Naar archief

UIT: NN #74 van 24 januari 1991   

Westelijke sahara 

15 Jaar bezet door Marokko, 15 jaar strijd voor onafhankelijkheid 

Jaarlijks vliegen enige tienduizenden toeristen uit Nederland voor een vakantie naar Marokko of boeken een cruise die de Canarische eilanden en Marokko aandoet. Slechts enkelen van hen beseffen dat zij vlakbij een slagveld zijn, waarop Marokko sinds 1975 een vuile oorlog voert.  

In de voormalige Spaanse kolonie de West Sahara (Spaanse Sahara), gelegen aan de noordwest kust van Afrika, strijdt het volk van de Sahara en de bevrijdingsbeweging Front Polisario, voor zijn recht op zelfbeschikking en onafhankelijkheid. Toen de oude koloniale macht Spanje zich in 1975 uit het land terugtrok, marcheerden de legers van de buurlanden Marokko en Mauretanië de Westelijke Sahara binnen en begonnen een veroveringsoorlog, die tot op de dag van vandaag voortduurt. De Saharaanse bevolking wordt geïntimideerd, gevangen gezet, gemarteld, gedeporteerd. Tienduizenden Saharanen zijn gedood, meer dan 800 'verdwenen' en duizenden jongeren gedeporteerd.    

Een groot deel van de Saharaanse burgerbevolking vluchtte in 1975 voor de napalmbommen en arrestatie-eenheden uit en leeft sindsdien in ballingschap in de vluchtelingenkampen in de Algerijnse woestijn. Daar hebben de Saharanen onder de moeilijkste omstandigheden hun overleving georganiseerd. Zij hebben het onderwijs en de gezondheidszorg georganiseerd, tuinen aangelegd en werkplaatsen ingericht, om de akute nood te lenigen en zich tegelijkertijd voor te bereiden op het leven in een onafhankelijke 'Democratische Arabische Republiek Sahara' (DARS). Om het leven in de vluchtelingenkampen en de vrijheidsstrijd te organiseren zijn demokratiese strukturen ontstaan, waarin de Saharaanse vrouwen een sterke, zelfbewuste rol spelen.    

Eind februari organiseert de solidariteitsbeweging met het Saharaanse volk voor het tweede achtereenvolgende jaar een internationale aktiedag. Op deze dag wil men de strijd van het volk van de Sahara en de vuile oorlog, die Marokko tegen hen voert, onder ieders aandacht brengen. De komende weken zullen in de NN enige artikelen over deze problematiek verschijnen. We willen belangstelling en betrokkenheid werven voor een thema dat in de media bijna onbesproken blijft en dat ons desondanks niet onaangeraakt kan laten.  

De Westelijke Sahara is een woestijngebied. Men leefde er van oudsher van seizoenslandbouw, het vee, de jacht en visserij. De mensen die er woonden, leefden in kleine groepen en trokken op zoek naar weidegronden voor hun kuddes kamelen en geiten vaak vele honderden kilometers per jaar door een gebied in het westen van de Sahara, dat naast de latere Spaanse Sahara ook streken in de huidige staten Algerije, Marokko en Mauretanië omvatte. Door handelskaravanen verbonden zij de ekonomiese gebieden ten noorden en ten zuiden van de woestijn met elkaar.    

De kleine veelal rondtrekkende groepen behoorden alle tot de ongeveer twintig nomadenstammen. Deze stammen hadden een groot aantal zaken gemeen: de taal (het Arabiese Hassania), hun levenswijze en een aantal kulturele kenmerken, wat zich uit(te) in de poëzie, de eetgewoonten en de kleding. Zij kenden geen centraal gezag en hebben zich nooit onderworpen aan de Marokkaanse sultans in het noorden of de emirs in het zuiden.    

Binnen elke stam bestond een soort overlegstruktuur, een raad van ouderen, waarvan de invloedrijkste volwassen mannen deel uitmaakten. Deze raad besprak belangrijke onderlinge geschillen en legde straffen op aan overtreders van de ongeschreven wetten volgens het gewoonterecht. Daarnaast regelde de raad ondermeer de benutting van de weidegronden en de verdediging bij dreiging van buitenaf, zonodig samen met andere stammen.  

