Naar archief

UIT: NN #114 van 25 juni 1992   

'Fundamentele onderstroom op radicale manier naar boven halen' 

Discussiebijdrage over biotechnologie 

De zomer komt er aan. Biotechnologie staat de laatste tijd weer wat meer in de belangstelling. Lekker Fris publiceerde in haar jongste nummer (nummer 30) de 'rooicatalogus' met een begeleidend artikel van het biotechnologie-archief Nogen. In Konfrontatie nummer 11 stond een interview met Huib de Vriend van de Kontaktgroep Biotechnologie en Samenleving. NN plaatste de 'rooi-catalogus' in #112. Middels deze brief willen wij een aantal belangrijke elementen voor de discussie over en het verzet tegen biotechnologie aangeven. 

De discussie over biotechnologie komt moeizaam op gang. Het is geen populair terrein om politiek op te maken. Te vaak nog wordt biotechnologie behandeld als de reddende en heel soms als een losgeslagen technologie. Dat het gepeuter aan genen en stukjes DNA iets bedreigends in zich heeft dringt nog wel door. Maar de maatschappelijke context waarin biotechnologie ontstaat blijft meestal verborgen in het ogenschijnlijk technische karakter van het debat.

Het duidelijkst zie je dat in de schaarse berichtgeving in de media. Als het al niet een lofzang betekent op biotechologie, zijn het ethische of milieutechnische kanttekeningen die overheersen. Zonder deze als onbelangrijk af te willen doen, denken wij dat de essentie van biotechnologie een andere is.  

Die essentie willen we onder de aandacht brengen. Middels onze praktijk, of, in dit geval, middels een ingezonden reactie. We reageren grotendeels aan de hand van het interview met Huib de Vriend. Niet omdat we hem persoonlijk op zijn uitspraken willen aanvallen, maar omdat er een aantal uitspraken in worden gedaan die van belang zijn voor een brede discussie over biotechnologie. 

Biotechnologie in haar context 

De grootste moeilijkheid bij l1et biotechnologiedebat is het voor het voetlicht krijgen van de relevante maatschappelijke verhoudingen. In de persverklaring van de Razende Rooiers (1), waar wij ook deel van uit maakten, werd gesteld dat technologieën voortkomen uit en uitdrukking zijn van maatschappelijke verhoudingen, maar op hun beurt de maatschappelijke verhoudingen ook weer veranderen. Dat is het kader waar binnen volgens ons een ontwikkeling als biotechnologie geanalyseerd (en bestreden) moet worden. 

Er zijn een aantal maatschappelijke verhoudingen waarop biotechnologie voortborduurt. Zoals de verhouding van de mens tot de natuur. Steeds meer wordt de natuur onderworpen ten dienste van de mens en wordt geprobeerd er een winstgevend handeltje van te maken. Biotechnologie trekt dit tot in de uiterste consequentie door. Cellen, stukjes DNA en genen worden tot een waar die verhandelbaar is en waar geld mee valt te verdienen. Daarbij wordt dan ook nog eens de reductionistische illusie uitgedragen dat leven verklaart en dus beheersbaar is als je haar kleinste factor onder de microscoop uiteenrafelt. Wordt een koe ziek omdat ze teveel melk moet leveren? Zetten we er toch gewoon een ander gennetje in. 

Een andere verhouding waaruit biotechnologie kon ontstaan is de onderwerping van wetenschap, onderzoek en ontwikkeling aan de behoeften van economisch belanghebbenden. Op universiteiten en andere onderzoeksinstituten als TNO worden leergangen en onderzoek gemodelleerd aan de hand van de problemen waar het bedrijfsleven tegenaan loopt. De dienstbaarheid van de universiteiten wordt bijvoorbeeld benadrukt door het feit dat zij die onderzoeken uitvoeren die voor het bedrijfsleven economisch en maatschappelijk risicovol zijn. Onderzoekers en studenten zonderen zich af in hun laboratoria en verklaren zonder blikken of blozen dat je hen niet kunt aanspreken op wat vervolgens gebeurt met de resultaten van hun noeste arbeid. 

Hetzelfde geldt voor de vanzelfsprekendheid waarmee grondstoffen en nu genetisch materiaal uit de Derde Wereld wordt geroofd, de Noord-Zuid verhouding. De uitbuiting van de Derde Wereld, de vernietiging van de sociale structuren aldaar en het als inferieur bestempelen van hun authentieke samenlevingen heeft sinds Columbus uit z'n roeiboot stapte een grote vlucht genomen. We slepen tonnen goed voedsel weg uit de Derde Wereld en mesten daar runderen mee vet. Terwijl we van het sudderlapje genieten wil de nieuwslezer(es) ons doen geloven dat de honger in Afrika komt door teveel kinderen en te weinig regen. 

