Naar archief

UIT: NN #80 van 21 maart 1991   

BANGLADESH 

Tussen de omverwerping van de diktatuur en parlementaire verkiezingen 

Bangladesh staat bekend als hulpland. Arm, overbevolkt en geteisterd door overstromingen. Bangladesh lijkt geen land van politieke strijd. Peter Custers, aktivist en betrokken bij het land, was zes weken in Bangladesh. Hij was getuige van voortdurende strijd: van gevangenen, textielarbeidsters en boeren en tegen de Golfoorlog. Het nu volgende verhaal is een verslag van zijn reis.   

Dit verhaal vangt aan op een moment dat de strijd lijkt te zijn gestreden, de rust lijkt te zijn weergekeerd. Als ik op 7 januari 1991 aankom in de hoofdstad Dhaka is de omverwerping van het bewind van generaal Ershad net een maand een feit. Meer dan 8 jaar van verzet tegen de militaire diktatuur zijn bekroond met een klinkklare overwinning. De overwinning is door de bevolking van Dhaka uitbundig dansend en zingend gevierd, als ware het een tweede 'bevrijding' van het land, vergelijkbaar in betekenis dus met Bangladesh' bevrijding van het Pakistaanse leger, in 1971. 

De overwinning moet primair worden toegeschreven aan studenten en werkloze jongeren, die in de maanden voorafgaand aan Ershad's val niet van de straten van de steden waren te slaan. Studenten hadden in 1982-'83 ook het voortouw genomen, toen zij als eersten durfden protesteren tegen maatregelen van de militaire regering. Hun wrok keerde zich destijds zowel tegen voorgestelde veranderingen in het onderwijsbestel als tegen de staat van beleg. 

Het verzet was vervolgens aanzienlijk verbreed, met arbeiders-stakingen, vrouwenakties, protesten van advokaten en andere midden-groepen, en in 1987 zelfs met blokkade-akties van boeren. Maar er trad ook een versmalling op: de koalities van burgerlijke partijen, onder leiding van de Awami Liga en de BNP, kanaliseerden het verzet tot een beweging met een één-punten-program, i.e. 'Ershad moet weg'. Onder hun leiding leden de tamelijk passieve, akties voor Ershad's aftreden in 1987-'88 schipbreuk. 

Uiteindelijk waren het de studenten die het verzet tegen de militaire diktatuur tot een triomfantelijk einde wisten te brengen. Op 10 oktober vorig jaar werden er in het centrum van Dhaka zitstakingen gehouden. Ter plekke sloten studentenorganisaties zich aaneen om medestudenten die die dag door de politie waren doodgeschoten de laatste eer te bewijzen. Ze richtten, geëmotioneerd, een 'All-Party students' Action' (de APSU) op, die de ene na de andere aktiedag organiseerde.  

Terwijl bekende oppositieleidsters, Khaleda Zia en Hasina Wazed, onderling bleven kibbelen, legden studenten onderwijsinstellingen in het hele land plat, bezochten fabrieken om de arbeiders tot aktie aan te sporen, en gingen rechtstreeks de konfrontatie met regeringsleiders aan: op 17 november hielden ze een beleg van de residenties van korrupte ministers! 

Kort na dit beleg gaven de 3 oppositiepartijen, op initiatief van de links-georiënteerde 5-partijen-alliantie, een gezamenlijke verklaring uit met een konkreet voorstel tot machtsoverdracht. Waarschijnlijk waren de Awami Liga en de BNP - partijen die de belangen van de kommerciële bourgeoisie vertegenwoordigden - beducht geworden dat boeren het voorbeeld van de studenten zouden volgen, dat de opstand zich naar het platteland zou verplaatsen.  