SPAANSE KOLONIE  

Zeelieden die de kust van de Westelijke Sahara bezochten om handel te drijven, slaven te vangen en kleine steunposten in te richten, waren de eerste uitingen van het Europese kolonialisme waar de Saharanen mee te maken kregen. In 1884 vestigde een Spaanse expeditie een bescheiden handels- en militaire post op het schiereiland van Rio de Oro (het latere Villa Cisneros, arab. Dakhla). Andere Spaanse vestigingen aan de kust volgden. Met Frankrijk, dat het omliggende gebied in noordwest Afrika (Algerije, Marokko, Mauretanië) veroverde, maakte Spanje afspraken over de grenzen van 'zijn' gebied deze regio.    

Frankrijk bedreef de militaire verovering van de regio veel energieker dan Spanje. Omdat de Saharanen in het Frans kolonialisme hun voornaamste vijand zagen, namen zij deel aan het verzet van de naburige bevolking tegen de Fransen. De Westelijke Sahara werd de operationele basis voor het anti-koloniale verzet in de gehele regio.    

Nadat Frankrijk het verzet in 'zijn' gebieden had gebroken, dwong het Spanje ook de Westelijke Sahara onder koloniale kontrole te brengen. Vanaf 1934 rukten Spaanse troepen met Franse ondersteuning het achterland binnen, vestigden steunpunten en versloegen het Saharaanse verzet.  

In de vijftiger jaren versterkte de anti-koloniale beweging in noordwest Afrika zich en nam nieuwe vormen aan. In 1954 begon de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog en in 1956 bereikte Marokko na langdurige onderhandelingen met de koloniale overheersers zijn onafhankelijkheid. Veel Saharanen namen deel aan de onafhankelijkheidsstrijd in de buurlanden.  

In 1957 kwam het in de Westelijke Sahara zelf tot een grote opstand. De Spanjaarden moesten zich in enkele plaatsen aan de kust terugtrekken. Met de steun van Frankrijk en de Marokkaanse koning Mohammed V werd de opstand uiteindelijk in 1958 neergeslagen. Spanje toonde zich dankbaar jegens de Marokkaanse koning en schonk hem de provincie Tarfaya in het noorden van de Westelijke Sahara. De Marokkaanse autoriteiten zagen de daar levende Saharanen als 'gevaarlijke elementen' en onderdrukten hen hard.  

In de jaren zestig werden grote hoeveelheden fosfaat bij Bu Craa ontdekt. De ontginning vergde grote investeringen en bracht nieuwe bedrijvigheid met zich mee. De stadjes El Ayoun, Dakhla en Smara groeiden snel. Veel Saharanen gaven het nomadenbestaan op, vestigden zich in deze plaatsjes en vonden werk in de oplevende ekonomie. Met de verandering van de levensomstandigheden veranderde ook de vorm van het Saharaanse verzet zich tegen de koloniale machthebbers. Er ontstond een politieke beweging die niet meer georiënteerd was op de stammenstrukturen van de nomadensamenleving en waarin veel jonge ontwikkelde Saharanen een vooraan­šstaande rol speelden.  

In 1968 ontstond de 'Organisatie voor de bevrijding van Saguia el-Hamra en Oed el-Dahab', die met vreedzame middelen de onafhankelijkheid wilde bereiken. Toen zij op 17 juni 1970 in de openbaarheid trad, door met duizenden mensen in Zemla, een wijk in de hoofdstad El Ayoun, op vreedzame wijze voor onafhankelijkheid te demonstreren, grepen de Spaanse autoriteiten in. Het Spaanse vreemdelingenlegioen doodde tientallen betogers en de daarop volgende dagen verdwenen honderden Saharanen in gevangenissen, van waaruit zij nooit meer terugkeerden. Hoewel de organisatie was verslagen, versterkte deze gebeurtenis wel het nationale bewustzijn van de Saharanen.    

