Ravage   ● Archief    ● Overzicht 1989    ● Overzicht #34

UIT: NN #34 van 29 JUNI 1989



LUCAS REIJNDERS AAN HET WOORD

Onderstaande is een ingekorte versie van één van de driehonderd lezingen die Lucas Reijnders per jaar geeft. We plaatsen het omdat het vooral over natuur gaat, tot nog toe onderbelicht in NN.

"Het is opmerkelijk dat er grote eenstemmigheid is over de diagnose dat we midden in een natuur- en milieucrisis zitten. Er is nog een enkeling die meent dat het met die vervuiling juist beter gaat of dat je met genetische manipulatie het verlies van natuurlijke soorten kunt compenseren, maar zulke lieden hebben iets van een bedreigde soort en hebben het bovendien in de regel niet zo goed begrepen.

Er is echter minder eenstemmigheid over de vraag hoe we uit de natuur- en milieucrisis moeten komen. Het is niet toevallig dat Lubbers II viel over het milieubeleid, en dat lieden die vinden dat je tegen smog juist moet gaan autorijden de voorpagina halen.

De regering heeft recent uiteengezet wat ze in Nederland met de natuur wil. Dat is neergelegd in het Natuurbeleidsplan. Het plan zoekt het heil in de totstandkoming van een ecologische hoofdstructuur. Dit is een min of meer samenhangend geheel van natuurgebieden en verbindingszones tussen natuurgebieden, zonodig ingepakt in bufferzones. Daarnaast staat in het Natuurbeleidsplan nog wat klein grut, zoals de selectie van prioritaire soorten. Met dit wanstaltige begrip wordt geduid op de ambtelijke selectie van een aantal beesten die er slecht aan toe zijn en wellicht extra beschermd zullen worden.

Opvallend in het plan is het gemis aan strijdbaarheid. Een van de prioritaire soorten is de otter. De laatste waargenomen otter was een overreden otter, de voorlaatste zat vol met PCB's, maar naar krachtige maatregelen zal men in het Natuurbeleidsplan tevergeefs zoeken. Het is verder duidelijk dat belangrijke natuurgebieden zoals bossen en heiden op zandgronden in Nederland op de rand van de afgrond balanceren en dat het Nationaal Milieubeleidsplan niet zal verhinderen dat de hei en 80% van het bos in de afgrond zullen vallen.

Het Natuurbeleidsplan kijkt echter strak de andere kant op. Er wordt zelfs niet met een klein vuistje op tafel geslagen in een poging bos en hei alsnog te redden. Ook de terugtrekking op de ecologische hoofdstructuur is vreemd. Het is alsof bij de schepping de voorkeur zou zijn gegeven aan skeletten in plaats van aan mensen en dieren met vlees en bloed. Een ecologische hoofdstructuur is goed als ruggegraat voor de natuur, maar zonder nieuwe wegen voor de natuur in stad, recreatievoorzieningen en bij de boer blijft het slechts een ruggegraat.

Zowel op het land als in de stad is er veel te verzinnen en te doen om de natuur ruimer baan te geven. Op het land is het klimaat daarvoor gunstiger dan het jaren geweest is. Zowel de agrarische overproductie als de gierend uit de hand gelopen agrarische milieuvervuiling hebben de tijd rijp gemaakt voor nieuwe landbouwmethoden waarbij inputs zoals meststoffen, bestrijdingsmiddelen, krachtvoer en ingrijpende herverkavelen zullen worden gereduceerd. De boer zal in zo'n systeem meer zijn hersens moeten gebruiken en meer moeten samenwerken met de natuur.

In de stad heerst minder een crisisstemming dan op het land, maar ook hier is de vraag of het geen tijd is voor een nieuw compromis, een nieuw type stad. De huidige stad is vooral Car City. Sinds mijn jeugd is bijvoorbeeld het aantal autokilometers in Amsterdam met ongeveer een fractie 50 toegenomen. Zelfs de uilen in het Amsterdamse bos worden thans zo geterroriseerd door de auto dat ze vrijwel verstomd zijn. Terugdringing van de auto uit de stad zou zowel aan kinderen als aan natuur meer ruimte kunnen geven. Ruimte bijvoorbeeld voor een ecologische hoofdstructuur, compleet met verbindingswegen tussen de groene longen en bufferzones, ten gunste van andere soorten dan de Homo Peugeot of -Opel.

De kwestie van een nieuw compromis tussen natuur en mens rijst ook op het punt van recreatie. De eisen die de Nederlander stelt aan de recreatieve natuur hebben afstandelijk bezien bizarre vormen aangenomen. Voor het ogen van groene sportvelden en golfbanen wordt een hoge milieuprijs betaald, onder meer in de vorm van ernstige grondwatervervuiling. Bollen, rozen en potplanten spelen een belangrijke rol in het kijkgroen, maar bij de productie van dit kijkgroen wordt per hectare een veelvoud gespoten van wat gangbaar is in de groenten of graanteelt.

Al even typerend is het feit dat plannen voor de herintroductie van de wolf op de Veluwe bijna heel Nederland op de kast hebben gekregen. Herintroductie van de bever OK, maar van de wolf nee. Men kan zich dan ook afvragen of de natuur in Nederland niet te zeer gebukt gaat onder de zachte terreur van aaibaarheid en kosmetiek, en of de gangbare eisen niet zouden moeten veranderen, uitlopend in een nieuw compromis met de recratie-natuur.

Niet alleen is er de kwestie van een nieuw compromis met de natuur, een nader belangrijk punt is dat wij als mensen van de natuur kunnen leren bij het oplossen van de problemen die wij creëren. Dit geldt zowel voor het land als voor de stad. Een voor de hand liggend voorbeeld daarvan vormt de kringloop. Zonder een stofwisseling met de omgeving die het karakter heeft van deelname in een (mede door de zon mogelijk gemaakte) kringloop ziet het er voor het voortbestaan van natuurlijke soorten somber uit.

Het valt niet in te zien hoe de mens zich aan deze ijzeren wet kan onttrekken. Alles wijst er op, dat werken aan een kringloopeconomie die draait op duurzame energie een noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame welvaart en een duurzaam bestaan."

Lucas Reijnders

 

 

.Terug naar boven