Door de verklaring van de oppositie werden weigerakties van vooraanstaande groepen aangewakkerd. Zo legden doktoren, en ook regeringsambtenaren, massaal hun funkties neer. Op 4 december liet Ershad via de televisie weten dat hij bereid was af te treden. Die nacht brak in Dhaka de pleuris uit: letterlijk honderdduizenden mensen negeerden de avondklok die was ingesteld, en trachtten te voorkomen dat Ershad en zijn handlangers-ministers het hazepad konden kiezen. Zo werden de landingsbanen van de luchthaven - gelegen op grote afstand van het centrum van de stad in het midden van de nacht spontaan bezet. Dhaka beleefde een ware 'insurrektie', een politieke volksopstand.  

Opstand in de gevangenis 

Begin januari lijkt de storm voorbij te zijn. Tot eind december is er nog massaal gedemonstreerd om de berechting en de exekutie te eisen van de voormalige diktator, maar intussen begint de aandacht te verschuiven naar de parlementaire verkiezingen die voor 27 februari aanstaande uitgeschreven zijn. Mijn gastheer, één van de leiders van de linkse, 5-partijen-alliantie, klaagt al bij mijn aankomst over het feit dat links dagelijks aan politieke invloed op de interim-regering inboet. Ik beleef slechts de naweeën van de opstand, en proef wel het versterkte zelfvertrouwen onder de bevolking als gevolg van de overwinning. 

Textielarbeiders met wie ik over de ervaring van de opstand tijdens mijn eerste treinreis, 's nachts onder het kaarslicht van de coup, praat, stellen onomwonden dat "Het Volk tot Alles in Staat" is, dat "De Massa Onoverwinnelijk" is. 

Toch blijkt een interim-periode geen periode van politieke rust te zijn in Bangladesh. In tegendeel, het rommelt op meerdere fronten tegelijk. Op 29 december zijn er in de centrale gevangenis van Dhaka gevechten uitgebroken tussen gedetineerden en de politie. Een politiemacht van liefst 900 agenten is de gevangenis binnengedrongen, en probeert de opstandige massa met stokken in bedwang te krijgen. 

De politiemannen worden door gedetineerden gewapend met pijpen teruggedreven, en ze vuren vervolgens geweerschoten af vanaf daken van huizen gelegen tegenover de gevangenis. Er vallen drie doden, maar de gedetineerden weigeren hun strijd op te geven. Ze vinden dat ook zij er recht op hebben de vruchten te plukken van de bevrijding, en gaan massaal in hongerstaking om sympathie voor hun zaak te winnen. 

Natuurlijk zeggen boze stemmen in de rijke wijken van Dhaka dat aanhangers van de verdreven diktator achter de gevangenisopstand zitten. Zij zouden de voorbereidingen op de parlementaire verkiezingen willen verstoren. Een van de meest gelezen dagbladen, Ittefaq, beweert dat de rebellie wordt geleid door geharde kriminelen. Ik probeer meer te weten te komen door te posten bij de hoofdpoort van de centrale gevangenis, en klamp mij vast aan een armoedig geklede, gebaarde man die net uit de bajes ontslagen wordt. 

Hij geeft me een opsomming van de namen van de rebellenleiders, -volgens hem allemaal aktivisten behorend tot politieke partijen die bij de omverwerping van generaal Ershad betrokken zijn geweest. De opstand verspreidt zich in de navolgende dagen van de hoofdstedelijke gevangenis naar gevangenissen in andere steden, en de interimregering voelt zich tenslotte genoodzaakt een kompromis te sluiten waarbij duizenden gedetineerden vrijlating in het vooruitzicht wordt gesteld. 

Demonstraties van kledingarbeidsters  

Van vergaande betekenis zijn de massale protesten die sinds januari plotseling gevoerd worden door arbeidsters en arbeiders van kledingbedrijven. De werkomstandigheden in deze sektor behoren tot de schrijnendste in de industrieën van Bangladesh. Fabrieken voor de op export gerichte produktie van broeken, hemden en polo's, zijn in Bangladesh de afgelopen 14 jaar als paddestoelen uit de grond verrezen. De eigenaren nemen bij voorkeur vrouwen in dienst die afkomstig zijn van het platteland, en aarzelen niet om hen als slavinnen uit te buiten.  

Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat worden de jonge vrouwen, en ook kinderen, opgesloten in stoffige ruimtes, en moeten ploeteren voor een hongerloon van 600 of 800 Taka (30 à 40 gulden) per maand. Met wetten en officiële regels over minimumlonen, arbeidstijden, betaling van overuren, enzovoorts, wordt door de fabriekseigenaars bijna unaniem de hand gelicht. En terwijl in andere industrieën wel vakbonden steeds met grof geweld buiten de deur gehouden worden. 

Op 27 december jongstleden brak er in een fabriek nabij Dhaka, genaamd 'Saraka', een brand uit, die de gewelddadige rust in de kledingsektor hevig heeft verstoord. De brand verwoestte de twee bovenste verdiepingen van het fabrieksgebouwen kostte aan zeker 25 vrouwelijke arbeiders en kinderen het leven. Sommigen werden levend verbrand, maar de meesten stierven door gebrek aan zuurstof en door de paniek die ontstond doordat de hoofdingang van de fabrieks branduitgangen, en alle fabriekspoorten waren gesloten. De slachtoffers zaten als ratten 1n de val.  

Het oordeel van Bengaalse dag- en weekbladen over de oorzaak van de ramp is eensluidend: net als zijn kollega's heeft de eigenaar van Saraka de voorschriften met betrekking tot beveiliging van de fabriek genegeerd. De reaktie van de kledingarbeidsters op deze ramp is ongekend. Als het tragiese bericht zich langs bedrijven in Dhaka verspreidt, trekken arbeidsters voor het eerst in de geschiedenis massaal de straat op. Op 2 januari houden naar schatting 20 duizend kledingarbeidsters een demonstratie en eisen schadeloosstelling van de slachtoffers van 'Saraka'.  

Vertegenwoordigsters worden zelfs ontvangen door de interim-president, aan wie ze een petitie aanbieden. Voor het eerst in de geschiedenis word t er ook een algemene staking, een 'hartal', gehouden in de kledingsektor. En hoewel de fabrieksmanagers ook ditmaal geen middelen schuwen om de spontane protesten te smoren - de betoging op 2 januari wordt beschoten door huurlingen, en sommige arbeidsters worden op staande voet ontslagen - lijkt de beweging niet meer te stuiten.  

Met steun van de progressieve 'Workers' Party' van Bangladesh wordt in de loop van de maand een nieuwe vakbondsorganisatie opgericht, die zegt in een zestigtal fabrieken aanhang/st/ers te hebben. De kersverse leidsters van de bond die ik bij gelegenheid van demonstraties in februari interviewde zijn vastberaden de strijd voor verbetering van de arbeidsomstandigheden voort te zetten. "Er is geen andere uitweg dan die van organisatie en verzet", zegt een leidster die zojuist ontslagen is. 

Protesten tegen de Golfoorlog 

Voor veel mensen in het Westen - inklusief ontwikkelingsdeskundigen en koördinatoren van hulporganisaties is Bangladesh een land van achterlijke boeren, die dankzij veel bevoogding en massale buitenlandse steun wellicht zover te krijgen zijn, dat ze 'de weg van vooruitgang' te kiezen. Aan die mensen vertel ik nog het liefst de ervaringen die ik opdoe midden januari, op het moment dat de bombardementen op Iraakse steden beginnen. Er stroomt dan een enorme golf van verontwaardiging over het land, waarop ook de Bengaalse politici volstrekt niet lijken te zijn ingesteld. 