Om het uitbuiken niet te verstoren wordt de wurggreep van de 'vrije markt' en de banken en financieringsinstellingen verzwegen. Er wordt nagelaten te vertellen dat het 'vrije markt-principe', bij monde van de GATT, bepaalt dat er geen in- en uitvoerbeperkingen zijn voor de Westerse holdings in de Derde wereldlanden en er zelfs nog geen halffabrikaten van diezelfde landen bij ons binnen komen.  

Er wordt niet verteld dat instituties als het IMF voortgaan op de door het Noorden gecreëerde afhankelijkheid door middel van het opbouwen van schulden gevolgd door het dictaat van aanpassingsprogramma's waarin export naar het Noorden centraal staat. De biotechnologen proberen deze dwangbuis te vervolmaken door substituten te ontwikkelen voor grondstoffen die we nu nog in de Derde Wereld moeten halen. Er wordt een uitwisselbaarheid van grondstoffen nagejaagd, waardoor de landbouwproducenten tot speelbal worden van enkele multinationale bedrijven. 

Dat zijn stuk voor stuk diepgewortelde machtsverhoudingen die zowel het Noorden als het Zuiden structureren en de bakens vormen van haar vernietigende dynamiek. De inzet van biotechnologie verandert de bakens en leidt mondiaal tot machtsverhoudingen. De ontwikkeling, richting en invoering van biotechnologie wordt gecontroleerd door een relatief klein aantal bedrijven. Voorbeelden hiervan zijn Monsanto, Du Pont en Sandoz, die tezamen 99 miljoen dollar in biotechnologieonderzoek hebben geïnvesteerd in 1990. 

Bedrijven die het geld hebben voor het dure onderzoek. Bedrijven die marktsegmenten, infrastructuur en politieke macht hebben om dit nieuwe terrein te exploiteren. Voor hen is biotechnologie een sprong naar voren: het ontsluiten van nieuwe terreinen voor winst, het versterken van hun machtspositie en monopolisering van kennis. De trends dat de controle over voedsel en erfelijk materiaal in de handen van enkelen komt te liggen. 

Dat zijn wezenlijke veranderingen, die ondanks het abstracte karakter ervan heel direct levens van mensen bepalen. Variërend van boer(inn)en in de Derde Wereld die nog meer afhankelijk worden van duur westers zaaizaad en bijbehorende bestrijdingsmiddelen, de vernietiging van bestaande landbouwmethodes, bedrijven die patent op leven krijgen. Tot het in handen geven van de genetische diversiteit aan enkele multinationals. 

Het zijn deze onderliggende verhoudingen en structuren die we centraal in de discussie willen krijgen. Omdat daar de kern van het probleem zit. Biotechnologie suggereert een oplossing te zijn voor problemen van maatschappelijke aard: milieu en honger. Problemen die zijn ontstaan vanuit dezelfde verhoudingen waaruit nu de zogenaamde oplossing wordt aangedragen. Problemen waarvoor dezelfde groepen verantwoordelijk zijn die nu met biotechnologie lopen te leuren; zelfs met deze schijnoplossing nog winsten proberen binnen te halen en een basis leggen voor toekomstige problemen en daarmee nieuwe 'oplossingen' met bijbehorende winsten. 

De rijdende trein van de biotechnologie 

Velen zien biotechnologie als een ontwikkeling die niet meer te stoppen is. Critici kiezen daarmee niet voor fundamenteel verzet, maar voor een poging nog enige invloed uit te oefenen op de koers en toepassing ervan. De zogenaamde pragmatici leggen de nadruk op de slogans van de biotechnologische propaganda en accepteren de 'neveneffecten' van de winsthonger. De huidige onderdrukkings- en uitbuitingsverhoudingen blijven volledig intact. 

Daarnaast zien wij daarbij twee dingen als problematisch. Hoe reëel is de verwachting dat degenen die belang hebben bij invoering van biotechnologie op hun voorwaarden, open staan voor een discussie over de invoering en toepassing van biotechnologie? Het belang van de invoering van biotechnologie is zo groot, dat op z'n hoogst over enkele details nog wat gebekvecht kan worden. Volgens ons is de tegenstelling tussen bio-egenten en hun tegenstanders fundamenteel.  

Het tweede probleem vormen de smekende ogen die op de staat worden gericht in deze overleg- en beïnvloedingsstrategie. De staat lijkt zo geen belanghebbende te zijn bij biotechnologie en de neutrale instantie te zijn die wikt en beschikt over het algemene belang. De prakrijk is natuurlijk dat de staat door middel van subsidies en onderzoek actief de invoering van biotechnologie steunt. Winst, innovatie en concurrentie zijn sleutelwoorden bij het economisch beleid, nationaal en internationaal. Staat en bedrijfsleven stimuleren, ieder vanuit hun eigen positie en mogelijkheden, de invoering van biotechnologie.  