In de daarop volgende jaren reorganiseerde de Saharaanse bevrijdingsbeweging zich, deels in het land zelf, deels in de buurlanden. Op 10 mei 1973 werd het Front Polisario (Frente Popular para la Liberacion de Saguia el-Hamra y Rio de Oro) opgericht. Dit volksfront, met de legendariese, bij een latere nachtelijke aktie omgekomen El Ouali als één van haar oprichters en eerste sekretaris-generaal,was en is een bundeling van al die mensen die ongeacht hun politieke overtuiging, genoeg hadden van de Spaanse overheersing en zelf de ontwikkeling van hun land ter hand namen. De beweging eiste volledige onafhankelijkheid van het land en wees een schijnonafhankelijkheid onder Spaanse kontrole evenzeer af als annexatie door de buurlanden. Voor het praktiese werk kreeg zij grote steun uit alle lagen van de Saharaanse bevolking.    

Met de gewelddadige onderdrukking van de demonstratie in Zemla en de aansluitende golf van repressie had Spanje getoond, dat het niet bereid was gehoor te geven aan een vreedzame beweging voor onafhankelijkheid. Het Front Polisario besloot daarom om de onafhankelijkheidsstrijd vanaf het begin aan ook met militaire middelen te voeren. Tien dagen na de oprichting vond met enkele lichte wapens de eerste aktie, tegen de Spaanse politiepost El Khanga, plaats. Het Front Polisario viel Spaanse troepen aan, pleegde sabotage-akties en mobiliseerde de bevolking om het verzet te steunen (demonstraties). In 1975 had het Spaanse leger zich teruggetrokken in de kuststeden en in de zomer van 1975 voerden de Spaanse autoriteiten zelfs besprekingen met het Front Polisario om het bestuur over het gebied over te dragen.  

GROOT-MAROKKO    

Het konflikt over de toekomst van de Westelijke Sahara zou zich niet alleen tussen de Saharanen en Spanjaarden afspelen. Na de onafhankelijkheid van Marokko hadden Marokkaanse konservatieven en de nieuwe koning Hassan II het idee van een Groot-Marokko, dat naast de Westelijke Sahara, ook Mauretanië en grote delen van Algerije en Mali moest omvatten, tot een belangrijk thema van binnenlandse propaganda gemaakt.  

Het achterliggende doel van de expansie-politiek richting Westelijke Sahara was drieledig: 1. de aandacht van de bevolking af te leiden van de binnenlandse problemen; 2. het leger iets te doen te geven, zodat het na twee coup­pogingen uit het centrum van de macht verwijderd kon worden; en 3. de toeëigening van de grote hoeveelheden fosfaat in de Westelijke Sahara.  

Marokko werd in zijn expansiepolitiek niet tegengewerkt door Frankrijk en de VS, die in koning Hassan II een trouwe bondgenoot in de Arabiese wereld zagen. Mauretanië, bang voor de Marokkaanse plannen, maakte eveneens aanspraken op de Westelijke Sahara.    

In 1960 namen de Verenigde Naties (VN) een resolutie aan waarin stond dat alle nog gekoloniseerde gebieden onvoorwaardelijk hun onafhankelijkheid moesten opeisen, waarbij de bevolking van deze gebieden vrij over zijn toekomst - zoals de oprichting van een eigen staat - moest kunnen beslissen. De Spaanse Sahara stond ook op de lijst. Vanaf 1965 droegen de VN de Spaanse regering jaar na jaar op de Westelijke Sahara te dekoloniseren en de Saharanen de mogelijkheid te geven hun recht op zelfbeschikking uit te oefenen. Op 16 oktober 1975 maakte het Internationale Gerechtshof in Den Haag bekend dat de aanspraken van Marokko en Mauretanië op niets stoelden; niets lag de onafhankelijkheid van de Westelijke Sahara in de weg.    

Nog dezelfde avond maakte koning Hassan II over radio en televisie bekend dat het gerechtshof de Marokkaanse positie onderschreef. Hij kondigde een 'Groene Mars' aan, de 'vreedzame intocht van 300.000 Marokkaanse burgers in de Marokkaanse Sahara' om het gebied voor het Marokkaanse rijk 'terug te winnen'.    

De volgende dagen viel het Marokkaanse leger met vernietigende kracht de Westelijke Sahara binnen. Op 6 november begon de spektakulaire 'Groene Mars', die door de internationale media breeduit verslagen werd, terwijl deze nauwelijks melding maakten van de verschrikkingen die het Marokkaanse leger onder de Saharaanse bevolking aanrichtte. En vanaf december trok het leger van Mauretanië het land binnen. Spanje, dat zich onder internationale druk had uitgesproken voor een referendum waarin de Saharanen zich in het zicht van een eventuele latere onafhankelijkheid over zelfbeschikking konden uitspreken (!), wilden geen oorlog riskeren en greep niet in.  