In de herfst van vorig jaar zijn de voorbereidingen op de massaslachting reeds van invloed geweest op het politieke klimaat in Bangladesh. De schommelingen in de prijs van olie op de wereldmarkt worden door de militaire regering aangegrepen om de prijs van dieselolie in één klap te verdubbelen. De gevolgen voor de verpauperde massa's zijn desastreus. Boeren die irrigatiepompen gebruiken en vaak al in de schulden zitten, zien hun produktiekosten stijgen, en iedereen klaagt over de 100 procent stijging in de prijzen van het openbaar vervoer. 

Mede daardoor bereikt de woede onder de bevolking een nieuw kookpunt en vindt de studentenbeweging tegen de militaire diktatuur extra weerklank. Wanneer de eerste berichten over de bombardementsvluchten via de radio doorkomen hebben rechtse en linkse partijen het erg druk met hun verkiezingskampagnes. Zelfs de 5 partijenalliantie is verrast, en beperkt zich tot een symbolies protest om de terugkeer van soldaten, die door Ershad naar Saoudi Arabi waren gestuurd, te eisen.  

De Bengaalse bevolking reageert echter onmiddellijk massaal en alert. Nauwelijks zijn de eerste bommen boven Bagdad uitgeworpen, of protestdemonstraties komen in Dhaka spontaan op gang. Sommige van de betogingen worden gehouden door vrome moslims, met de foto van Saddam Hoessein, andere worden bijvoorbeeld aangevoerd door studenten van de APSU, die zich luidruchtig keren tegen de 'Oorlog om de Olie'. En op het platteland reageert men al even spontaan.  

Als ik een dag later naar het zuid-westen van het land afreis om kennis te maken met het basiswerk van één van de progressieve boerenorganisaties, tref ik onderweg overal protestmarsen. Tot in de kleinste dorpsmarkten wordt tegen de oorlog gestemd, en overal symboliseert men dat op een zelfde wijze: middels een stropop van 'duivelsman' Bush, met bamboestok in zijn achterste en olielamp in zijn hand, om aan te geven dat men hem verwenst.  

Tot in de verste uithoeken van het land luisteren de boeren in januari gespannen naar het oorlogsnieuws op de radio. Zelfs in het dorp, gelegen in een uitgestrekte zandvlakte (char) langs de rivier de Brahmapoetra, dat ik aan het eind van de maand bezoek, wordt door arme boeren over de oorlog gediskussieerd. En niet alleen moslims zijn geagiteerd. Ook boeren die de Hindoe'istiese godsdienst belijden veroordelen de bombardementen op Irak. 

Boeren Diep in de Schulden  

Mijn zes weken durende reis was deels ingegeven door de wens zicht te krijgen op de sociaal-ekonomiese veranderingen die hebben plaatsgevonden sinds mijn gedwongen vertrek 14 jaar terug. De konfrontatie met de hoofdstad Dhaka is een ware schok. In 1975 stonden er in de hele stad twee gebouwen met veel verdiepingen, beide luxueuze hotels voor hoge, buitenlandse gasten.  

Inmiddels is Dhaka uitgegroeid tot een metropolis. Flatgebouwen, moderne restaurants en splinterniewe toyota's bepalen het straatbeeld. Volgens een topambtenaar van de belastingdienst hoopt alle rijkdom zich op bij vooraanstaande families van de hoofdstad, 90 procent van de buitenlandse hulp wordt door hen 'opgegeten'! De hulp stelt hen in staat villa's en flats te bouwen, en vormt zo een bijdrage aan de vernietiging van Bangladesh' natuurschoon: als je de bus vanuit Dhaka in westelijke richting neemt, kom je tegenwoordig langs een tientallen kilometers uitgestrekt gebied van steenbakkerijen. Waar vroeger groene rijstvelden onder de blauwe hemel een lust voor het oog waren, zie je nu arbeiders/sters klei sjouwen onder de zwarte rook van de schoorstenen, en onder een sombere, grauwe lucht.  