Naast deze - fundamentele - opvatting over het karakter van de staat is het ook vanuit een andere invalshoek geredeneerd twijfelachtig of het overlegmodel met de staat als scheidsrechter werkt. Het kan niemand ontgaan zijn dat er de laatste jaren nogal wat veranderd is in de politiek. 

Inzetten op het beproefde overlegmodel lijkt wedden op een paard dat net kreupel naar de stal wordt geleid. Onder invloed van internationale ontwikkelingen als de Europese eenwording, internationalisering en herstructurering van de economie is de speelruimte voor nationale politiek aanzienlijk verkleind. Met straffe hand wordt geprobeerd de interne verhoudingen aan te passen aan de externe realiteit. Lastige 'linkse' verworvenheden als inspraak, overleg, beroepsmogelijkheden, democratisering worden stap voor stap teruggedraaid. Dat is een ontwikkeling waar je niet omheen kunt op het moment dat je de vraag stelt naar mogelijkheden van politieke beïnvloeding. 

Consument versus biotechnologie 

Vooralsnog klinkt er nog maar één antwoord op de rijdende trein van de biotechnologie: op het eindstation gaan staan wachten. Dit is ook een opvallend element in het interview: de hoop wordt gericht op de consumenten als potentiële verstoorders van biotechnologische dromen. Een perspectief dat bijvoorbeeld ook in de solidariteits- en milieubeweging opgang doet. Nu hoeft dat niet verkeerd te zijn. Voorlichting is een belangrijk onderdeel in het ontwikkelen van verzet tegen biotechnologie. 

Wezenlijke vraag daarbij is echter wat de inzet daarvan is. Het bewust en kritisch consumeren lijkt te gemakkelijk aan argumenten te ontsnappen die wezenlijke veranderingen ten doel hebben. Het vaandel waaronder de consument wordt aangesproken is de keuzevrijheid: het recht hebben te weten of je verantwoord voedsel naar binnen zit te lepelen of niet.  

Vraag is dan wat er onder verantwoord wordt verstaan. Gaat het om de smaak en afkooktijd van het bintje, om de schadelijkheid voor mens en milieu of de monopoliepositie van multinationals over de voedselproduktie? Bovendien is het maar de vraag wat die consumenten nu willen. Tomaten worden gemanipuleerd, behoeften ook. Helemaal wordt de consument dan ook niet vertrouwd. ook niet door Huib de Vriend.  

Willen ze al die lange en moeilijke verhalen en zo wel aanhoren? De uitweg daarvoor wordt gezocht door op het niveau van de consumentenorganisaties te gaan zitten. Essentieel daarbij is de positie die consumentenorganisaties innemen. Het is hun functie om de zaken van westerse consumenten te behartigen, en niet bijvoorbeeld de belangen van een boer(-in) in India. Op die manier wordt de politieke beïnvloeding steeds indirecter: het beïnvloeden van consumentenorganisaties, in de hoop dat die de consumenten kunnen beïnvloeden. 

Waarvoor? Om uiteindelijk mogelijk aan tafel te kunnen zitten in een 'uitgebalanceerd' driehoeksoverleg met het bedrijfsleven en de overheid? Tegelijkertijd wordt de informatievoorziening en daarmee de richting voor een maatschappelijke discussie op het niveau van de consumenten (de krantenlezer/-es) volledig overgelaten aan de direct belanghebbenden en vluchtige media. 

Wij zien biotechnologie als een fundamenteel gegeven. Biotechnologie is een belangrijk wapen in de strategie die wordt ingezet door multinationals en overheden om in de internationale concurrentiedrift winsten en invloed veilig te stellen. Hoe hard ze ook roepen dat het ook hun gaat om de oplossing van honger en milieuvernietiging, alles wijst op het tegendeel.  

Die fundamentele onderstroom willen wij op een radicale, krachtige manier naar boven halen. Met de weinige middelen die ons ter beschikking staan rechtstreeks proberen de ontwikkelingen te blokkeren en daarmee tevens aan de politieke bel trekken. Uiteindelijk is ook de invoering van biotechnologie geen ongrijpbaar proces dat zich achter ieders rug voltrekt. Er zijn concreet aanwijsbare verantwoordelijken en concreet aanwijsbare politieke momenten. De verantwoordelijken willen we aanwijzen en aanpakken. De politieke momenten (zoals bijvoorbeeld de vraag om verandering van de patentwetgeving) willen we aangrijpen om standpunten duidelijk te krijgen. En hopenlijk inspireren we anderen om ook het verzet tegen biotechnologie mede vorm te geven.  

Neem de 'schoffel' in eigen hand.... 

Een groep tegen biotechnologie 

1. Persverklaring Razende Rooiers werd gepubliceerd In NN #90, 8-8-91  

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1992