Ravage   ● Archief    ● Overzicht 1990    ● Overzicht #68


 

UIT: NN #68 van 18 oktober 1990


LAGE LONEN: GOEDKOPE KLEDING

In augustus en september van 1990 was Johan van Rixtel, medewerker van het Bangladesh People Solidarity Centre, op rondreis in Bangladesh. Hij bezocht onder andere enkele kledingfabrieken, praatte met de managers en de arbeidsters, vergeleek kosten, lonen en prijzen en zag de labels van C&A in één van de fabrieken liggen. Onder het motto 'Verschoon de Kleren-Wereld' gaat binnenkort een kampagne van start die in eerste instantie op C&A gericht zal zijn. Meer informatie hierover en over Bangladesh en de aktiviteiten die daar worden ondernomen vind je in de kampagnekrant die als bijlage met dit nummer van NN wordt meegestuurd.

Gedurende mijn bezoek aan Bangla Desh in augustus 1990 bezocht ik twee kledingfabriekjes. Het eerste bedrijf 'Sundarban Garments Industry' ligt in het zakendeel van Dhaka, de hoofdstad. Het is een grauw, flat-achtig gebouw dat in geen enkel opzicht doet denken aan het groene natuurpark 'The Sundarbans' dat aan de baai van Bengalen ligt. Het bedrijf krijgt vooral orders uit Canada, de VS, West-Duitsland, Zweden, Finland en Nederland.

Het afgelopen jaar bedroeg de Nederlandse kledingimport uit Bangla Desh plusminus 60 procent van de totale export uit Bangla Desh naar ons land. De import van kleding, met name polo's en T-shirts, komt hiermee op een opmerkelijke eerste plaats. Leer, het tweede exportartikel van Bangla Desh naar Nederland, komt op zo'n 11 procent. De kleding-export is belangrijk voor Bangla Desh in verband met de buitenlandse deviezen die zo binnenkomen. Zoals echter zo vaak het geval is met derde wereldlanden zijn hun exportartikelen vooral gewild vanwege de lage prijzen, en de hoge winsten die hiermee te behalen zijn.

Bij aankomst op de eerste verdieping was het druk en benauwd. In de grote zaal, tafeltje aan tafeltje, zaten vrouwen achter naaimachines. Jonge meisjes liepen af en aan, kleding dragend of helpen aan de machines. In het bedrijf werken zo'n 250 mensen, 90 procent hiervan is vrouw. De vrouwen werken als naaister, inpakster of bij de afwerking, de mannen vooral als snijder, controleur of afdelingschef.

De arbeidsomstandigheden zijn slecht. Per dag is er slechts een half uur pauze waarin (meegebracht) eten kan worden genuttigd in een somber, ongemeubileerd vertrek. Het werk begint tussen 7 en 8 uur 's morgens en duurt tot 5 uur. Als echter de levering van een order vertraagd dreigt te worden, zijn de arbeid(st)ers gedwongen over te werken. Ook dan is er geen tijd voor een extra pauze of avondeten. De helpsters, variërend in leeftijd tussen 10 en 14 jaar, krijgen slechts 15 Taka (dit is 75 cent) per dag. De naaisters verdienen zo'n 900 Taka (45 gulden) per maand. Hier moeten ze dan wel 6 dagen per week voor werken.

Per maand verrichten de arbeid(st)ers gemiddeld nog 100 uur overwerk. Volgens de manager krijgen ze hier 5 Taka (25 cent) per uur voor. De mannen verdienen beter: de snijder verdient ongeveer 3000 Taka (150 gulden) per maand, een afdelingschef zelfs 5000 Taka (250 gulden) per maand. Volgens de manager worden de mannen beter betaald omdat ze zwaarder, verantwoordelijker of hoger gekwalificeerd werk doen.

Het tweede bedrijf dat ik bezocht, 'Havanna Garments Limited', levert vooral aan de E.G. Ze maken deel uit van een keten van 8 fabrieken, goed voor een dagelijks produktie van 5000 polo's. Opmerkelijk is dat hier ook gebruik gemaakt wordt van in Bangla Desh zelf geweven stof en zelf gemaakte knopen, in tegenstelling tot de meeste fabrieken die voor de levering van al hun materialen van het buitenland afhankelijk zijn.

Volgens de direkteur, Shiraj Uddin Ahmed, werken er 140 vrouwen als naaister, 60 meisjes als helpster en zo'n 100 mannen, ook hier zijn de laatste vooral terug te vinden in de beter betaalde baantjes. De mannen verdienen gemiddeld 2000 Taka (100 gulden) per maand, de vrouwen zo'n 900. Want, zo zegt de manager: "Mannen denken na bij het werk".

Nazma, helpster bij de afwerking van kleding, verdient 350 Taka (17,50) per maand. Ze is 13 jaar en doet dit werk nu een jaar. Helaas werkt ze niet als helpster aan een machine, dat zou betekenen dat ze het vak van naaister kon leren, waardoor ze meer kans op promotie heeft en dus een beter loon kan krijgen. Een kamertje in een van de krottenwijken van Dhaka kost zo'n 400 Taka (20 piek) huur per maand. Veel vrouwen zijn dan ook gedwongen hier met 4 à 6 vrouwen in te leven.

Beide kledingfabrieken schenden de Bengaals wet, die uitgaat van een minimumloon van 400 Taka per maand voor leerlingen. Bovendien schenden ze het verbod op kinderarbeid (minimumleeftijd is 16 jaar). Havanna Garments Ltd. schendt de wettelijk bepaalde opleidingsperiode van maximaal 3 maanden, zoals het verhaal van Nazma aantoont. Na deze periode is het bedrijf namelijk verplicht het loon van 400 Taka naar 500 Taka te verhogen.

Het maken van twee polo's kost (inclusief arbeidsloon, kosten van grondstoffen en de huur van machines en bedrijfsruimte) 1 dollar. Een Europese inkoper betaalt vervolgens 28 dollar voor 12 polo's, waarna ze voor 10 tot 15 dollar per stuk op de schappen belanden. Het is duidelijk waar de winst ligt. In de fabriek vond ik labels van C&A, en de directeur gaf toe aan dit bedrijf te leveren.

Anno 1990 worden nog steeds wettelijk bepaalde arbeidsvoorwaarden ontdoken om tegen op westerse markten aantrekkelijke prijzen te kunnen produceren. Wie hier het nadeel van ondervinden behoeft verder geen betoog.

 

.Terug naar boven