Op het platteland is er verder bitter weinig veranderd; dezelfde ondervoede mensen als toen, dezelfde hutten van klei en stro. In de 14 jaar die gepasseerd zijn lijkt de ekonomiese krisis zelfs te zijn verergerd, en dat wordt het sterkst weerspiegeld in de schuldenproblematiek. Een boer in de provincie Khoelna rekent me voor hoe hij steeds verder in het moeras wegzakt. De kosten van zaden, kunstmest en pesticiden die hij gebruikt zijn hoog, en de prijzen voor de rijst, op het moment dat hij zijn oogst binnenhaalt, veel te laag. De opbrengst van de 5 bigha aan grond die hij bewerkt (+ 6500 m2) is slechts 4000 Taka (+200) gulden per seizoen, lang niet, genoeg om de lening te kunnen terugbetalen die hij bij de Agrariese Bank gesloten heeft. Binnenkort moet hij bij een woekeraar aankloppen, die nog veel meer rente eist dan de bank. Onvermijdelijk verliest hij binnen afzienbare tijd zijn grond. 

In Bangladesh staan tegenwoordig niet alleen de miljoenen landlozen, maar zelfs keuterboeren met de rug tegen de muur. Een belastingambtenaar, die ik eveneens in Khoelna tegenkom, is ervan overtuigd dat elk boerengezin in Bangladesh gemiddeld tenminste een schuld van 30 duizend Taka (i.e. 7 ,5 maal de oogstopbrengst van de bovengenoemde boer heeft). Bij rechtbanken lopen honderdduizenden aanklachten tegen boeren die hun terugbetalingsverplichtingen niet weten te voldoen, en op meerdere plaatsen moet ik verhalen aanhoren over mannen die op de vlucht geslagen zijn uit angst gearresteerd te worden. 

Terwijl handelaren die in naam van 'industriële projekten ' grote sommen geld hebben geleend terugbetalingsverplichtingen heel gemakkelijk omzeilen, worden de duimschroeven aangedraaid bij boeren, die een klein bedrag hebben geleend. Geen wonder dat .ook de meeste mensen op het platteland het autokraties bewind van generaal Ershad, kwijt wilden. 

Verdeling van grond 

Hatiya is een eiland van natuurschoon, gelegen in de Baai van Bengalen, dat scherpe sociale tegenstellingen kent. Volgens de gids die me erheen brengt bezitten sommige grootgrondbezitters er liefst 2000 bigha aan grond, wat enorm veel is voor land met vruchtbare aarde en tweevoudig/drievoudige oogsten. Grootgrondbezitters buiten pachters uit via een deelbouwsysteem, waarbij ze de helft opstrijken van de oogst. Bovendien eisen ze, net als in koloniale tijden, dat de rijst op hun erf wordt gedorst.  

Daarnaast kampt men in Hatiya nog eens met een probleem van erosie: veel mensen zijn landloos geworden doordat zo'n 80 vierkante mijl aan de noordkant van het eiland door de zeegolven zijn weggespoeld. Als ik op Hatiya aankom wordt er net een bezetting van zogenaamd khasland voorbereid, - i.e. van braakliggende grond die officieel in handen is van de regering en volgens de wet toekomt aan landloze boeren.  

De bezetting blijkt al enkele maanden geleden in het vooruitzicht te zijn gesteld. Op 27 oktober vorig jaar hielden volgens plaatselijke organisatoren zo'n vijfduizend landloze boeren, uitgerust met rode petten en lange stokken, een massabijeenkomst. Ze eisten dat nieuw aangeslibde grond in het zuidelijke deel van Hatiya onder hen zou worden verdeeld, zoals de wet voorschrijft, en wel voor 10 januari. Inmiddels is de periode van het ultimatum verstreken, en zo'n duizend boeren met dekens en bundels voedsel staan klaar om in aktie te komen. 