Op 28 februari 1976 trok Spanje zich terug uit de Westelijke Sahara. De voorafgaande dag, op 27 februari 1976, toen de Saharaanse burgers nog op de vlucht waren voor de legers van Marokko en Mauretanië en het Front Polisario met bescheiden middelen verzet bood, werd in het nog niet bezette Bir Lehlou door de Saharanen de zelfstandige Saharaanse staat 'Democratische Arabische Republiek Sahara' (DARS) uitgeroepen.  

DE MUUR    

In gevechten met Spaanse troepen had het Front Polisario wapens buitgemaakt en een aantal ervaren Saharaanse soldaten, die dienden in de 'Tropas Nomadas' van het Spaanse leger, had zich bij het Front aangesloten. Maar dit was niet voldoende om de invasie, die gepaard ging met arrestaties, martelingen, terechtstellingen en plunderingen, te stoppen. De bevolking vluchtte de woestijn in, waar de tijdelijke kampementen bestookt werden met napalm en witte fosfor. Er vielen ruim 20.000 doden. Onder de bescherming van het Front vluchtten meer dan 100.000 Saharanen de Algerijnse grens over, waar Algerije rond Tindouf grond afstond voor de bouw van vluchtelingenkampen    

In mei 1976 was de evakuatie van de vluchtelingen afgesloten, en vrijwel de gehele Westelijke Sahara bevond zich onder kontrole van Marokko en Mauretanië. De Saharanen richtten onder de naam 'Ejército de Liberación Popular Saharaui' (EPLS) het leger van de DARS op en gingen met het gebruik van guerrilla-taktieken over tot het offensief. Door een betere motivatie en kennis van het terrein konden zij de bezetters, die ondermeer door Franse luchtmachteenheden ondersteund werden, belangrijke slagen toebrengen.  

Mauretanië, dat de oorlog niet meer kon financieren en te maken kreeg met een militaire coup, ondertekende op 5 augustus 1979 een vredesverdrag met het Front Polisario, zag af van gebiedsaanspraken en trok zich terug uit de Westelijke Sahara.   Marokko, dat nu ook aanspraak maakte op het zuidelijke deel van de Westelijke Sahara, kon nauwelijks weerstand bieden aan het Saharaanse verzet. De Saharanen stootten door tot aan de Atlantische kust en opereerden in Zuid-Marokko. Marokkaanse vliegtuigen werden neergehaald. Hele steden, met hun arsenalen vol moderne Franse- en VS-wapens, werden bevrijd. In die eerste jaren sneuvelden duizenden Marokkaanse soldaten en raakten er ruim 2000 in Saharaanse gevangenschap.    

En wat deden de VS? In het licht van de Golfcrisis is de houding van de VS tegenover Marokko vreemd. Hoewel, de eerste bevrijdingsbeweging die door de VS wordt ondersteunt moet nog worden uitgevonden. Alle overwinningen van het Front Polisario zorgden er immers niet voor dat de VS, Frankrijk en Spanje hun steun aan Marokko opzegden. Nee, zij leverden militaire adviseurs, wapentuig en tenslotte de 'Muur'. 

Toen het Marokkaanse leger vlak voor de nederlaag stond, ontwikkelden de Marokkaanse militairen onder leiding van hun buitenlandse adviseurs een nieuwe strategie. Om het door Marokko bezette gebied heen werd een 3 tot 5 meter hoge zandwal aangelegd, die met mijnenvelden, uitkijk- en verdedigingsposten, zwaar geschut en de modernste met VS-spionagesatelieten in verbinding staande radarapparatuur werd uitgerust.  

Aan de Saharaanse suksessen kwam een eind. Bij nieuwe akties kwamen veel Saharanen om en het duurde enige tijd voor het Saharaanse leger een antwoord had gevonden voor de veranderde strategie. Marokko heroverde grote delen van de Westelijke Sahara en het gebied achter de Muur, die momenteel van Zuid-Marokko langs de grenzen met Algerije en Mauretanië naar de zuidkust van de Westelijke Sahara loopt, dijde uit.    

