Ravage   ● Archief    ● Overzicht 1989    ● Overzicht #41

Uit: NN #41 van 5 oktober 1989

 

 

 

MARINEE

 

'OF BLIJF JE LIEVER BIJ JE MOEDER THUIS?'

 

Dit is het vierde artikel in een reeks over de marine i.v.m. de akties van MARINEE. In het eerste werd de rol van de Amsterdamse haven geschetst. In het tweede werd ingegaan op de maritieme strategie van de NAVO. Het derde artikel ging over de wereldwijde akties die tegen marines van verschillende landen worden gevoerd. Dit keer gaat het over het uitgebreide gebruik van kernenergie en -wapens op marineschepen. Dit gaat natuurlijk niet allemaal zonder ongelukken.

 

Niet alleen het land en de lucht worden bedreigd door een steeds meer toenemende vervuiling, ook de grote oppervlaktewateren, de oceanen, worden op grote schaal vervuild en verpest. Een van de grotere bedreigingen vormt het steeds vaker voorkomen van nucleaire stoffen op de wereldzeeën. In Nederland is in het begin van de jaren tachtig met succes actie gevoerd tegen het dumpen van radio-actief afval op zee. Het wordt nu tijd dat er wat meer aandacht komt voor andere vormen en oorzaken van nucleaire vervuiling.

 

Steeds meer schepen, met name marineschepen, worden aangedreven met kernreactoren. Daarnaast wordt er steeds vaker voor gekozen kernwapens, nieuwe systemen, op zee te 'stationeren'. Ongelukken met schepen met een kernreactor of kernwapens aan boord vinden veelvuldig plaats. De precieze gevolgen voor de mens en het natuurlijk (zee)milieu zijn nog grotendeels onbekend, al is het niet moeilijk om, aan de harid van algemene onderzoeksgegevens, een aantal voorspellingen te doen. Het is alleen de vraag of we wel moeten wachten tot de gevolgen zich duidelijk manifesteren.

 

Om te kunnen begrijpen waarom steeds meer schepen uitgerust worden met kernreactoren die voor de voortstuwing moeten zorgen is het nodig om heel kort iets te zeggen over de plaats van de marine binnen de defensie. De marine is een relatief autonoom functionerende groep binnen de hele strijdmacht. Dit geldt niet alleen voor een land als Nederland, maar ook voor de marine van de NAVO als geheel. Door hun autonomie en doordat ze op zee opereren zijn ze goeddeels onttrokken aan de kritische aandacht van het grote publiek. Het is veel moeilijker om te protesteren tegen het stationeren van nieuwe kernwapens op zee dan wanneer deze vlak bij je in de buurt komen te staan. Met dit in het achterhoofd is het vervolg eigenlijk heel logisch.

 

Voor marineschepen is het uiterst belangrijk om lange tijd achtereen op volle zee te kunnen blijven, een grote actieradius te hebben, niet afhankelijk te zijn van havenfaciliteiten en dus veel minder makkelijk traceerbaar te zijn. Vroeger moest elk schip om de zoveel tijd terug naar de haven om te bunkeren. Voor een deel is dit probleem opgelost doordat elk machtsblok ervoor gezorgd heeft dat ze overal ter wereld steunpunten kreeg en dat de keuzemogelijkheden dus vergroot werden. Maar door over te gaan op nucleair aangedreven turbines wordt het probleem helemaal opgelost. Voedsel kan immers in gedroogde en geperste (pillen!) vorm (en diepgevroren, typ.) in voldoende mate worden meegenomen. Niet alleen uit oogpunt van vredespolitiek' maar ook uit ecologisch oogpunt is deze ontwikkeling verwerpelijk.

 

ONGELUKKEN

 

Jaarlijks vinden er enige tientallen ongelukken plaats met marineschepen, al dan niet in combinatie met koopvaardij- of vissersschepen. Bij een deel van deze ongelukken zijn nucleair aangedreven schepen betrokken. Grofweg zijn er drie soorten ongelukken te onderscheiden op de oceanen met nucleaire stoffen:

 

- Ongelukken met door kernenergie aangedreven schepen (onderzeeërs en oppervlakteschepen, marine en koopvaardij);

- Ongelukken met kernwapens aan boord van schepen (onderzeeërs en oppervlakteschepen);

- Ongelukken met transporten van nucleair materiaal.

