Ravage   ● Archief    ● Overzicht 1989    ● Overzicht #26

UIT: NN #26 van 23 MAART 1989



TERRORISMEBESTRIJDING OF BEDREIGING VAN DE RECHTSSTAAT

Donderdag 23 maart presenteert uitgeverij Ravijn het boek 'Terreurbestrijding in Nederland, 1970-1988' van Peter Klerks. Daarin wordt aan de hand van openbare stukken nagegaan wat de ontwikkelingen zijn in het beleid van politie en justitie sinds Nederland in 1970 opgeschrikt werd door een eerste 'terroristiese actie'.

Zowel de aanpak van de politiek, de politie, veiligheidsdiensten als de invloed van Europese Eenwording komt in de studie van Peter Klerks aan de orde. Is er sprake van een komplotterend machtscentrum dat het beleid tegen terrorisme en gewelddadig politiek activisme maakt, of zijn er meerdere instanties en personen die elkaar bij toeval ontmoeten en dan besluiten al dan niet een beleid uit te stippelen, was de vraag die de auteur zich stelde. En wat zijn de gevolgen voor de politieke grondrechten van burgers als de staat zich op de terrorismebestrijding werpt?

Er is nog maar weinig serieus onderzoek naar terrorisme en terreurbestrijding in Nederland gedaan. Dat moet veranderen om een openbare diskussie te kunnen voeren over ontwikkelingen in het politieapparaat omdat die gevaarlijke kanten hebben. Het stimuleren van die diskussie is een van de redenen die Peter Klerks aanvoert voor zijn onderzoek. Tot nu waren diskussies afhankelijk van ontdekkingen van journalistieke speurneuzen, vooral van Vrij Nederland, loslippige agenten, of periodiek vragen stellende Kamerleden. De grote lijnen in het beleid zijn nauwelijks onderzocht en daarom moeilijk bespreekbaar.

Het onderzoek van Klerks begint in 1970, omdat er voordien in Nederland geen sprake was van politiek gemotiveerd 'terrorisme'. De eerste actie die als zodanig gezien wordt is de bezetting van de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar in augustus 1970. Dat was het werk van 33 leden van de groepering 'Vrije Zuidmolukse jongeren'. De ambassadeurswoning werd bewaakt door een gewone agent die bij het begin van de actie gedood werd. De regering improviseert in deze voor haar nieuwe situatie en kiest voor overleg. Met 'Wassenaar' breekt een tijd van gewelddadige acties aan in de tot dan toe vreedzame strijd voor een onafhankelijke vrije Molukse staat.

Het politie-optreden tegen alle Molukkers neemt draconische vormen aan. Tijdens het bezoek van de Indonesische president Suharto worden alle Zuidmolukkers die Den Haag in willen teruggestuurd. Twee maanden na de bezetting in Wassenaar voert de politie samen met het leger een razzia uit in de Zuidmolukse woonwijk van Capelle aan de IJssel. Men zegt op zoek te zijn naar wapens die gebruikt waren bij de actie in augustus. Verklaringen volgen dat er inderdaad wapens gevonden zijn, veroordelingen op grond van die wapenvondsten blijven echter uit.

In de volgende jaren krijgt Nederland te maken met Palestijnse bomaanslagen tegen oliemaatschappij Gulf en installaties van de Gasunie, een vliegtuigkaping, een gijzelingsactie van het Japanse Rode Leger in de Franse ambassade, een bomaanslag op de in aanbouw zijnde metro door, naar later blijkt, ultra-rechtse Nederlanders en acties tegen eigendommen van Philips en de Bank of America.

De belangstelling van de terreurbestrijders gaat in de jaren zeventig vooral uit naar de groeperingen die al met acties van zich deden spreken: Zuidmolukse jongeren, Palestijnen en Rode Jeugd. Enige eer wordt door de BVD behaald met het verijdelen van een voorgenomen overval op de Warschau-express door vier Palestijnse Syriërs. Informatie van de veiligheidsdienst leidt tot arrestatie van de vier, die later ook tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld worden. De dienst heeft daarmee weer iets van het vertrouwen herwonnen dat ze verloren had door het niet voorzien van de Zuidmolukse acties.

