andeslanden uitzichtloos blijft. De coca uit het illegale verdomhoekje halen en met legale producten als cocathee of cocatandpasta een afzetmarkt garanderen biedt een oplossing. 

Twee van de zes mannen in Hoorn knikken instemmend. Een legale handel in cocaïne. dat zien ze wel zitten. Want het spul is nog steeds prijzig tegenwoordig. Hoewel, in Rotterdam is het heel goedkoop. Ruim de helft goedkoper dan in de hoofdstad en nog van goede kwaliteit ook. Nee, goeie zaak, die conferentie. 

Het moge duidelijk zijn dat zolang er nog dergelijke grote misverstanden zijn. de organisatoren van deze conferentie nog niet in hun opzet geslaagd zijn. Die opzet was namelijk het wegnemen van allerlei misverstanden rondom het coca-cocaïne-gebeuren. En het grootste misverstand kwam in die gevangeniszaal in Hoorn weer duidelijk aan het licht. Even met hoofdletters dus: COCA IS NIET HETZELFDE ALS COCAINE. 

De internationale informatiecampagne De Wereld van de Kook wordt georganiseerd door drie groepen: te weten de Nederlandse Werkgroep Bolivia, het Belgische Bolivia centrum Antwerpen en het Deense informatiecentrum Impress uit Kopenhagen. De groepen willen met deze campagne in de eerste plaats trachten een aantal misverstanden uit de weg te ruimen. Die zijn er volop als het gaat om een zo gevoelig onderwerp als de productie, handel of consumptie van drugs. Het belangrijkste misverstand is dus dat de cocaplant verward wordt met het product cocaïne. Een misverstand dat al 500 jaar heerst. We nemen een trip in de geschiedenis. 

Coca ontdekt  

Zo'n kleine 4000 jaar geleden, lang voordat in Europa de Griekse en Romeinse culturen tot ontwikkeling kwamen, werd er in Zuid-Amerika al volop coca gebruikt. Volgens de samenstellers van de infocampagne bestaat er een legende die vertelt hoe de mens de coca leerde kennen. 

Een groep Aymara's, de oorspronkelijke bewoners van de Altiplano (de hoogvlakte die zich uitstrekt over Peru en Bolivia) had zich gevestigd in de lager gelegen streek ten noorden van La Paz. Ze verbrandden de bovenlaag van de grond om het zaaien te vergemakkelijken. Hierdoor haalden zij zich de woede van de god Khuno op de hals, die hun huizen verwoestte en alle terugwegen naar de Altiplano afsneed. Na verloop van vele dagen waarin zij doelloos door de bossen zwierven en uitgeput raakten door honger en vermoeidheid, ontdekten zij een struik met vele groene bladeren. Door op die bladeren te kauwen konden ze de ontberingen beter doorstaan en ze namen de coca mee terug naar de Altiplano.  

Een fantastisch verhaal, dat het goed zal doen bij de liefhebbers van de witte motor. Hoe dan ook, het kauwen van cocabladeren was gemeengoed in grote delen van Zuid-Amerika voordat de Spanjaarden in 1492 kwamen. Het werd gebruikt op een manier die vergelijkbaar is met het gebruik in de westerse samenleving van koffie of alcohol. Tijdens religieuze feesten werd coca aan de goden geofferd, indiaanse priesters 'lazen' de cocabladeren om bijvoorbeeld in de toekomst te kunnen zien en gebruikten ze ook als geneesmiddel. En ten tijde van het Inca-rijk en ook later onder de Spanjaarden dienden de bladeren als betaalmiddel.  

Columbus landde er in 1492 en vijftig jaar later was één van de grootste beschavingen die de wereld ooit heeft gezien, het Inca-rijk vernietigd. Bij het koninklijke decreet van 1569 werd de verbouwen het gebruik van coca verboden, maar dat stuitte op krachtig verzet van de Spaanse mijneigenaren in de Andes. Zij hadden inmiddels ontdekt, dat de cocabladeren het rendement van de indiaanse arbeiders in de goud- en zilvermijnen verhoogden. De mijneigenaars betaalden hen behalve in geld ook in cocabladeren. Dat gebeurde overigens op eigen verzoek van de mijnwerkers: coca verlichtte hun lijden meer dan een willekeurig ander product dat zij met geld konden kopen. 

