●
Ravage ●
Archief
● Overzicht
1988 ● Overzicht
#11 UIT: NN #11 van 29 SEPTEMBER 1988
Hierbij een korte reaktie op het stuk 'Over tijd, ruimte en ritme' van René R., geplaatst in NN #10. Vooral de passage "De zeikerige toon van achterhoedevechters als Onnie Swâ, de anonieme pompbedienden en andere cynische beroepskritikasters is op dit moment niet langer bepalend voor de toon waarop diverse mensen en groepen naar elkaar kijken." Einde diskussie. René R. weet het allemaal heel goed en hoeft de diskussie niet meer aan. Het front is al gevormd en zit op het juiste spoor. Er worden een aantal duidelijke vraagtekens gezet bij de RaRaitus. Het is dan inderdaad veel gemakkelijker de diskussie te omzeilen door deze mensen voor zeikerig en cynies uit te maken dan op de gestelde vragen in te gaan. Is dit wat Onnie Swâ noemt "het gebrek aan helderheid en samenhang wordt gecamoufleerd met blinde dadendrang"? Ik vraag me ook af wat de zieligheid in het artikel 'Front der eenzamen' is. (zie NN #9) Is het de vraag over de plaats van personeelsleden van imperialistische bedrijven of die over de repressieve gevolgen en wat deze voor radikaal links gaan betekenen. Dit zijn toch belangrijke vragen voor een revolutionair perspektief of denkt René dat het front vanzelf wel zal groeien tegen de klippen op. Hoeveel grote bedrijven zullen niet besmet te verklaren zijn. Met hoeveel arbeid.st.ers? Is eigenlijk niet de houding van René cynisch die zich met deze vragen niet meer bezig wil houden, omdat de situatie in de Derde Wereld anders van ons eist. Moeten we dan maar iedereen die zich niet op deze manier op wil stellen afschrijven? Nederlanders dans je klompendansje maar, RaRa weet wel beter en wij hebben jullie niet meer nodig. Ik wil met deze reaktie geen kritiek leveren op de gevoerde akties, alleen op hoe ze ideologies verpakt zijn. Een verpakking van "mensen tellen niet we moeten de (imperialistiese) systemen bestrijden" ligt mij niet. An Passant
|
||