Reactie of preventie

Het optreden van terroristiese acties in Nederland heeft gevolgen voor de organisatie van de politie. De CRI (Centrale Recherche Informatie) krijgt een plaats in de lokale korpsen en criminele en politieke opsporingsdiensten gaan samenwerken. Hoe die ontwikkeling precies verloopt wordt uitvoerig uit de doeken gedaan door Peter Klerks. Dat de politiek op de processen geen greep kreeg, laat staan enige serieuze kontrole kon uitoefenen toont hij klip en klaar aan.

Wie nu de beleidsmakers waren, wordt evenwel niet zo duidelijk. Waren het de achtereenvolgende ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, hoge politie beambten, of ging het in een samenspel? Een antwoord op die vraag vereist inzicht in niet-openbare notities. Helaas ontbreekt in Nederland ook een traditie van teleurgestelde voormalige agenten die graag met hun ervaringen uitpakken.

In Terreurbestrijding in Nederland wordt beschreven hoe de aktiviteiten van de politie zich gaan konsentreren op het voorkomen van terrorisme. Aanvankelijk lag de prioriteit op het reageren en achtervolgen van vermoedelijke daders. Inzicht in diskussies in potentieel terroristiese organisaties of groepen wordt belangrijker want 'voorkomen is beter'.

Wat de groepen zijn die in de gaten gehouden worden, blijkt nogal afhankelijk van de opvattingen van de veiligheidsdiensten, overdreven aandacht voor linkse groepen dus. Zelfs in haar vermelden van terroristische acties blijkt de Bijzondere Zaken Centrale, van de CRI, politieke kriteria aan te leggen. Zo worden acties van het Dierenbevrijdingsfront en het ontvreemden van straatnaambordjes met apartheidsnamen wel en een bomaanslag op een credietbank niet in de chronologie opgenomen.

In het boek worden de diverse onderdelen van politie en justitie die zich bekwamen in het bestrijden van terrorisme uitvoerig beschreven. Hun ontstaan en ontwikkeling wordt geschetst aan de hand van begrotingen, handelingen van de Tweede Kamer, interviews met leidinggevende politie beambten en andere perspublikaties. Het is een aanpak die je in een proefschrift zou verwachten, kommentaar wordt gescheiden van feiten, ook staan er vele noten ter kontrole van beweringen van de auteur op de pagina's. Gelukkig leest het verhaal daardoor niet minder vlot en wordt zelden saai of zelfs maar droog. Het is meer een spannend jongensboek.

Jammer is wel dat een theorie ontbreekt waarin de ontwikkelingen geplaatst worden. In de openingshoofdstukken wordt gerefereerd aan noties over een tendens naar de 'autoritaire staat', waarin de ambtenaren zich aan openbare kontrole onttrekken en regering en apparaat vrij spel krijgen. Aan het eind van het boek wordt gekonkludeerd dat de geschetste ontwikkelingen passen in de theorie over de autoritaire staat. Die konstatering wordt later weer gerelativeerd met de opmerking dat er ook sprake kan zijn van een algemenere ontwikkeling naar meer centralisatie en automatisering.

Het leukst om te lezen zijn de plaatsen waar de auteur politici op halve waarheden of leugens betrapt. Zo toont hij aan dat de uitspraak van toenmalig minister van Binnenlandse zaken, Wiegel, dat bij de ontruiming van de Prins Hendrikkade in 1980 geen speciale eenheden zijn ingezet weersproken wordt door de bewapening van de aanwezige scherpschutters. Die wapens zijn namelijk alleen hanteerbaar voor speciale eenheden en niet in gebruik bij gewone dienders.

Met de bewapening van de politie blijkt heel wat meer aan de hand dan gewoonlijk wordt aangenomen. Veelal zijn de nieuwe wapens al aangeschaft voor de politiek ook maar op de hoogte is gesteld. Ministers hebben de neiging pas informatie te geven na berichten in kranten of uit de hand gelopen wapengebruik. Politici en politie kunnen ook maar moeilijk erkennen dat niet voorkomen kan worden dat arrestatieteamleden onttrokken worden aan en vervreemden van het normale politiewerk. Speciale afdelingen als observatie teams, arrestatie- en aanhoudingseenheden gaan onherroepelijk een eigen leven, met een bijbehorende kultuur, leiden.