Ook bij de kerk boog de moraal voor het winstbesef. Volgens kroniekschrijver Garcilaso de la Vega stamde het grootste deel van de kerkelijke inkomsten in Cuzco in de 17e eeuw uit de belastingen op de handel in coca. (lees Galeano er maar op na) Heel veel mensen in disco's rond het Amsterdamse Leidseplein, wonende in villa's te Vinkeveen, yuppie-appartementen, verHatte kraakpanden aan de Keizersgracht en statige gebouwen in politiek Den Haag, zullen zijn naam wel niet kennen, maar zouden hem toch met gouden letters in hun agenda moeten schrijven. Albert Niemann van de Universiteit van Göttingen ontdekte namelijk in 1859 de methode om cocaïne aan het cocablad te onttrekken. Cocaïne is de meest actieve van de veertien chemische stoffen, die de coca haar therapeutische werking geeft. 

Freud  

De populariteit van cocaïne steeg aanzienlijk door toedoen van Sigmund Freud. Hij was nog een jonge onbekende arts op zoek naar erkenning, toen hij in 1883 las over de Duitse legerarts Dr. Aschenbrandt, die soldaten cocaïne toediende om hun gevechtscapaciteiten te verhogen. Bij de firma Merck in Darmstadt kocht hij vervolgens voor een rijksdaalder een gram cocaïne en verdeelde het onder zijn patiënten, die met psychische problemen kampten. Aanvankelijk bleek de uitwerking van het middel op de patiënten zeer gunstig te zijn, aangezien zij in hun zelfvertrouwen werden gesterkt. In 1884 publiceerde Freud zijn ervaringen in wat later een van zijn beroemdste boeken zou worden Uber Coca, dat ondanks de titel voornamelijk over cocaïne gaat. Een misverstand werd geboren. 

Het nieuwe middel maakt razendsnel furore. Zo laat Sir Arthur Conan Doyle, de geestelijke vader van Sherlock Holmes, zijn held cocaïne gebruiken om misdadige meesterbreinen uit te schakelen. (De onbekende avonturen van Sherlock Holmes, A.Conan Doyle, Loeb Uitgevers, Amsterdam, 1987). De film 'Modern Times' van Charly Chaplin getuigt van de faam van het middel in kunstenaarskringen en de jetset. In 1886 bracht een apotheker uit Georgia, John Smith Pemberton, een frisdrank op de markt op basis van het cocablad en de colanoot. Vijf jaar later verkocht Pemberton de rechten aan A.S. Chandler, die met Coca Cola een imperium zou vestigen. Tot 1903 bevatte Coca Cola ook cocaïne, die daarna onder druk van de Amerikaanse wetgeving vervangen werd door cafeïne. Tegenwoordig is het cocablad nog altijd een van de belangrijkste ingrediënten van het geheime recept van Coca Cola, maar de cocaïne is er uit verwijderd. 

Uiteraard pikte ook Nederland een graantje mee. Aan het begin van deze eeuw was Nederland een van de grootste cocaïneproducenten ter wereld. Nederlandse handelaren hadden rond 1870 al cocazaadjes uit Bolivia gesmokkeld en er plantages op Java mee aangelegd. In 1900 verrees aan de Schinkelkade in Amsterdam de 'Nederlandse Cocaïnefabriek', die coca betrok van de plantages op Java en cocaïne leverde aan apotheken in Duitsland. Rond 1910 werden er in de Amsterdamse haven meer cocabladeren gelost dan in welke andere plaats in de wereld ook.  