Enkele uren voor het startsein wordt de aktie door de leiding van de Khet Majur Union - de bond van landarbeiders die het initiatief tot de bezetting genomen heeft - echter afgeblazen, omdat funktionarissen van de interimregering om twee weken respijt hebben gevraagd. Sommige land lozen keren teleurgesteld huiswaarts, maar over het geheel genomen lijkt de vastberadenheid onder de leden van de bond ongebroken.  

Tijdens de twee navolgende dagen reis ik het eiland met n van de leidende aktivisten af, en kan zelf konstateren hoe diep verankerd Khet Majur Union in de dorpen van Hatiya is. Bijna overal kunnen spontaan bijeenkomsten met leden van de bond gehouden worden, in alle dorpen van het noorden tot aan de zuidelijkste punt van het eiland toe - waar we doorheen komen bestaat er een organisatiestruktuur van de bond. 

Hoe is de Khet Majur Union erin geslaagd op dit afgelegen eiland zoveel kracht te ontwikkelen? Anwar Hossain is koördinator van de bond op Hatiya. Hij geeft tussen de bedrijven door 's nachts een korte samenvatting van de beweging hier. Hoewel hij al sinds het midden van de zeventiger jaren onder de boeren in Hatiya politiek aktief is, reageren de landloze boeren met name enthousiast, sinds men de bezetting van khasland, van braakliggende grond, ter hand genomen heeft.  

Bij de eerste bezetting vloeide weliswaar veel bloed; gewapende bendes, die waren gehuurd door de grootgrondbezitters, probeerden de landlozen met geweld tegen te houden. Echter, toen die bendes eenmaal waren uitgeschakeld, werden de volgende bezettingsakties een stuk makkelijker, want het staatsapparaat is op Hatiya vrij zwak. Er zijn maar een paar politieposten, en de politieagenten halen zich liever niet de toorn op de hals van duizenden landloze boeren met stokken. 

Het sukses van de boerenmobilisatie lijkt verder te danken aan het feit dat de landelijke leiding van de Khet Majur Union in 1989 een vrijwilligerskorps heeft opgericht, de zogenaamde 'Troepen met de Rode Petten'. Die oprichting vormt een tweede sleutel tot het sukses van de beweging op Hatiya, - naast de keuze voor akties die gelegitimeerd kunnen worden middels de wet.  

De Bond van Landarbeiders heeft lering getrokken uit de geschiedenis, zo lijkt het althans. Tot tweemaal toe heeft Oost-Bengalen (na Bangladesh) tijdens deze eeuw grootschalige boerenbewegingen gekend. In de veertiger jaren vochten 6 miljoen mensen voor verhoging van het aandeel van de pachters in de rijstoogsten, en in de jaren zestig ontketende de bejaarde leider Bhashani een plattelandsbeweging die min of meer samenviel met de toenmalige volksopstand tegen de (Pakistaanse) militaire diktatuur. Telkenmale zorgden vrijwilligerskorpsen voor de nodige strijdbaarheid. De rode petten en de lange stokken spreken vooral tot de verbeelding van landloze boeren die heel weinig te verliezen hebben. 

Arme Boerinnen  

Alle delegaties arriveren per boot, en trekken vanaf de landingsplaats in optocht, met spandoeken en vlaggen, naar het schoolplein waar de kleurrijke Konferentie-tent is ingericht. Elke delegatie bestaat uit honderden boeren en boerinnen, die er veel voor hebben overgehad om deze plek te bereiken. Zo zijn sommige boten opgehouden door een zware mist die er op de morgen van de 14e februari boven de rivier hangt, en hebben de passagiers meerdere maaltijden gevast.  

Bovendien moeten er nog heel wat kilometers met lege magen worden afgelegd, al vorens men zijn bestemming bereikt. Als de ene na de andere betoging onder de rieten bogen met de namen van de martelaars van het boerenverzet doortrekt, worden ze door toeschouwers en medestanders/sters enthousiast begroet. 

