Ravage   ● Archief    ● Overzicht 1988    ● Overzicht #19

UIT: NN #19 van 29 DECEMBER 1988



DRIJVENDE RADIOACTIEVE DOOS

"Een drijvende doos, die de meest elementaire veiligheidsmiddelen aan boord mist." Zo typeerde Greenpeace half november 1988 de Anglina Trade, een veertig meter lange en twintig jaar oude kustvaarder. De Anglian Trader is door British Nuclear Fuels gekontrakteerd voor twaalf reizen tussen Rotterdam en Engeland. De lading: radioactief materiaal.

De onthulling van Greenpeace was de zoveelste over de betrokkenheid van Rotterdam bij het transport van materiaal ten behoeve van de Europese kernenergie-industrie. Het gaat om twee soorten transporten: uraniumhexafluoride (UF6) en gebruikte brandstofstaven. Het UF6 gaat als grondstof naar de UCN in Almelo om daar verrijkt te worden. Na deze verrijking wordt het materiaal teruggestuurd naar Engeland om te worden verwerkt in brandstofstaven.

De kerncentrales in Dodewaard en het Energieonderzoek Centrum Petten sturen hun gebruikte brandstofstaven met vrachtwagens naar de Rotterdamse haven. Vandaar gaan de staven per schip naar de opwerkingsfabrieken in Sellafield (Engeland) en South Carolina (VS). Aangenomen wordt dat een deel van het materiaal uit de gebruikte brandstofstaven wordt gebruikt om Engelse en Amerikaanse atoomkoppen mee te vullen.

Naast kritiek vanwege de risiko's van kernenergie en het militaire gebruik van de civiele kernenergie-industrie staat het transport van UF6 bloot aan kritiek omdat een deel van de grondstof voor het UF6 door Zuid Afrika wordt 'gestolen' uit het door dat land bezet gehouden Namibië.

Al in 1984 onthulde de Anti Kernenergie Beweging de omvang van de transporten door de Rotterdamse haven. Ambtenaren die op onderzoek werden uitgestuurd rapporteerden aan B&W van Rotterdam dat de transporten veilig waren en bovendien door de politie werden begeleid. Onderzoeksrapporten die met name wezen op de risiko's van brand aan boord van een schip dat de kontainers met radioactief materiaal vervoert, werden genegeerd.

Na publikaties in Rotterdamse kranten' moesten B&W toegeven dat zij verkeerd waren voorgelicht: de politie begeleidde slechts een zeer klein deel van de transporten. Rotterdam drong uiteindelijk (tevergeefs) bij het ministerie van VROM aan op een betere verpakking voor het radioactieve materiaal. Bijna wekelijks bleven de nucleaire transporten plaatsvinden. Aanvankelijk aan boord van de passagiersschepen van North Sea Ferries (I), later werden er vrachtschepen voor gebruikt.

De onthullingen van Greenpeace over de Anglian Trader zijn in zoverre nieuw dat zij laten zien hoe achteloos de nucleaire industrie zelf met het radioactieve materiaal omspringt. Scheepsagent Sallies, tot voor enkele jaren eigenaar van de Anglina Trade: "Gedurende de afgelopen maanden wordt het schip ingezet voor dit soort vervoer. Er moeten al tussen de vijf en tien reizen gemaakt zijn, met steeds een container nucleair afval aan boord. Het vervoer van deze ladingen betaalt goed. Maar wij nemen niet het risiko dat we straks een van onze schepen naar de sloop kunnen brengen omdat het radioactief besmet is geraakt."

De kontainers waarin de Anglina Trade het nucleaire materiaal vervoert zijn van het zogenaamde type-B. Bij een (scheeps)brand houdt zo'n kontainer het negen uur vol (zolang de temperatuur niet boven de 1000 graden komt), dan begint hij te lekken. Onderzoeken naar scheepsbranden hebben aangetoond dat die gemiddeld twintig uur duren en dat de temperatuur daarbij makkelijk boven de 1000 graden komt. Dus al halverwege de fik zou de kontainer zijn inhoud van 560 kilo zwaar radioactieve reactorbrandstof en vier kilo uiterst giftig plutonium over de omgeving verspreiden.

Scheepsverzekeraars hebben uitgerekend dat 4 op de duizend schepen door brand verloren gaan. Greenpeace heeft laten uitrekenen wat de gevolgen zijn als zo'n brand uitbreekt op een schip dat met een nucleaire lading aan boord in de Rotterdamse haven ligt. Veel is afhankelijk van de wind maar de havenwerkers in de direkte nabijheid van het schip zijn onmiddellijk dood. Hetzelfde geldt voor de bemanning. In eerste instantie moet het gebied binnen een straal van 4 kilometer om het schip ontruimd worden. Tachtig vierkante kilometer is 1 jaar onbewoonbaar. Vijftig vierkante kilometer wordt 30 jaar onbewoonbaar.

In augustus 1988 nam de eerste stuurman van de Aglia Trader ontslag. Volgens hem waren er aan boord van het schip te weinig veiligheidsmaatregelen getroffen. Beschermende kleding ontbrak en de brandbestrijdingsmiddelen waren volstrekt ontoereikend. Aanleiding voor zijn vertrek was dat de inhoud van de container voor de bemanning geheim gehouden werd.

Minister Nijpels heeft in december 1988 tegenover de Tweede Kamer verklaard dat er geen aanleiding is om in te grijpen: de Anglian Trader heeft alle benodigde vergunningen voor transporten tussen Engeland en Rotterdam. P. Bergmeyer, hoofd van de afdeling Milieu- en Ladingszaken van het Directoraat Generaal voor Verkeer in Den Haag, daarover: "Voldoet een schip aan de technische eisen en voorschriften, dan is het veilig. Er is overigens geen koppeling tussen het vervoer van radioactief materiaal en de eisen die aan een schip worden gesteld."

De reaktie van Greenpeace: "Het maakt voor de vergunning kennelijk niet uit of je pepernoten of reactorbrandstof vervoert."

Bron: BBS De Zwarte Ster.

 

 

.Terug naar boven