In 1919 werd in Nederland de eerste Opiumwet ingevoerd. Cocaïne mocht vanaf dat moment alleen nog met vergunning geproduceerd worden. Ook al was het een publiek geheim dat er aan de Schinkelkade niet alleen cocaïne voor geneeskundige doeleinden werd geproduceerd, het bemachtigen van de vereiste vergunning bleek een koud kunstje. In de twintiger jaren werd onder druk van de Amerikaanse regering de roep om een verharde internationale controle op de handel in cocaïne steeds sterker. Bovendien gaven medici steeds meer de voorkeur aan synthetische middelen en werden de amfetaminen uitgevonden, die de cocaïne ook op de recreatieve markt verstootten. Zodoende kwam de klad in de Nederlandse cocaïnehandel. De cocaïnefabriek bleef echter bestaan en ging in 1975 op in het AKZO-concern. 

Een moderne kruistocht  

Europese farmaceutische multinationals als BAYER verdienden miljoenen aan producten als cocaïne en kwamen dan ook krachtig in verzet toen begin deze eeuw vanuit medische kring werd gepleit voor een verbod op cocaïne. Nederland had dankzij de Javaanse cocaïne een belangrijke rol gespeeld in de productie van de witte motor. Engeland had in de 19e eeuw zelfs tot tweemaal toe een opiumoorlog tegen China gevoerd. Met deze oorlogen dwongen de Engelsen de Chinese regering tot legalisering van de opiumconsumptie.  

De diverse regeringen met kilo's boter op hun hoofd zorgden er daarom voor dat de eerste internationale verdragen tegen de drugshandel uiterst vrijblijvend waren. Het waren de Amerikanen, die na een racistisch getinte publiciteitscampagne ('Drug crazed negroes fire at everyone in sight in Mississippi town') in 1914 een serieus verbod instelden. (Harrison Narcotics Act). Pas in 1931 zou een internationale opiumconventie van de Volkerenbond, de voorloper van de Verenigde Naties, de productie van stoffen als morfine, heroïne en cocaïne aan banden leggen. 

Protesten van de Peruaanse en Boliviaanse regering tegen dit besluit, resulteerden in een onderzoek van de VN in 1949. Deze onderzoekscommissie kwam tot de conclusie dat de indianen op de hoogvlakten van Peru en Bolivia ondervoed, apathisch en lui waren en dat dat te wijten was aan het kauwen van kinds af aan. Een twijfelachtige redenering, aangezien het traditioneel gezien helemaal niet toegestaan is kinderen op cocabladeren te laten kauwen. Je kan natuurlijk ook rustig stellen dat zo' n rapport racistisch en met oogkleppen op geschreven is.  

Hoe dan ook, dit onderzoeksrapport dat uiteindelijk het cocagebruik als niet schadelijk maar wel onwenselijk bestempelde, legde de basis voor de VN-Conventie over Illegale Substanties uit 1961. Daarin is een lijst van schadelijke middelen opgenomen, waarop ook het cocablad vermeld staat. In de jaren '70 verscheen bovendien een omstreden rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie, dat de thee van cocabladeren schadelijk noemt. Coca en cocaïne waren beide illegaal. 

De VN-Conventie bepaalde dat de 10.000 hectare cocagrond die er in 1961 was binnen 25 jaar moest worden uitgeroeid. Dat dat niet gelukt is moge duidelijk zijn. Op dit moment lopen de schattingen van het aantal hectare coca uiteen van 200 tot 300.000 hectare. Bovendien wordt in het Andesgebied nu ook papaver verbouwd, een gewas waaruit heroïne gewonnen wordt. Om te zeggen dat de "War on drugs" al met al niet echt succesvol is geweest, is dan ook een understatement. Terwijl deze militaire strijd voornamelijk door de Verenigde Staten werd gevoerd, zochten de Westeuropese landen naar een alternatieve aanpak. Die nieuwe benadering bestond' uit het ondersteunen van de zogenaamde alternatieve ontwikkeling in de cocagebieden. Resultaten bleven ook hier uit. 

Op korte termijn zijn geen schokkende veranderingen in de westerse aanpak te verwachten, terwijl de problemen groeien. De groeiende cocaïnevangsten wijzen volgens insiders alleen maar op een toegenomen vraag en productie. In Bolivia dreigen volgend jaar conflicten te ontstaan. Dan loopt de termijn af, binnen welke de regering en de cocaboeren in de Chapare de mogelijkheid hebben gehad om een alternatieve ontwikkeling te bewerkstelligen, die de cocaverbouw zal moeten vervangen. Als deze opzet niet slaagt, moeten volgens afspraak met de Verenigde Staten Boliviaanse troepen worden ingezet om de resterende cocavelden uit te roeien. 