Midden februari houden in de zuidelijke provincie Patuakhali de Krishok (Boeren) Federatie en de Khisani Sabha (Boerinnenbond) een nationale konferentie, waaraan naar schatting 12 duizend mensen deelnemen. Het is een driedaags gebeuren dat van de organisatoren het uiterste vergt. Door de Golfoorlog waren de vervoerskosten van de boten, die gehuurd moesten worden om de delegaties op hun bestemming af te leveren, plotsklaps veel hoger geworden.  

Veel hoofdbrekens kostte ook de taak van het voeden van de delegatieleden. Er zijn niet minder dan 250 maund (10 duizend kilo) rijst ingeslagen, 90% daarvan is volgens de voorzitter van de Federatie bijeengebracht door huis-aan-huis inzamelingen. Een kookploeg van mannelijke vrijwilligers is dag en nacht in touw om de standaardmaaltijden van rijst en linzen te bereiden. De konferentie in Patuakhali vormt een hoogtepunt in de geschiedenis van de nu 14 jaar oude Krishok Federatie. 

Begin tachtiger jaren vergaarde de Federatie - net als de Bond van Landarbeiders nu - kracht door bezettingen van braakliggende gronden. Na een krisisperiode heeft de boerenorganisatie nu opnieuw de wind in de zeilen, en dat komt gedeeltelijk door gedegen publiciteitswerk. In toespraken tot de toehoorders in de tent leggen regionale boerenleiders uit hoe er in de eigen streek op het eisenpakket van de Federatie wordt gereageerd. De boeren vinden zich ondermeer in de eis van kwijtschelding van agrariese leningen. 

Ook de kampagne tegen korruptie bij het heffen van belastingen heeft aangeslagen. Door de tekst van de wet op grondbelasting massaal te verspreiden is in enkele regio's paal en perk gesteld aan die korruptie. 

Tijdens de Konferentie wordt ook het programma van de Kisani Sabha, de boerinnenbond, besproken. De Sabha bestaat nog nauwelijks een jaar, maar zij heeft in dit ene jaar grondig afgerekend met het idee als zouden dorpsvrouwen in Bangladesh niet te organiseren zijn vanwege de traditie van poerdah, die vrouwen uitsluit van deelname aan het openbare leven. Volgens de voorzitster telt de Sabha nu 22 duizend leden.  

Voorbeeldig is de aktie die op 29 december jongstleden gehouden is in Doshmina, tegen de zogenaamde Grameen Bank. Die bank is in het Westen vermaard als, de bank die uitsluitend leningen verschaft aan landloze vrouwen. Echter, z'n beambten zijn onverbiddelijk tegenover vrouwen die er niet in slagen op tijd hun terugbetalingsverplichtingen te voldoen. Ze veilen de schamele bezittingen van haar gezinnen, en in Doshmina hebben ze een klant zo hard geslagen dat ze haar been brak. Uit protest omsingelden een paar duizend vrouwen het bestuurscentrum van het subdistrikt, en eisten schadeloosstelling van de gewonde zuster! 

De aanwezigheid en de aktieve deelname van arme boerinnen aan de Konferentie maakt op mij een bijzondere indruk. Ze zijn veel gedisciplineerder dan de mannen, met hun babies op schoot luisteren ze uren achtereen naar de toespraken vanaf het podium. En wanneer er gelegenheid geboden wordt voor een open diskussie, vormen vrouwen een lange rij bij de mikrofoon, om de duizenden mensen in de tent toe te kunnen spreken. De één trilt, de ander huilt, maar geen wil de gelegenheid missen om haar verdriet over honger en gebrek te delen met andere boerinnen.  

Leidsters van de Sabha leggen op haar beurt de nadruk op specifieke vrouwenproblemen, zoals de hoge bruidschatten, waardoor dochters uit arme boerengezinnen niet uitgehuwelijkt kunnen worden. Het eisenpakket van de Sabha wordt tijdens de Konferentie aangepast: voortaan wordt niet alleen bezitsrecht voor vrouwen opgeëist, maar o.a. ook dat mannen in de toekomst huishoudelijke taken op zich zullen nemen. Zo'n eis is nooit eerder door een plattelandsorganisatie in Bangladesh gesteld. 