Met de aandacht voor bestrijding van de zware kriminaliteit en de georganiseerde misdaad neemt de centralisatie van de politie-organisatie toe. Regionale opsporingsteams rijzen als paddestoelen op en zij bepalen vaak zelf hun prioriteiten. In het boek wordt geschreven dat er nogal wat belangentegenstellingen tussen bijvoorbeeld de BVD en het politie-apparaat zijn.

Dat leidt onder meer tot verschillende opvattingen over het moment van ingrijpen als men weet dat een actie ophanden is. Peter Klerks schetst het probleem voor justitie dat informatie van de BVD niet in een proces gebruikt kan worden, terwijl ze voor de politie wel reden tot aanhouding kan vormen. Dat zou ook zo zijn geweest in de RaRa-zaak. Klerks spreekt als mening uit dat de hoge straf die René R. in het proces opgelegd kreeg weleens mede gebaseerd kan zijn op de niet geopenbaarde BVD-informatie, die de rechter wel voorgelegd kan zijn. Het volgen van vrijspraak in hoger beroep zal daarom door justitie als extra frustrerend ervaren zijn.

De terreurbestrijding in Nederland kan niet los gezien worden van die in de rest van Europa. Overleggen van ministers en hoge ambtenaren in Trevi-verband en Schengen komen dan ook in het boek aan de orde. Welke invloed vanuit het buitenland op het Nederlandse beleid wordt uitgeoefend is echter moeilijk vast te stellen. Al valt wel op dat bijvoorbeeld Korthals Altes definities van Trevi en de druk om, na de afschaffing van de binnengrenzen in West-Europa, een legitimatieplicht in te voeren in Nederland met graagte aangrijpt om eigen plannen te initiëren.

Mede door dit soort ingefluisterde initiatieven lijkt mij dat de vraag of er sprake is van een machtscentrum waar het beleid wordt voorbereid niet definitief beantwoord kan worden. De konklusie van de auteur dat het niet zo is, lijkt me dan ook op zijn minst voorbarig. Onlangs kwam De Vrije met de onthulling dat in het verdrag van Schengen overeengekomen was elke steun strafbaar te stellen aan asielzoekers om hier illegaal te verblijven. Klerks bestrijdt deze bewering, met een verwijzing naar de NRC, en schrijft dat Nederland bezwaar aantekent tegen de strafbaarstelling van hulp bij het illegaal verblijven.

Dit soort 'kleine dingetjes' maken duidelijk wat het belang is van het volgen van de ontwikkelingen van terreurbestrijding in nationaal en internationaal verband. Dat Terreurbestrijding in Nederland bijdraagt aan de diskussie over de gevaren die verbonden zijn aan on-kontroleerbare ontwikkelingen in het politie-apparaat staat buiten kijf. Of het de aanzet tot een nieuwe openbare diskussie wordt hangt echter van anderen af.

Erik

Terreurbestrijding in Nederland 1970-1988, Uitgeverij Ravijn, Amsterdam 1989.

 

WETSONTWERP ANONIEME VERDACHTE

Het zal niemand ontgaan zijn. Afgelopen week heeft Korthals Altes het fiat van de regering gekregen om bij de Raad van State een vernieuwd wetsontwerp voor de wet anonieme verdachte in te dienen. Een behoorlijke verzwaring van het vorige wetsontwerp. Behalve het opgeven van valse personalia (zoals geboortedatum) wordt nu ook het niet opgeven van je naam een overtreding, een valse naam opgeven is al strafbaar. Het oude voorstel om een verlengde termijn voor verhoor van 12 uur voor anoniemen in te voeren is vervangen door een 'ophouding ter identifikatie' door de OvJ, als verzekering niet mogelijk is. Duur daarvan is ons onbekend.

Het komt allemaal een beetje kurieus over. Er komt zowiezo al legitimatieplicht. Bij het debat over het eerdere voorstel was gevraagd om de noodzaak van een wet voor anonieme verdachten eerst eens te onderzoeken. Die onderzoeken wezen uit dat het om een klein, vooral rond openbaar vervoer in de grote steden en aktievoerders gekoncentreerd probleem was. Ook zijn er de laatste tijd vragen rond het legaal zijn van vier dagen lang verzekering, zonder een rechter te zien. Toch zet Korthals Altes zijn wetgevings gerotzooi voort. Kurieus.

Juridische dienst

 

 

 

.Terug naar boven