Of het zover zal komen is nog onduidelijk. Bolivia's president Jaime Paz Zamora dringt sinds kort aan op legalisering van de coca. Paz Zamora wil verandering aanbrengen in de jongste VN-Conventie over drugs uit 1988. Daarin is de verbouw van coca op 10.000 hectare in Bolivia toegestaan, als zijnde bestemd voor de traditionele markt. Maar het is de Bolivianen verboden cocabladeren of producten als cocathee of cocawijn te exporteren. Belachelijk natuurlijk. 

Ei van Columbus 

De industrialisering van onschadelijke cocaproducten biedt nieuwe perspectieven. Een Boliviaans onderzoek heeft uitgewezen dat als de cocathee twee procent van de wereldmarkt zou innemen, alle cocastruiken in Bolivia niet genoeg zouden zijn om aan de vraag te kunnen voldoen. Bovendien zou de legale handel in cocathee het land meer opbrengen dan de illegale export van cocaïne op dit moment. Voor alle duidelijkheid: dit voorstel betreft de legalisering van coca, niet die van cocaïne. 

Legalisering van cocaïne wordt ook bepleit, onder andere door een aantal gerenommeerde Amerikaanse wetenschappers en politici, zoals de econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman. Weinig verbazingwekkend stelt hij voor om de principes van de vrije markt ook te laten gelden voor de drughandel. Legalisering zou tevens de cocaïnemaffia en groeperingen als het Lichtend Pad de wind uit de zeilen nemen, menen de voorstanders van legalisatie. 

Voorlopig lijkt dit echter een te optimistische conclusie. De cocaboer zal enige tijd na de legalisering geconfronteerd worden met een flinke prijsdaling en het gebruik van cocaïne zal zich naar alle waarschijnlijkheid uitbreiden. Voor een ingewikkeld probleem als dat van de coca en de cocaïne zijn helaas geen simpele oplossingen beschikbaar. 

Tuin 

+++++++++++++++++++++++++++++++++ 

DE CONFERENTIE 

Op de ochtend van de eerste dag van de conferentie werden door de Nederlandse psycholoog Jean-Paul Grund en de Boliviaanse antropoloog Mauricio Mamani o.a. de verschillen tussen coca en cocaïne belicht. Bovendien namen beide heren de gevolgen van het produceren, de handel en het (mis-)gebruik van beide producten in zowel de landen van de Andes (het cocablad) als in de westerse landen (de cocaïne) onder de loep. Er werd een verband gelegd tussen het begin en het einde van een keten die verloopt van de cocateelt tot aan de neusgaten van Herman Brood. 

Daarvoor werden de deelnemers geïntroduceerd in de problematiek rondom de verhouding tussen het zuiden en het noorden ten opzichte van coca-cocaïne productie en handel. Doel van de conferentie was een dialoog te beginnen tussen het Westen en de coca-producerende landen zodat ze gezamenlijk een oplossing kunnen bieden voor de economische problemen waarin de kleine cocaboeren in Zuid-Amerika op het moment verkeren als gevolg van het Amerikaanse drugsbeleid. 

Volgens de voorzitter H. van Hoecke vertonen de internationale media een neiging om alleen bepaalde aspecten van de coca-cocaïne te belichten, zoals verslaving, geweld en het witwassen van drugsdollars door de cocaïnemaffia. Van Hoecke denkt dat dit komt door gebrek aan interesse of gebrek aan kennis, die deze discussie bemoeilijken. De culturele en sociale betekenis van de coca voor de inheemse volkeren van de Andes blijft onderbelicht. 