Parlementaire verkiezingen 

Intussen hebben er op27 februari jongstleden parlementaire verkiezingen plaats gehad, zoals was afgesproken tussen de interim-president, en de 3 koalities van politieke partijen die hem in december aan de macht brachten. De verkiezingen zijn alom geprezen als de eerste sinds Bangladesh' formele onafhankelijkheid waarbij niet op grote schaal met de uitslag is geknoeid.  

Toch kan men niet van 'neutrale' verkiezingen spreken, want om mee te kunnen dingen naar een parlementszetel moest je behoorlijk in de slappe was zitten. De meeste kandidaten gaven tonnen geld uit om de kiezers te paaien. Hongerende bedelaars moesten in januari met lede ogen aanzien hoe er overal peperdure verkiezingsbogen, van bamboestokken en katoenen stof, werden geïnstalleerd. 

De verkiezingen - dat stond bij voorbaat vast - zouden hoofdzakelijk een krachtmeting worden tussen twee dames, Khaleda Zia en Hasina Wazed, die beide erfgenamen zijn van vermoorde presidenten. Beide voeren politieke partijen aan, de BNP en de Awami Liga respektievelijk, die belangen behartigen van (delen van) de kommerciële bourgeoisie. Geen van beide is echt geïnteresseerd in verbetering van de levensstandaard van landloze boeren. 

Tot aan het midden van februari was er in Bangladesh ook weinig te bespeuren van de zo gebruikelijke 'verkiezingskoorts'. De boeren leken zich eerder druk te maken over de Golfoorlog dan over verkiezingsvooruitzichten.  

Toch heeft de stembus-uitslag een grote verrassing opgeleverd. Voor velen was de Awami Liga, met zijn geoliede organisatie-apparaat, de gedoodverfde winnaar, maar de partij behaalde nog geen derde van de zetels - tegenover een bijna absolute meerderheid voor Khaleda's BNP. Wellicht zijn veel kiezers gezwicht voor de net iets listigere beloftes van Begum Khaleda? Zij beloofde de prijs van olie te zullen verminderen, en gerechtelijke aanklachten tegen boeren met schulden te zullen schrappen. 

Wellicht ook hebben veel boeren hun geheugen opgefrist. Zowel de regeringsperiode van de Awami Liga als die van de BNP werden gekenmerkt door autokraties bestuur, maar juist ten tijde van het bewind van de eerstgenoemde partij strekte de staatsterreur zich tot ver op het platteland uit. Het paramilitaire leger van destijds, de Rakkhi Bahini, zaaide overal dood en verderf.  

Met Khaleda als eerste minister zullen dat soort excessen de komende jaren wellicht vermeden worden. Maar van de zo hoog noodzakelijke landhervormingen zal ook onder haar bewind waarschijnlijk weinig terecht komen. Mogelijk neemt het leger na een volgende fase van ekonomiese chaos zelfs opnieuw de macht over. Je kan je dan ook terecht afvragen wat acht jaar volksverzet tegen de militaire diktatuur nu werkelijk opgeleverd heeft. Is al die strijd dan voor niets geweest?  

Eén les, zo zeggen veel progressieve aktivisten/s in Bangladesh, valt nooit meer uit te wissen,- de les dat de bevolking heersers die zij zat is aan de kant zetten kan. "Als de studenten er in twee maanden tijd in kunnen slagen diktator Ershad middels een opstand ten val te brengen, waarom zouden wij, de boeren, dan niet hetzelfde kunnen doen? Als er niet naar ons geluisterd wordt kunnen we toch zelf een eind maken aan de heerschappij van de families in Dhaka, die zich ten koste van ons in weelde baden?" 

17 maart, 1991  

Peter Custers

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1991