 

We concentreren ons in dit artikel geheel en al op de eerste mogelijkheid. De meest in het oog springende ongelukken vinden plaats met onderzeeboten. Als voorbeeld nemen we het ongeluk met de Russische onderzeeër van de gloednieuwe 'Mike'-klasse die op 7 april 1989 300 mijl ten westen van Noorwegen naar de bodem zonk. Het betrof hier zoals gezegd een gloednieuw experimenteel type met een peperduur omhulsel van titanium en twee reactoren voor de voortstuwing. Pas later zouden de Russen toegeven dat er zich ook twee kernkoppen aan boord bevonden.

 

Onopgehelderd bleef de oorzaak van het ongeluk. Er zou brand zijn uitgebroken waarna de bemanning, geen kans meer ziende de brand te bestrijden, in paniek de boot verliet. Later werd op de Russische televisie een bemanningslid getoond die vertelde dat hij, vlak voor het verlaten van het schip, de reactoren 'geneutraliseerd' had. Natuurlijk bestond er 'geen enkel gevaar voor de volksgezondheid'.

 

Inmiddels is bekend dat de Russen een poging gaan wagen het schip te bergen. Een uiterst moeilijke operatie daar het schip op meer dan twee kilometer diepte ligt. Een Nederlandse Stafofficier Materieel van de onderzeedienst van de Nederlandse marine zei, in reactie op de ongelukken met Russische onderzeeërs: "Bij brand aan boord van een nucleair aangedreven onderzeeër zal pas in laatste instantie straling vrij komen. Maar dan moeten er wel meerdere ongelukken achter elkaar plaatsvinden". En verder zei deze meneer N.J. Versteeg: "De atoomonderzeeërs zullen door dergelijke ongelukken een stuk veiliger worden". Ja, dat is heel fijn. Het is het verhaal dat we al twintig jaar na elk ongeluk te horen krijgen.

 

DE DUMPINGEN GAAN DOOR...

 

Het steeds vaker zinken van nucleaire onderzeeërs doet de vraag rijzen hoe dit zich verhoudt met de afspraken die zijn gemaakt over het in zee dumpen van radio-actief materiaal. Deze afspraken zijn gemaakt op de zogenaamde London Dumping Convention en vastgelegd in het verdrag van Londen. Het dumpen van dergelijk materiaal uit kernreactoren, onderzoeksinstellingen en ziekenhuizen is al jarenlang verboden.

 

Via een wel erg directe manier vinden er nu toch weer dumpingen plaats: met een onderzeeër als omhullend vat zinken er grote hoeveelheden, ook hoog-radio-actieve, nucleaire stoffen af naar de zeebodem. Een gemiddelde scheepsreactor bevat ongeveer twintig maal de hoeveelheid radio-activiteit die bij de ramp in Tsjernobyl vrijkwam. Het ziet er, een uitzondering daargelaten, niet naar uit de VS en de USSR bereid zijn moeite te doen om hun gezonken onderzeeërs te bergen.

 

Dankzij een manco in de verdragen over afvaldumpingen kunnen zij hier ook niet toe verplicht worden: alle militaire nucleaire stoffen vallen niet onder de afgesproken gedragscodes over verantwoordelijkheden bij ongelukken. De landen hebben hier een gezamenlijk belang in gevonden en beweren dus bij hoog en laag dat het geen kwaad kan, dat de reactoren (en kernwapens) prima beschermd zijn en kunnen blijven liggen. Maar volgens Greenpeace is er maar één onzekerheid: wanneer de reactoren bezwijken onder de druk onderzee, door explosies of domweg door verroesting en wanneer de radio-activiteit dan wordt opgenomen in de voedselketen.

 

KLEINE LOZINGEN

 

Maar de grotere ongelukken zijn niet de enige gebeurtenissen die zorgen baren. Door domheid, onwil, gemakzucht, onverschilligheid vinden er regelmatig kleine lozingen plaats. Slechts een aantal voorbeelden zijn bekend geworden maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat dergelijke incidenten niet veel vaker plaatsvinden. Regulier zijn in ieder geval al de lozingen van koelwater vlak na het opstarten van een kernonderzeeër.