De beweeglijke oorlog van het begin veranderde in een statiese uitputtingsoorlog waarin het Saharaanse verzet 's nachts Marokkaanse mijnen achter de Muur in bezet gebied teruglegt, Marokkaanse stellingen aanvalt of gevangenen maakt. Het Front Polisario beseft dat ze het Marokkaanse leger, dat in en vlak achter de 2000 km lange Muur 200.000 soldaten in de Westelijke Sahara heeft gelegerd, niet kan verslaan. Het doel van de oorlog is de kosten zo hoog mogelijk op te drijven. De kosten voor het onderhoud van de Muur, de soldaten en de aanschaf van nieuwe uitrusting bedragen jaarlijks ruim één miljard gulden en drukken zwaar op de Marokkaanse ekonomie.  

De Saharanen willen demonstreren dat Marokko de oorlog niet kan winnen. Ze willen bereiken dat Marokko uiteindelijk onderhandelingen aangaat met het Front Polisario en de uitvoering van het vredesplan van de VN, dat voorziet in een referendum waarin de Saharanen zich uitspreken over onafhankelijkheid dan wel aansluiting bij Marokko aksepteert. De akseptatie van het vredesplan en de wapenstilstand, die sinds een jaar van kracht is, zijn twee van de vele gebaren van het Front Polisario in deze richting.  

BEZET GEBIED 

Bij zijn akties tegen Marokko heeft het Front Polisario altijd rekening moeten houden met Marokkaanse represailles tegen de tienduizenden Saharanen die achter zijn gebleven in de bezette gebieden, waar Marokko een politiek van de 'ijzeren vuist' voert. Een politiek die de uitroeiing van het Saharaanse volk ten doel heeft, tenzij het de koloniale bezetting als een voldongen feit aksepteert, wat ondenkbaar is.    

Wat toeristen die de Westelijke Sahara bezoeken opvalt is het hoge aantal militairen, politie- en veiligheidsagenten, het nieuwe paleis in El Ayoun, de bedrijvigheid van de honderdduizenden Marokkaanse kolonisten en de nieuwe woningen, ziekenhuizen en scholen die speciaal voor de kolonisten zijn gebouwd. Het is moeilijk om iets van de oorspronkelijke Saharaanse kultuur terug te vinden. In kontakt komen met de Saharanen lukt vrijwel niet. Als het lukt, dan durven zij niet vrijuit te spreken. "El Ayoun is een groot koncentratiekamp, een gevangenis uit zand, waarin de Marokkaanse bezetters alle Saharanen wil opsluiten, die niet in de woestijn zijn omgekomen", schreef een journalist die de bezette gebieden bezocht.    

Al tijdens de invasie bracht Marokko alle Saharanen die hij kon arresteren onder in enkele steden, waar de Saharanen onder zijn kontrole moeten leven en wonen in armoedige woningen en nieuwe barakken. Niet ten onrechte veronderstelde de bezetters dat ook de Saharanen, die niet gevlucht waren, sympathiseerden met de onafhankelijkheidsbeweging. Gedurende de volgende bezettingsjaren is geen poging gedaan de Saharanen voor Marokko te winnen. In plaats daarvan wordt de verhouding tussen bezetters en Saharanen bepaald door de vuile oorlog die Marokko tegen hen voert.    

De militaire inlichtingendienst en de politionele diensten beschikken in de Westelijke Sahara over een fijnmazig netwerk van verklikkers, met het doel het leven van Saharanen onder totale kontrole te krijgen. Van jeugdige Saharanen verwacht men dat zijn hun vrije tijd in 'Clubs' doorbrengen, die onder overheidskontrole staan. Saharanen mogen hun woonplaats niet zonder speciale toestemming verlaten. De gangen van reizigers worden nagegaan. Een reis naar Marokko is slechts bij uitzondering mogelijk. Reizen naar het overige buitenland is prakties onmogelijk omdat Saharanen geen paspoort krijgen.    

In de eerste weken van de invasie maakte het Marokkaanse leger op grote schaal arrestaties. Het ging om personen die niet bereid waren van  hun Saharaanse identiteit afstand te doen en om vermeende aktivisten van het Front Polisario. Ook ouders, zussen, broers en kinderen van leden van het Front verdwenen in gevangenissen.    