Misverstanden  

De sociaal antropoloog Mauricio Mamani Pocoaca uit Bolivia en schrijver van het boek Cosmovisie van de Andes - Coca en Drugshandel probeerde alle misverstanden en misvattingen rondom de woorden coca en cocaïne te verhelderen. Daarnaast noemde hij allerlei vormen van toepassingen van de coca in het dagelijkse leven door de volkeren van de Andes. Coca betekent het heilige blad van de Inca's en is, aldus Mamani, een geschenk van de natuur. Het heeft niets te maken met spuiten, snuiven, Centraal Station en soortgelijke gedachten.  

Hoewel de cocateelt in Peru en Bolivia legaal is (voor het maken van thee, geneesmiddelen, enzovoort), is het nog niet gelegaliseerd in de rest van de wereld en in de conventie van Genêve staat coca nog steeds als synoniem van cocaïne (een voorbeeld van dit misverstand: in Duitsland werd een lading cocathee in beslag genomen). Dat heeft natuurlijk sterke economische gevolgen voor de cocaboeren. "De schuld van de cocaïneverslaving aan de coca geven, is hetzelfde als de schuld van het alcoholisme aan suikerriet te geven", aldus Mamani.  

De toename van cocaïnemisbruik en handel in de westerse landen in de laatste jaren heeft de aandacht gefixeerd op het misbruik van de plant als verdovend middel in plaats van het traditionele gebruik van het coca blad door de bevolking in het Andes-gebied. Vanwege dit misbruik, dat vooroordelen veroorzaakt, blijft de sociale functie die de coca vervult binnen hun cultuur onderbelicht.  

Ik noem hier een paar van de functies die het cocablad in hun dagelijkse leven vervult: Het wordt toegepast als geneesmiddel. thee (overal verkrijgbaar, zonder suiker toegepast tegen hoogteziekte), pleisters. voedingssupplement (het bevat veel mineralen en vitaminen), tegen kou, pijn en honger (het reguleert de stofwisseling), op feestdagen en tijdens rituelen speelt het een belangrijke rol waarin het gezamenlijk wordt gebruikt en ten slotte, wanneer er hard gewerkt moet worden. 

Het is voor mij duidelijk geworden dat er twee verschillende mentaliteiten tegen elkaar botsen. De ene die het idee van heiligheid en collectiviteit opzij heeft gelegd ten nadele van andere verwereldlijke zaken en de andere die probeert te overleven in een vijandige omgeving waarin contacten met andere dimensies te maken hebben met verdovende middelen. 

Smokkel-netwerk  

Een dag later bespraken de Colombiaanse journaliste Hernando Calvo en de Colombiaanse juriste Oscar Gomez de situatie van de drugshandel en de economische-, politieke- en sociale gevolgen daarvan in Colombia. Hernando Calvo heeft een historisch overzicht gegeven van het ontstaan van de drugshandel in Colombia die in vele opzichten verschilt van de andere twee naburige coca-producerende landen Peru en Bolivia. 

In 1972 begonnen enkele Colombianen marihuana via de noordelijke kust van Colombia naar de Verenigde Staten te smokkelen. De marihuana nam dus dezelfde weg waardoor koffie vroeger illegaal door de bourgeoisie werd geëxporteerd. Op deze manier ontstond de infrastructuur van de handel. Het smokkel-netwerk bestond al heel lang voordat cocaïne in Colombia verbouwd begon te worden, dit in tegenstelling tot in Peru en Bolivia. Dankzij de koffie is de bourgeoisie gedeeltelijk rijk geworden. De opkomst van een middenklasse in de jaren 70 in Colombia is ook een gevolg daarvan. De drugsmaffia nam alleen het smokkel-netwerk over. 

Destijds bood de Colombiaanse regering aan deze opkomende bourgeoisie de mogelijkheid om het geld van de marihuanahandel wit te wassen en dit in de economie in roulatie te brengen. Eind jaren 70 werd de "sensimilla" in Californië ontdekt en op grote schaal geteeld wat sterke concurrentie betekende voor de Colombiaanse marihuana. Er gebeurde dan ook hetgeen volgens de Colombianen Calvo en Gomez een typisch Amerikaans verschijnsel is: sinds marihuana op eigen bodem werd geproduceerd, is het niet meer een kwestie van "nationale veiligheid" om de marihuanaplantage's in Colombia proberen te vernietigen. Ze lieten de Colombiaanse regering toen met rust wat de marihuanahandel betreft. 