 

Er is zo vergaand op ruimte bezuinigd aan boord van een dergelijk schip dat er geen plaats is voor enige honderden liters licht radio-actief besmet koelwater. Een reactor aan boord van een onderzeeër wordt enkele malen per maand opgestart, vaak in een haven. Ook bij onderhoudswerkzaamheden in marinehavens komt radio-actief afval vrij. In het Schotse Holy Loch, een Britse haven voor met name onderzeeërs, liggen bassins voor de opslag van radio-actief besmet water en afval. Hoewel nooit bewezen, bestaat het vermoeden dat dit in het verleden in de Ierse Zee is gedumpt onder het motto: die is toch al zo radio-actief, dat maakt niets meer uit.

 

"Voor zover mogelijk behoort een nucleair ongeluk behandeld te worden als een ongeluk met zware conventionele explosieven" (W. Crowe, voormalig opperbevelhebber van de VS-marine in de Stille Oceaan, 8 mei '84).

 

Er is nog een sprekend voorbeeld. In 1975 werd in de haven van Guam, in de Stille Oceaan, door de onderzeeër Proteus een grote hoeveelheid besmet wate; geloosd. Jaren later pas klapten ex-bemanningsleden uit de school: Metingen hadden volgens hen uitgewezen dat de straling in de omgeving van de haven maar liefst vijftig keer zo hoog was als, op dat moment, wettelijk toegestaan. De burgerbevolking op Guam werd nooit gewaarschuwd.

 

Over de gevolgen voor het natuurlijk zeemilieu van dergelijke ongelukken en 'incidenten' is nog veel te weinig bekend. Omdat de mens nou eenmaal nog steeds beschouwd wordt als hoogste schepsel is er wel onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de mens van een serieus ongeluk van een onderzeeër met kernreactor in een haven.

 

Een Amerikaans onderzoek verschaft ons nog het meeste inzicht in mogelijke gevolgen. Deze studie, 'De gevolgen van een ongeluk waarbij een kernsmelting plaatsvindt in een scheepsreactor midden in de San Francisco Bay', is gebaseerd op de methodiek die de Amerikaanse NRC (Nuclear Regulatory Commission) hanteert voor het berekenen van de gevolgen van een dergelijke 'meltdown' in een civiele reactor op het land. De NRC is het overkoepelend controle-orgaan van de Amerikaanse overheid voor de nucleaire industrie. De door hen gehanteerde uitgangspunten voor het berekenen van het mogelijke aantal slachtoffers zijn uiterst behoudend en worden dan ook afgewezen door milieugroeperingen.

 

VROUWEN EN ZIEKEN BESTAAN NIET

 

Berekend werd wat voor stoffen in welke hoeveelheid vrij zouden komen in een periode van vier uur als er een breuk zou zijn ontstaan in de reactorkern. Per stof werd dan ook nog de emissie berekend voor een aantal verschillende weertypes. Er werd alleen uitgegaan van de mensen die normaal in dat gebied wonen en dus niet van bijvoorbeeld de havenarbeiders, marinepersoneel of dagjesmensen. Verder werd voorbijgegaan aan het feit dat zwangere vrouwen, kinderen en zieken veel kwetsbaarder zijn voor de gevolgen van besmetting en dat die zeker in het gebied aanwezig zullen zijn. De berekeningen gelden dus alleen voor gezonde volwassenen.

 

Gemeten werd tot een afstand van 11 kilometer van de bron, de afstand van de haven tot de oceaan, en met de meest voorkomende, aflandige wind. De radioactieve stoffen zouden vrij komen in de vorm van aerosolen (damp en rook) en gassen. Het bleek dat de gemeten hoeveelheden ver uit zouden komen boven de hoeveelheden die de NRC zelf toelaatbaar acht. In het geval van Caesium 137 gaat het dan om een overschrijding van een miljoen keer de limiet vlakbij de bron tot meer dan honderd keer de limiet op 11 kilometer van de ramp. De concentraties Jodium 131 in de lucht zouden 2000 keer hoger zijn dan wettelijk toegestaan.