In de daarop volgende jaren gingen deze arrestaties bij elk teken van verzet door. Dit verzet uit(te) zich in het vasthouden aan de Saharaanse identiteit, de eigen kultuur, zoals in de kleding, muziek, tradities, maar ook op politiek gebied. Konfrontaties, soms gewelddadig, met de ordediensten en kolonisten zijn aan de orde van de dag. Er gaat geen nationale feestdag voorbij (bijv. 27 februari: proklamatie DARS, 10 mei: oprichting Front Polisario) zonder dat er pamfletten verspreid worden die de bezetting veroordelen en de onafhankelijkheid eisen, anti-Marokkaanse leuzen op muren geschilderd worden, nationale vlaggen worden opgehangen en soms kleine sabotage-akties ondernomen worden, die snel de kop worden ingedrukt.  

Toen in november 1987, voor het eerst sinds de invasie, internationale waarnemers van de VN en de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE) bezet gebied bezochten, gingen de Saharanen massaal de straat op om te laten zien dat hun verlangen naar onafhankelijkheid ongebroken is. Honderden betogers werden gearresteerd en een aantal van hen 'verdween'.    

Deze arrestaties en 'verdwijningen' bleven niet onopgemerkt in de internationale gemeenschap. In 1990 maakte de 'Vereniging van familieleden van verdwenen Saharanen' (AFAPREDESA) de persoonlijke gegevens bekend van 850 verdwenen Saharanen, die in geheime Marokkaanse gevangenissen worden gemarteld of zijn gedood (zie NN #73). Op 28 februari 1990 vond in tien Europese landen de eerste internationale aktiedag plaats voor de rechten van de mens in de Westelijke Sahara, waarbij ondermeer werd aangedrongen op internationale sankties tegen Marokko. In een in november 1990 gepubliceerd rapport vraagt Amnesty International om een onderzoek naar de verdwijningen.    

De Marokkaanse bezetters stopten niet bij de vervolging van individuen, maar poogden sinds het midden van de tachtiger jaren de bevolkingsstruktuur in de bezette gebieden te vernietigen. Op grote schaal werden Marokkaanse kolonisten het land binnengebracht die de achtergebleven Saharanen uit hun huizen en banen verdrongen en tot een in eigen land gediskrimineerde minderheid maakten. Omgekeerd werden duizenden jonge Saharanen in de leeftijd van 15 tot 30 jaar naar Marokko gedeporteerd. Onder het voorwendsel hen werk aan te bieden werden zij in kleine groepen over verschillende, vooral in Noord-Marokko gelegen steden verspreid. Daar dwong men hen 'Marokkaanse levenswijzen' aan te nemen en zich op een langdurig verblijf in te stellen, omdat bezoeken aan het vaderland verboden zijn.    

Marokko heeft het doel het Saharaanse volk, wiens bestaan zij van begin af aan bestreden heeft, ook daadwerkelijk te doen verdwijnen door fysieke of kulturele vernietiging. Er moeten onomkeerbare feiten geschapen worden, die de eis om onafhankelijkheid van het Saharaanse volk de bodem ontnemen. Overigens is deze politiek weinig suksesvol.  

Hoewel de kommunikatie tussen de Saharanen in de bezette gebieden en hun verwanten in de vluchtelingenkampen alleen onder grote moeilijkheden en talloze trucs en omwegen mogelijk is, is het saamhorigheidsgevoel van de Saharanen ongebroken. Zelfs de jongeren, die door deportatie 'gemarokkaniseerd' moesten worden, haalden een streep door de rekening.  

Nauwelijks waren zij uit de bezette gebieden met hun bijna 100 % kontrole naar de weinige goed bewaakte Marokkaanse steden overgebracht, of zij zochten met honderden een weg over de Marokkaans-Algerijnse grens of naar Spaanse enklaves Ceuta en Melilla, om van daaruit naar de vluchtelingenkampen van het Front Polisario te vluchtten. Deze vluchtbeweging nam, ondanks de niet geringe risiko's bij het illegale verlaten van Marokko, zo'n hoge vlucht dat de Marokkaanse regering het deportatieprogramma in 1990, toen zij het aantal van 10.000 deportaties wilde volmaken, stopzette en een deel van de jonge Saharanen naar de bezette gebieden terugstuurden.  