De Colombiaanse drugsmaffia deelde al de koffietafel met de bourgeoisie, vertegenwoordigt door het kartel van Cali en met politici die hun verkiezingscampagnes door de drugsbaronnen lieten betalen. De problemen begonnen pas nadat de drugsmaffia zelf naast zijn economische macht ook politieke macht wilde uitoefenen en, vooral het kartel van Medellin, geweld begon te gebruiken om zijn politieke doelen te kunnen bereiken.  

Het kartel van Cali bestaat uit twee families, Santa Cruz en Rodriguez, die oorspronkelijk uit de industriële klasse komen. Zij zijn door legale kanalen in de politiek terechtgekomen - ze hebben zelfs drie ministers kunnen benoemen - wat niet betekent dat ze minder schuldig zijn want hun moorden zijn met witte handschoenen gepleegd. Daarom is het kartel van Cali nooit vervolgd door de Colombiaanse regering in tegenstelling tot het kartel van Medellin, "de vertegenwoordigers van de armen", die de grote vijand is geworden vanwege het gebruik van openlijk geweld. Onlangs kondigde het kartel van Cali een wapenstilstand af. 

Coca-vrije-markt-economie  

De cocahandel levert veel geld op en maakt van Colombia het enige Zuidamerikaanse land dat haar schulden aan de Wereld Bank en aan de IMF betaalt. Het wordt steeds moeilijker te bestrijden. Volgens de sprekers heeft de cocahandel veel meer om kunnen kopen. De sociale kosten zijn onherstelbaar. In Colombia draait alles om cocaïne. De boeren blijven afhankelijk daarvan tenzij de productie van cocaproducten op internationaal niveau gelegaliseerd wordt; de zogenoemde traditionele waarden zijn weggevaagd en het geweld neemt dagelijks toe. Bovendien maakt de Colombiaanse regering gebruik van het leger om onder het mom van drugsbestrijding elke soort van politieke tegenstand de kop in te drukken.  

Tegelijkertijd weet de regering de verschillende paramilitaire maffia-legertjes ook voor dit doel te gebruiken. Een gevaar voor de net geboren Zuidamerikaanse democratische landen die soms meer op geaborteerde pogingen lijken. Volgens Calvo gaat het hier niet om de drugsproblematiek in de Verenigde Staten en Europa - het is niet hun zaak (hoe cynisch het ook klinkt), maar om de gevolgen van de drugshandel in het land Colombia zelf. De Colombianen hebben niets te maken met het feit dat de jeugd in de zogenaamde Eerste Wereld drugs gaat gebruiken als een teken van ontevredenheid.  

Bovendien, aldus de journalist, vallen er jaarlijks veel meer doden in de wereld door tabak dan door coca. Er is niemand die er over peinst om de tabaksplantages te vernietigen (stel je voor hoeveel links-radicalen zich in hun graven zouden omdraaien). Volgens hem is het geen moreel probleem, maar een simpel ouderwets politieken economisch probleem. En ideologisch natuurlijk. Na de val van het communisme zoekt het Westen een nieuwe vijand. aldus Calvo. Cocaïne is dus de nieuwe zondebok geworden. 

De Verenigde Staten voeren sinds Nixon aan de macht was een campagne op internationaal niveau tegen de drugshandel, maar die oorlog, volgens Calvo. levert niets op omdat de Amerikaanse economie zelf afhankelijk van de drugsdollars is. Een gevaarlijke ontwikkeling is dat inmiddels al door de internationale gemeenschap geaccepteerd lijkt te zijn dat een land wettelijk en met de steun van de al genoemde internationale gemeenschap te interveniëren is. De angst voor interventie, naast de drugsbestrijding is volgens Gomez een goed smoesje om de burgerlijke vrijheid te beperken en de mensenrechten te schenden. Laten we hopen, zoals Calvo, dat de boze Amerikanen hun eigen cocaïne gaan produceren zodat ze deze arme Zuid-Amerikaanse landjes hun eigen gang laten gaan. Amen. 

Giselle

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1993