 

Uitgaande van deze resultaten werd het aantal te verwachten dodelijke slachtoffers berekend. Als de omgeving niet op tijd ontruimd werd (en op tijd is binnen een tot twee uur...) zou het aantal tussen de vijf en de ruim duizend liggen, afhankelijk van de snelheid van de wind. Hoe langer de evacuatie zou duren, hoe meer mensen er, vroeger of later, zouden sterven. De economische schade van een dergelijke ramp werd ook berekend: Tientallen miljarden guldens zouden er nodig zijn om de omgeving weer bewoonbaar te maken en om de havenfaciliteiten weer toegankelijk te maken.

 

Tot zover de resultaten van het Amerikaanse onderzoek. Welke waarde er aan gehecht moet worden blijft een beetje de vraag. Belangrijk in dit verband is de constatering dat de NRC een warme pleitbezorger is van kernenergie.

 

NOODSTOPS

 

Op 26 januari 1988 was het trouwens bijna zover dat de resultaten aan de werkelijkheid getoetst konden worden: Aan boord van de Britse onderzeeër Resolution breekt paniek uit. De duikboot ligt op dat moment in de haven van Faslane, vlakbij Glasgow. Een technische storing in het koelsysteem van de reactorkern is de oorzaak van de paniek. Dankzij het nog net op tijd ingrijpen van twee bemanningsleden die niet helemaal het hoofd verloren kon een melt-down voorkomen worden.

 

Tussen 1963 en 1978 hebben er 712 'incidenten' plaatsgevonden in en met door kernreactoren aangedreven schepen. Dat is een gemiddelde van meer dan twee keer per maand. Elk incident was ernstig genoeg om "te worden gerapporteerd, vastgelegd en geanalyseerd". Deze uitspraak van de Britse marine doet vermoeden dat er veel vaker nog incidenten plaatsvinden die men het niet waard vindt om te rapporteren. In de vijf jaar tussen 1973 en 1978 moest in totaal 106 maal overgegaan worden tot de zogenaamde SCRAM. Dit is een Britse marine-term om een noodstop aan te duiden. Dit ingrijpende en vergaande middel, niet bepaald bevorderlijk voor de duurzaamheid van de reactor, wordt echt alleen toegepast als er anders vrijwel zeker een kernsmelting plaatsvindt.

 

Nucleaire reactoren voor schepen, gebouwd als ze zijn voor stilte, compactheid en snelheid, hebben nog minder veiligheidssystemen dan de 'normale' civiele reactoren op het land. Zo zouden we nog uren kunnen doorgaan. De lijst met verontrustende feiten en gebeurtenissen is eindeloos. Gelukkig is er ook verzet. Alvorens ten slotte in te gaan op de wereldwijd groeiende weerstand tegen nucleaire schepen willen we nog wat zeggen over de situatie in Nederland.

 

NEDERLAND - MARINELAND

 

Noch de Nederlandse marine, noch onze vaderlandse koopvaardij- of vissersvloot beschikt over kern-aangedreven schepen. Wel worden Nederlandse havens regelmatig aan gedaan door dergelijke schepen en door (nog vaker) schepen met kernwapens aan boord. Amsterdam bijvoorbeeld krijgt regelmatig bezoek van kernwapens dragende marineschepen van NAVO-eskaders. Vreemd genoeg echter is het nucleair aangedreven schepen verboden de Amsterdamse haven aan te doen. Dit heeft een interdepartementale werkgroep in maart 1985 bepaald.

 

De havens van Rotterdam, Vlissingen en Den Helder (voor zover bekend, misschien zijn het er nog meer) zijn in ieder geval wel vrij toegankelijk voor deze schepen. En dat zullen ze weten ook. In oktober '85 meerde de USS Archerfish, een Amerikaanse nucleaire onderzeeër, af bij de RDM-werf in Rotterdam. Dit schip heeft behalve een reactor voor de voortstuwing ook nog nucleair geladen SUBROCK raketten aan boord. In maart '85 had het zusterschip van de Archerfish, de Whale, al een bezoek gebracht aan de Maasstad. In februari '87 tenslotte volgde nog het derde schip uit de zelfde klasse, de USS Billfish.