Yahya, een jonge Saharaanse vrouw die uit Marokko vluchtte, voelt zich gelukkig in de vluchtelingenkampen: "Ik wil graag hier blijven totdat ik terug kan naar een vrij Sahara. Op dit moment heb ik nog geen baan, maar ik wil alles doen wat mogelijk is. Mijn man gaat waarschijnlijk naar het front." 

DE VLUCHTELINGENKAMPEN    

Behalve de Saharanen die in de door het Saharaanse volksbevrijdingsleger bevrijde gebieden wonen, verblijven een kleine 200.000 Saharanen in de vluchtelingenkampen in het gebied nabij Tindouf dat Algerije voor autonoom bestuur aan het Front Polisario heeft overgedragen. Hier bereiden de Saharanen zich voor op het leven in de onafhankelijke staat DARS.    

De gezamenlijke vluchtelingenkampen zijn onderverdeeld in vier provincies, de zogenoemde Wilayas, die de naam dragen van grote plaatsen in de Westelijke Sahara: Ausert, Dakhla, El Ayoun en Smara. De Wilayas zijn op hun beurt onderverdeeld in Dairas. In elke Daira zijn vijf komitees die voor verschillende taken verantwoordelijk zijn: onderwijs, gezondheid, verzorging, justitie en sociale zaken, produktie.  

Alle volwassen bewoonsters van de tentenkampen hebben daarmee een vastomlijnde verantwoordelijkheid in de organisatie van het dagelijkse leven. Daarboven nemen zij deel aan de om de acht maanden plaatsvindende basis-volkskongressen, waar de leiding op Daira- en Wilaya-nivo wordt gekozen en de vertegenwoordigers voor de algemene volkskongressen benoemt worden. De volkskongressen komen elke drie tot vier jaar samen en kiezen de leiding van het Front Polisario, het uitvoerend komitee en het politburo. Het uitvoerend komitee benoemt de regering van de DARS. Zijn voorzitter is zowel de sekretatis-generaal van het Front Polisario als de president van de Saharaanse staat. Na de dood van El Oauli werd Mohamed Abdelaziz in 1976 in deze topfunktie gekozen en de volgende jaren steeds herbenoemt.    

De afgelopen jaren werden de tentenkampen voornamelijk bewoont door vrouwen, kinderen en bejaarden. Doordat door de oorlog de meeste mannen in het verzetsleger zaten, kregen de vrouwen veel nieuwe verantwoordelijkheden, in de gezondheidszorg, het onderwijs, de kleinschalige produktie en het bestuur. Een speciaal opleidingsinstituut werd voor hen in het leven geroepen. Steeds meer vrouwen bekleden hierdoor leidinggevende funkties.    

De Saharanen in de vluchtelingenkampen zijn materieel gezien volledig afhankelijk van hulp van buitenaf. De rijkdommen van hun land kunnen zij niet exploiteren, en de omgeving waar zij tijdelijk wonen is zeer onherbergzaam. Er zijn zandstormen en de temperatuur varieert van -10 graden tot ruim +50 graden.  

Toch is veel tot stand gebracht. Er zijn ziekenhuisjes en scholen gebouwd, werkplaatsen voor de produktie van tenten, kleding, schoenen en huisraad ingericht, stukjes grond voor de verbouw van uien, meloenen, knolgewassen ontgonnen. Iedereen heeft een taak maar niemand verdient iets. Er is geen geld in de omloop; het beschikbare water en voedsel en tenten worden eerlijk verdeeld. De hulp die ze ontvangen komt van internationale organisaties, van Europese en vooral Afrikaanse landen, van niet-gouvernementele organisaties en van steunkomitees, vooral in West-Europa. Steeds meer projekten zijn gericht op de zelfvoorziening; maar afhankelijkheid blijft bestaan wat betreft de aanvoer van materialen, machinerieën, grondstoffen en voedsel.    

