Naar archief

UIT: NN #128 van 21 januari 1993  

Somalië: het welzijnsimperialisme 

De 'humanitaire' interventie van de Verenigde Staten in Somalië lijkt nauwelijks vragen op te roepen. Onterecht vindt Karel Koster. Volgens hem markeert ze een overgang naar een nieuw soort inmenging in de Derde Wereld: het welzijnsimperialisme. 

In niet zo ver vervlogen tijden, om precies te zijn, een kleine honderd jaar geleden, werd het Britse kolonialisme goedgepraat met een zeer tot de Victoriaanse verbeelding sprekende beeldvorming: het ging om "The White Man's Burden" (de last die de blanken in de gekoloniseerde wereld droegen), de schone taak om de hongerende massa's in de minder ontwikkelde wereld te voeden, de plaatselijke oorlogen met geweld stop te zetten en in het algemeen de beschaving te brengen. Tot ver in de twintigste eeuw werden Britse schoolkinderen dit sprookje voorgehouden als verklaring voor het behouden van het toenmalige Britse rijk. De argumenten die nu de ronde doen om humanitaire interventie oorlogen in de derde wereld te rechtvaardigen, hebben een merkwaardige overeenkomst met die oude, koloniale propaganda. 

De interventie in Somalië is van belang omdat het een overgang markeert naar een nieuw soort inmenging in de derde wereld: er is inderdaad iets wezenlijks verandert. Maar niet, zoals de juichverhalen in een deel van de pers ons willen laten geloven, omdat de door de politieke elite gehanteerde criteria voor ingrijpen opeens anders zijn geworden. De grootste absurditeit die wel werd verkondigd de laatste maand is dat het sterven van tienduizenden mensen een rede zou zijn voor de grootscheepse Amerikaanse interventie. 

Behalve het voor de hand liggende gegeven dat er in vele plekken op aarde elke week tienduizenden mensen sterven aan honger, uitbuiting en onderlinge oorlogen waar helemaal niets voor gedaan wordt, kan je uit de aard van de operatie afleiden dat het niet de bedoeling is om de problemen in Somalië structureel aan te pakken. De VS zullen minstens het bevel over de operatie zo snel mogelijk beëindigen, zodra er voldoende militairen uit andere VN staten aanwezig zijn om het VS garnizoen af te lossen. Een deel van de Amerikaanse troepen zal snel worden teruggetrokken, vooral als het aantal doden en gewonden oploopt. 

Zo kan het Amerikaanse aandeel in de operatie beperkt blijven tot het beveiligen van een aantal verbindingsroutes en knooppunten, plus het in beslag nemen van een deel van de wapens in het land. Door deze operatie heeft de regering Bush het volgende bereikt: 

- de leidende rol van de VS als wereldpolitieman, die steeds het initiatief neemt voor interventies, is weer bevestigd. Dat is van belang omdat de internationale politiek alleen leiders serieus neemt die bereid zijn machtsmiddelen te gebruiken;

- de regeringen van relatief onafhankelijke landen in de regio (die door de VS altijd als een potentieel gevaar voor de eigen invloed worden gezien) hebben weer een (sinds kort met Irak erbij, twee) aanschouwelijke les gekregen over de immense militaire macht van de VS;

- de operatie geeft een flinke impuls aan de militaire lobby in Washington, die de door Clinton aangekondigde bezuinigingen op defensie helemaal niet ziet zitten.

- ten slotte is ook de grotere slagkracht van de Amerikaanse regering vergeleken met de Europese weer eens aangetoond. 

Stinkende wonden 

Voor de Amerikaanse regering en haar westerse bondgenoten was humanitaire hulpverlening hoogstens een nuttige dekmantel voor interventie, niet een reden. Maar het nuttige gevolg van de operatie lijkt wel te zijn dat een deel van de Somalische bevolking weer te eten krijgt en bovendien een normaal leven kan lijden. Dit punt is natuurlijk het centrale argument voor de voorstanders van 'Restore Hope'.  

Immers, al was het helemaal niet de Amerikaanse bedoeling om te helpen, ze doen het toch en de mense'n hebben er baat bij. Je moet wel gek zijn, stelt men, om tegen het Amerikaanse optreden zijn: je bent dan immers (een nogal gemene insinuatie) uit ideologische overwegingen tegen het verlenen van hulp aan mensen die verrekken. Aan dat argument valt weinig af te dingen: ontegenzeggelijk zijn er een aantal mensen geholpen door de invasie. 

Maar zachte heelmeesters maken ook in Somalië stinkende wonden. Want wat heeft het voor zin om met wapengeweld een tijdelijke vredestoestand af te dwingen die onmiddellijk weer verdwijnt zodra de troepen vertrokken zijn? Het is al vele malen betoogd: er moet een blijvende politieke oplossing zijn die een verdrag tussen de diverse delen van de Somalische samenleving (de 'clans') tot gevolg heeft, anders is het sterven van een groot aantal mensen alleen maar uitgesteld. 

Het officiële Amerikaanse beleid is om zo spoedig mogelijk weg te gaan en de subtiliteiten van de binnenlandse politiek over te laten aan andere VN-lidstaten, die in de loop van januari troepen naar Somalië zullen sturen. Die blijven dan ook met de gebakken peren van het Amerikaanse optreden zitten. Een optreden dat gericht is op het in beslag nemen van steeds meer wapens en onherroepelijk tot conflicten lijdt met de milities van de diverse clans. 

Intussen verslechterd de veiligheidssituatie weer naar het niveau van voor de operatie. Met dit verschil, dat de hulpverlening nog moeilijker is geworden vanwege de onderlinge machtsverschuivingen, veroorzaakt door de interventie. Het eind van dit liedje is dan ook dat als de onderhandelingen mislukken de voedsel en veiligheid situatie voor de bevolking over een paar maanden even slechts is als voor de komst van de mariniers. 

Zelfs al ben je dus niet te kritisch over een westers militair ingrijpen - zoals de fervente aanhanger van een militaire operatie in Bosnië in de vorige NN dan nog kan je je ernstig afvragen of deze wedergeboorte van het ouderwetse kolonialisme echt een oplossing biedt. 

Door de discussie te reduceren tot een debat over de goedgevigheid en hulp vanuit het westen wordt iets heel belangrijks vergeten: namelijk het economische mechanisme dat er voor zorgt dat het grootste deel van de rijkdom die in de wereld geproduceerd wordt terecht komt in de geïndustrialiseerde landen, terwijl de meerderheid van de wereldbevolking moet vechten voor het restant. 

Het gewone imperialisme (tariefmuren, prijsvorming, schuldenlasten) is vele malen belangrijker dan de som van de militaire interventies. Dat is een gegeven dat al te vaak uit het oog verdwijnt bij de felle discussies over westerse interventies. De scheepsladingen voedsel die naar de hongerende bevolking worden gestuurd zijn niet meer dan een fooi, afgestaan in ruil voor een (voor de media blijkbaar onzichtbare) plundertocht in de andere richting. Het kan geen kwaad om dat punt steeds weer aan de orde te stellen. 

Karel Koster (AMOK)

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1993