 

Tegen het bezoek van de Whale werd een kleine demonstratie georganiseerd. Het gemeentebestuur wist, na vragen in de raad, niets beters te doen dan zich te verschuilen achter de rijksoverheid, een wel erg formeel standpunt. Een lokale overheid heeft officieel niets te zeggen over onder andere het defensiebeleid waaronder de scheepsbezoeken vallen (anderzijds is ze wel de eerst verantwoordelijke voor de veiligheid van haar burgers, ook en juist in het geval van een ramp moet zij, in de eerste uren na de gebeurtenis, de evacuatie organiseren). Ondanks deze handicap zou het natuurlijk van grote politieke betekenis zijn als een gemeenteraad, symbolisch, de schepen niet welkom verklaarde.

 

Tot in 1985 lagen de onderzeeërs "enkele malen per jaar" (!) afgemeerd in de Margriethaven. Volgens een ambtenaar van de gemeente werd het echter "problematisch om de schepen daar te laten afmeren, dus hebben we de RDM gevraagd of ze daar niet kunnen liggen". De problemen die zouden zijn gerezen rond het afmeren in de Margriethaven worden niet genoemd. In ieder geval ging RDM grif in op het verzoek.

 

Daarmee werd naast de omstreden bouw van de Nederlandse Walrus-onderzeeër en, in het verleden, nucleaire reactorvaten, een nieuwe activiteit toegevoegd aan de werkzaamheden van deze grootste wapenfabrikant van het Rijnmondgebied. Lang niet alles over de bezoeken van dergelijke schepen is bekend. Hoe trots de marine ook is op haar verrichtingen en materiaal en hoe graag ze ook vlootdagen organiseert, ze beseft heel goed dat er in de publieke opinie veel weerstand is tegen alles wat met kernenergie te maken heeft.

 

"Marines vallen door hun autonome aard minder op en zijn tot dusver niet onderworpen aan een en dezelfde openlijke politieke aandacht zoals de overige strijdkrachten hebben" (William M. Arkin, Institute for Policy studies in Washington)

 

In juni '87 bezocht het door maar liefst twee kernreactoren aangedreven oppervlakteschip Bainbridge, een Amerikaanse kruiser, de Waalhaven in Rotterdam en de marinehaven in Den Helder. Dit is de zelfde Bainbridge die begin dit jaar averij opliep toen ze voor de haven van Den Helder vastliep op een zandbank. Het schip was op weg naar de haven waar het, in het kader van de Vlootdagen, opengesteld zou worden voor publiek. De autoriteiten, niet bepaald content met de timing van het ongelukje, struikelden over elkaar in hun ijver het publiek ervan te overtuigen dat "er geen enkel gevaar voor de volksgezondheid is". De geschiedenis maakt het moeilijk dit voetstoots aan te nemen.

 

VERZET IS MOGELIJK

 

In dit artikel hebben we geprobeerd wat ontwikkelingen te schetsen en wat feiten weer te geven met betrekking tot de nuclearisering van de wereldzeeën. Er zal nog veel onderzoek gedaan moeten worden naar de gevolgen op langere termijn voor met name het zeemilieu. Maar ook zonder verder onderzoeksresultaten is er genoeg grond om te pleiten voor een verbod op kernreactoren op zee en voor verdere vermindering van de hoeveelheid kernwapens.

 

Om stappen in deze richting te kunnen maken is het noodzakelijk om meer grip te krijgen op de ontwikkelingen en beslissingen binnen de marine. Niet alleen op de financiering en bewapening maar ook op het beslag dat de marine legt op het zeemilieu en op de gevaren voor mensen die kleven aan de activiteiten door de marine.

 

In steeds meer landen worden door met name lagere overheden besluiten genomen die het nucleair aangedreven schepen verbieden hun stad of haven te bezoeken. Dergelijke uitspraken komen hard aan bij de marine, tuk als ze is op acceptatie en zelfs adoratie door het grote publiek. Isolatie is heel belangrijk maar niet genoeg. Een extra probleem bij het ontwikkelen van verzet is dat er een aantal dezelfde mechanismen en argumenten meespelen als bij de discussies over eenzijdige ontwapening. "De vijand krijgt een voorsprong als wij (de westerse wereld, de NAVO) geen gebruik meer mogen maken van kernenergie voor de aandrijving van marineschepen".

 

In dit thema ligt dan ook een heel duidelijk gemeenschappelijk belang voor de vredes- en milieubeweging. Het is te hopen dat dit belang ingezien wordt en dat nieuwe coalities gesloten zullen worden.

 

 

GRAM, PB 18640, Amsterdam

 

 

.Terug naar boven