De vrouwen spelen een vooraanstaande rol in de vluchtelingenkampen. Dit komt niet alleen doordat mannen dienen in het verzetsleger. Ook lange tijd voor de huidige onafhankelijkheidsstrijd hadden Saharaanse vrouwen een sterkere positie dan de vrouwen in de omliggende islamitiese samenlevingen. Zij konden volledig zelfstandig aan het openbare leven deelnemen, werden niet aan hun huis gebonden en hoefden geen sluier te dragen. In hun religie hebben de Saharanen geen reden gezien voor de achterstelling van vrouwen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Marokko, waar koning Hassan de hoogste religieuze autoriteit is, de 'heerser over de gelovigen', erkent de Saharaanse interpretatie van de islam geen enkele religieuze autoriteit tussen hen en Allah. Iedereen moet zelf uitmaken hoe intensief hij of zij de islam belijdt. Er zijn nauwelijks moskeeën.    

Al in de onafhankelijkheidsbeweging van de zestiger en zeventiger jaren speelden vrouwen een belangrijke rol. Vaak ging de politisering van de families van hen uit en veel demonstraties bestonden overwegend uit vrouwen. Het Front Polisario was van begin af aan voor de gelijkberechtiging van vrouwen en mannen, hoewel de leiding van het Front tot dusver overwegend uit mannen bestaat. Stap voor stap werd het Saharaanse familierecht ten gunste van de vrouw veranderd. Maar de belangrijkste vooruitgang ligt op het vlak van de scholing: het analfabetisme, dat onder volwassen vrouwen tot 1975 op meer dan 90 procent lag, is volledig verdwenen. Om de positie van vrouwen te versterken zijn voor haar speciale scholen opgericht. De Saharaanse vrouwenunie UNMS (Unión Nacional de Mujeres Saharauis) speelt een belangrijke rol in het bevrijdingsproces van de Saharaanse vrouwen.    

Geen enkel land ter wereld erkent Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara. De DARS is door meer dan 70 voornamelijk niet-Westerse landen erkent en is lid van de OAE (dit is de reden waarom Marokko zich als lid heeft teruggetrokken). Het vredesplan van de VN, dat voorziet in een referendum waarin de Saharanen zich kunnen uitspreken over onafhankelijkheid dan wel aansluiting bij Marokko, wordt door de gehele internationale gemeenschap gesteund. Desondanks blijft een aantal Westerse landen (met het IMF) Marokko door dik en dun steunen, met financiële middelen, wapenleveranties en langs politieke weg. Korte termijn-belangen van kommerciële of strategiese aard spelen daarbij een rol. Een regime dat de Westerse politiek in het Midden-Oosten verdedigt, ook binnen de Arabiese wereld, laat men niet vallen. 

De oorlog kost Marokko overigens wel miljoenen guldens per dag! En zijn staatsschuld is mede daardoor opgelopen tot 30 miljard dollar. Een van de redenen van het Marokkaanse regime om de bezetting en de oorlog te rekken, is het feit dat het hiermee een verklaring heeft tegenover de Marokkaanse bevolking voor diens problemen: de ekonomiese krisis, de werkeloosheid, de achteruitgang van de voorzieningen in onderwijs en gezondheidszorg, de stijgende prijzen en de hoge belastingen. 

De Westelijke Sahara is het laatste land in Afrika dat op zijn onafhankelijkheid wacht. De bezetting door Marokko wordt mede mogelijk gemaakt door de houding van het Westen. Aan de ene kant wordt het recht op zelfbeschikking erkent, terwijl aan de andere škant het fascistiese regime van Marokko onvoorwaardelijk wordt gesteund. Het is de hoogste tijd ons druk te maken over het lot van de Saharanen en hen in hun strijd voor onafhankelijkheid te steunen. Bijvoorbeeld door niet op vakantie te gaan naar Marokko en de bezette Westelijke Sahara, mee te doen aan de internationale aktiedag of de adoptie-kampagne van het Polisario Komitee, of te protesteren tegen de export van wapentuig naar Marokko of investeringen van bedrijven in Marokko en de Westelijke Sahara. Er is volop keus.  

N.  

Gebruikte literatuur: Der konflikt um die Westsahara, Polisario Krant, rapporten AFAPREDESA en Amnesty Interna­tional, Landenwijzer Westelijke Sahara, NN #73. Meer informatie: Polisario Komitee, Postbus 40018, 6504 AA Nijmegen.   

Naar boven
Naar overzicht dit nummer
Naar Jaargang 1991